ECLI:NL:RBMNE:2015:1562

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
C-16-346077 - HA ZA 13-443
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling tussen ex-samenwoners en uitleg van afspraken met betrekking tot eigendom en lasten van de woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om de financiële afwikkeling tussen twee ex-samenwoners, eiseres en gedaagde, na de beëindiging van hun relatie. De partijen hebben samengewoond in een gezamenlijke woning en hebben afspraken gemaakt over de verdeling van kosten en eigendommen. De rechtbank heeft op 18 maart 2015 vonnis gewezen in deze zaak, waarin de rechtbank de feiten en de procedure uiteenzet. De partijen hebben schriftelijke afspraken gemaakt over de verdeling van de kosten van de woning, waaronder hypotheeklasten en andere eigenaarslasten. Eiseres vordert onder andere de verdeling van de woning en betaling van een bedrag door gedaagde. Gedaagde voert verweer en stelt dat eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen. De rechtbank heeft de geschillen in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld en heeft de afspraken tussen partijen beoordeeld aan de hand van de Haviltexmaatstaf, waarbij gekeken wordt naar de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen zijn overeengekomen dat de gebruikerslasten voor rekening van eiseres komen en dat de eigenaarslasten door beide partijen worden gedeeld. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de vraag of gedaagde recht heeft op een deel van de belastingteruggaven en heeft de vorderingen van beide partijen beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank bepaald dat gedaagde een bedrag van € 132,58 aan eiseres moet betalen, evenals een maandelijkse bijdrage voor de verzekeringspremies. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/346077 / HA ZA 13-443
Vonnis van 18 maart 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F. Vos te Wijk bij Duurstede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. Y. Schrik te Nijkerk.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 augustus 2013 waarin een comparitie van partijen is bepaald,
  • de akte houdende eiswijziging van [gedaagde] van 22 mei 2014,
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 22 mei 2014,
  • de akte indienen stukken van [eiseres] van 6 augustus 2014,
  • de akte overlegging productie tevens inhoudende een eiswijziging van [gedaagde] van 6 augustus 2014,
  • de akte van [eiseres] van 17 september 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Tot 9 september 2010 hebben partijen samengewoond in de woning aan [adres] te [woonplaats], waarvan zij de gezamenlijke eigendom hebben (hierna: de woning). Op 10 september 2010 hebben partijen schriftelijke afspraken gemaakt in verband met de beëindiging van hun relatie. In deze overeenkomst is opgenomen, voor zover hier van belang:
“Hierbij verklaren [[eiseres]] en [[gedaagde]] dat zij zijn overeengekomen:
Betreffende [de woning]:
  • Dat [[eiseres]] en [[gedaagde]], ieder 50% van alle kosten van onderhoud, reparaties en noodzakelijke vervanging voor hun rekening nemen.
  • Uit de gelden voortvloeiend uit de verhuur van het bovengenoemd onroerend goed zullen [[eiseres]] en [[gedaagde]] ieder een 50% deel verkrijgen.
  • [[gedaagde]] geeft hierbij aan dat hij geen bezwaar heeft als [[eiseres]], op een later moment, besluit in [de woning] permanent wil gaan bewonen en geeft op voorhand daar zijn toestemming voor. Indien [[eiseres]] [de woning] permanent gaat bewonen, zal [[eiseres]] de betaling van de hypotheeklasten voor haar rekening nemen. Hierbij spreken [[eiseres]] en [[gedaagde]] af dat dit netto, inclusief hypotheekrenteaftrek zal zijn. Met andere woorden [[eiseres]] zal het volledige belastingvoordeel van de hypotheekaftrek verkrijgen. Tevens spreken [[eiseres]] en [[gedaagde]] af dat de kosten van het maandelijkse gas/water/licht voor rekening komen van [[eiseres]] indien zij [de woning] permanent gaat bewonen.
  • [[eiseres]] en [[gedaagde]] spreken af dat alle lasten voortkomend uit het bovengenoemd onroerend goed zoals, de opstal- en inboedelverzekering, afvalstofheffingen, waterschapsbelastingen, gemeentebelastingen e.d. zij delen met ieder een gelijk aandeel van de kosten van 50%.
(…)”
2.2.
Partijen hebben de woning verhuurd in de periode na hun uit elkaar gaan tot 1 mei 2011. Per 1 mei 2011 heeft [eiseres] de woning betrokken.
2.3.
Op 12 december 2011 hebben partijen een schriftelijk stuk ondertekend waarin is opgenomen, voor zover hier van belang:
“Hierbij verklaar ik, [[gedaagde]], aan [[eiseres]], per 1 januari maandelijks € 200,00 over te maken op [de en/of rekening].
Daarnaast verklaar ik, [[gedaagde]], voor juni 2012 het bedrag van € 562,50 betreffende Rioolheffings Belasting voldaan te hebben.
Het onderhoud, eigenaar-gerelateerde kosten en noodzakelijke reparaties aan [de woning] zal fifty-fifty bekostigd worden door de bovengenoemde partijen.
Ook inkomsten van [de woning] zal fifty-fifty verdeeld worden tussen zelfde bovengenoemde partijen.
Pas als [de woning] verkocht is zal deze overeenkomst komen te vervallen.”
2.4.
[gedaagde] is medio december 2011 naar het buitenland vertrokken.
2.5.
Partijen hebben na hun uiteengaan hun en/of rekening bij de Rabobank onder nummer [rekeningnummer] (hierna: de en/of rekening) op beider naam voortgezet. Deze rekening is sindsdien beheerd door [eiseres] die de rekening gebruikte voor de voldoening van hun gezamenlijke vaste lasten, te weten de eigenaarslasten die verbonden zijn aan de woning, de premies van de voor hen beiden of ten behoeve van de woning afgesloten verzekeringen en de kosten voor reparaties aan de woning. Beide partijen hebben bedragen op de en/of rekening gestort. [eiseres] heeft ook de door haar te dragen gebruikerslasten en hypothecaire lasten van de en/of rekening betaald.
2.6.
Vanaf mei 2013 heeft [eiseres] de betalingen ten behoeve van de woning van een andere rekening (hierna: de ING rekening) gedaan. De en/of rekening is toen, nadat het negatieve saldo van € 70,81 door [gedaagde] was aangezuiverd, opgeheven.
2.7.
Over 2012 heeft [gedaagde] nog een naheffing van de belastingdienst gekregen en voldaan.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. en II. – kort samengevat – de verdeling van de woning zal bevelen en zal bepalen dat de
hypothecaire restschuld door iedere partij voor de helft zal worden gedragen;
III. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 5.582,68, dan wel een ander in goede justitie te bepalen bedrag;
IV. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 271,77;
V. [gedaagde] zal veroordelen tot nakoming van de overeenkomsten tussen partijen van 10 september 2010 en 12 december 2011 per 1 juni 2013 door steeds voor de eerste van de maand aan eiseres te voldoen zijn premiedelen voor de overlijdensrisicoverzekering, de inboedel- en opstalverzekering en de uitvaartverzekering tot de datum van verkoop en levering van de woning aan derden.
VI. [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar vorderingen, althans tot ontzegging van haar vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert – na eiswijziging – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] zal veroordelen tot betaling van a) € 1.308,00 b) € 562,50 c) € 314,00 d) € 70,81 e) € 350,00 f) € 139,50 g) € 195,11 h) € 251,53 i) € 107,28 j) € 189,38 k) € 18,03 l) € 54,44 m) € 98,12 en n) € 3.691,00,
dan wel telkens een ander in goede justitie te bepalen bedrag en daarbij [eiseres] zal veroordelen in de kosten van de procedure.
3.5.
[eiseres] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De geschillen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De rechtbank zal de geschilpunten tussen partijen achtereenvolgens beoordelen.
de woning en de hypothecaire lening
4.2.
Ter zitting hebben partijen afspraken gemaakt over de woning en de te verwachten restschuld. Deze overeenkomst is opgenomen in het in executoriale vorm opgemaakte proces-verbaal van de zitting. Hieruit volgt dat de rechtbank geen beslissing meer hoeft te nemen over het door [eiseres] onder I. en II. gevorderde en de rechtbank ervan uit gaat dat [eiseres] in zoverre haar eis heeft verminderd.
uitleg van de afspraken tussen partijen op 10 september 2010 en 12 december 2011
4.3.
Ter zitting is door of namens partijen verklaard dat zij het erover eens zijn dat zij met hun afspraken – in ieder geval – zijn overeengekomen dat de gebruikerslasten verbonden aan de woning voor rekening van [eiseres] komen en dat partijen de eigenaarslasten die verbonden zijn aan de woning, exclusief de hypothecaire lasten, ieder bij helfte dragen.
4.4.
Partijen verschillen van mening of zij
1) met de afspraak van 10 september 2010 zijn overeengekomen dat [eiseres] recht heeft a) op de volledige voorlopige teruggaaf van de belastingdienst of b) het volledige belastingvoordeel op basis van de definitieve belastingaanslag of c) een deel daarvan en
2) of de afspraak van 12 december 2011, inhoudende dat [gedaagde] maandelijks aan [eiseres] € 200,00 zal betalen, in de plaats komt voor deze afspraak of dat dit een aanvullende afspraak is.
4.5.
[eiseres] beroept zich op het bestaan van de afspraak dat [gedaagde] vanaf 1 januari 2012 maandelijks € 200,00 op de en/of rekening zal betalen
naastde storting van de volledige voorlopige belastingteruggaven.
[gedaagde] betwist deze uitleg en stelt dat partijen hebben bedoeld om ten aanzien van de hypotheekrenteaftrek in plaats van een gelijkelijke verdeling van het fiscaal voordeel een verdeelsleutel overeen te komen van 70% van het voordeel voor [eiseres] en 30% van het voordeel voor [gedaagde] op basis van de definitieve aanslag. Volgens hem hebben partijen bij de overeenkomst van december 2011 vervolgens afgesproken dat hij maandelijks € 200,00 zou betalen
in plaats vande maandelijkse voorlopige belastingteruggaaf van gemiddeld € 246,00.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat het bij de uitleg van een overeenkomst aankomt op hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en over en weer redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden (de zogenaamde Haviltexmaatstaf). Daarbij komt het aan op alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. De omstandigheden die door [gedaagde] voor zijn uitleg zijn aangedragen in zijn schrijven dat als productie 11 bij de akte van 6 augustus 2014 is ingediend, weegt de rechtbank niet mee voor zover deze niet ook in de stellingen in de akte zelf zijn vervat.
4.7.
Eén van de omstandigheden die van belang zijn is de tekst van de overeenkomst. Ten aanzien van het belastingvoordeel staat daarin dat indien [eiseres] de woning zal gaan bewonen, zij de
nettohypotheeklasten voor haar rekening zal nemen, inclusief de hypotheekrenteaftrek. Ter verduidelijking is daaraan toegevoegd dat zij het volledige belastingvoordeel van de hypotheekrenteaftrek zal verkrijgen. Een andere omstandigheid, zoals [eiseres] stelt, is dat partijen vanaf mei 2011 maandelijks ieder hun voorlopige teruggaaf van de belastingdienst hebben gestort op de en/of rekening vanaf welke rekening de bruto hypotheeklasten (en andere lasten, waaronder de nutsvoorzieningen) door [eiseres] werden voldaan. Dat dit inderdaad zo is blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde rekeningafschriften. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanknopingspunten voor de door [eiseres] voorgestane uitleg van de overeenkomst van 10 september 2010, inhoudende dat aan haar de volledige hypotheekrenteaftrek zou toekomen en niet slechts 70% daarvan zoals [gedaagde] stelt. De berekening van de boekhouder waarnaar [gedaagde] verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt, maakt dat niet anders. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt namelijk niet in te zien dat de door de boekhouder gehanteerde verdeelsleutel van 70% / 30% voortkomt uit de door partijen gemaakte afspraak.
Dan ligt nog de vraag voor wat partijen voor ogen stond in het geval het bedrag van de voorlopige teruggaaf aan [gedaagde] hoger zou blijken dan het belastingvoordeel zoals vastgesteld in de definitieve aanslag en voorts, of daarvan alleen dat gedeelte aan [eiseres] toekomt dat verband houdt met de hypotheekrenteaftrek. In zijn akte van 6 augustus 2014, stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat alleen dat laatstgenoemde deel aan [eiseres] toekomt. In zijn visie dient [eiseres] het verschil met de voorlopige teruggaven die op de en/of rekening zijn gestort, aan hem terug te betalen. [eiseres] heeft aangevoerd dat dit standpunt van [gedaagde] in strijd is met de afspraken tussen partijen.
Nu kan worden aangenomen dat partijen hebben beoogd om het volledige belastingvoordeel van de hypotheekrenteaftrek aan [eiseres] te doen toekomen, ligt het in de rede dat het daarbij gaat om het uiteindelijke fiscale voordeel en niet om de door de belastingdienst uitgekeerde voorlopige teruggaven. Het deel dat aan de belastingdienst moet worden terugbetaald, kan immers niet tot voordeel van [eiseres] strekken. Ook ligt in de afspraak van partijen besloten dat zij (doen) berekenen wat het uiteindelijke voordeel is dat kan worden toegeschreven aan de hypotheekrenteaftrek en niet aan andere aftrekposten.
4.8.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of partijen hebben bedoeld om de overeenkomst van 12 december 2011 in de plaats te stellen van de overeenkomst van 10 september 2010. [eiseres] heeft voor haar standpunt, dat het bedrag van € 200,00 bedoeld is als aanvulling op de door de belastingdienst uitgekeerde bedragen, aangevoerd dat zij de hypothecaire lasten niet langer kon voldoen en dat [gedaagde] haar al eerder financieel tegemoet was gekomen en al vóór december 2011 € 200,00 per maand overmaakte naar de en/of rekening. In dit verband overweegt de rechtbank dat uit de door [gedaagde] overgelegde rekeningafschriften blijkt dat [gedaagde] vanaf mei 2011 diverse bedragen naar de en/of rekening heeft overgemaakt, te weten:
€ 300,00 op 25 mei 2011, zonder vermelding
€ 300,00 op 11 augustus 2011, zonder vermelding
€ 400,00 op 17 oktober 2011, zonder vermelding
€ 400,00 op 19 december 2011, onder de vermelding “
moest november nog betalen en december natuurlijk
€ 380,00 op 17 januari 2012, onder de vermelding “
centjes voor hypotheek en belasting
€ 357,00 op 7 maart 2012, onder de vermelding “
januari een beetje laat sorry
€ 480,00 op 5 april 2012, zonder vermelding
€ 400,00 op 22 juni 2012, zonder vermelding
€ 72,25 op 1 augustus 2012, zonder vermelding
€ 135,68 op 23 augustus 2012, zonder vermelding
€ 63,90 op 7 september 2012, zonder vermelding.
Dat [gedaagde] naast de stortingen door de belastingdienst van de aan hem toekomende teruggaven al vóór januari 2012 een aanvullend bedrag stortte dat blijkens de omschrijving bij de transactie van 19 december 2011 bedoeld lijkt als een bijdrage van € 200,00 per maand, biedt steun voor het standpunt van [eiseres] dat de op schrift gestelde afspraak niet zag op het voldoen van dit maandelijkse bedrag in plaats van de storting van het fiscale voordeel maar dat dit daarnaast werd betaald op de en/of rekening ten behoeve van [eiseres] en dat het vertrek van [gedaagde] naar het buitenland de aanleiding was om dat vast te leggen. [gedaagde] heeft zijn stelling, namelijk dat zijn recht op voorlopige belastingteruggaven zou komen te vervallen door zijn vertrek naar het buitenland, onvoldoende uitgewerkt. Hij heeft niet onderbouwd dat hij niet langer aan zijn Nederlandse belastingplicht bleef voldoen. Gebleken is dat de belastingdienst de teruggaven bleef storten. Dat er een naheffing is gevolgd, doet daaraan niet af omdat dit immers aan andere factoren kan liggen dan zijn verblijf in het buitenland. [gedaagde] heeft voor de door hem voorgestane uitleg een beroep gedaan op een e-mailbericht van [eiseres] van 4 maart 2012 (productie 5 bij de conclusie van antwoord) waarin [eiseres] benoemt dat zij zware financiële lasten heeft nu zij als enige de woning bewoont en waarin zij schrijft “
En financieel kan ik dit niet alleen met € 200,00 support”. De rechtbank overweegt dat hieruit niet (zonder meer) blijkt dat [eiseres] alleen € 200,00 zou ontvangen, omdat “support” ook kan verwijzen naar een bijdrage
naasthet belastingvoordeel. Dat in beide overeenkomsten een regeling wordt getroffen met betrekking tot de vaste lasten van de gezamenlijke woning, zoals [gedaagde] voorts heeft betoogd, kan evenmin worden gezien als kenmerkend voor een vervangende – in plaats van aanvullende – afspraak.
4.9.
Op grond van het voorgaande overweegt de rechtbank dat partijen hebben afgesproken dat:
1) zij de vaste eigenaarslasten – met uitzondering van de hypothecaire lasten – die verbonden zijn aan de woning ieder voor de helft zullen dragen evenals de premies voor de verzekeringen ten behoeve van hen beiden
2) de en/of rekening wordt gebruikt door [eiseres] voor het voldoen van deze lasten 3) [gedaagde] maandelijks een bedrag van € 200,00 op de en/of rekening zal storten als tegemoetkoming in de hypothecaire lasten die [eiseres] moet dragen
4) [gedaagde] ook de hem toekomende voorlopige teruggaven op de en/of rekening zal storten
5) [eiseres] van de voorlopige teruggaven het volledige, definitieve, belastingvoordeel van de hypotheekrenteaftrek zal toekomen
6) de gebruikerslasten en de hypothecaire lasten verder volledig voor rekening van [eiseres] zullen komen.
4.10.
Partijen hebben er kennelijk niet aan gedacht om periodiek te berekenen of zij ieder voldoende middelen op de en/of rekening stortten om daarmee de eigenaarslasten in gelijke mate te kunnen dragen en om af te spreken hoe zij zouden omgaan met het verschil tussen de omvang van de ontvangen belastingteruggaven en het definitieve belastingvoordeel vanwege de hypotheekrenteaftrek. Nu de en/of rekening niet alleen is gebruikt voor de gezamenlijke lasten die partijen ieder voor de helft dienen te dragen, maar ook voor de gebruikers- en hypothecaire lasten die [eiseres] als enige diende te dragen en partijen ook nog af en toe privéuitgaven van de en/of rekening hebben gedaan, is het na verloop van tijd niet eenvoudig te doorzien of [eiseres] nog een vordering op [gedaagde] heeft omdat hij tot nu toe te weinig zou hebben bijgedragen of dat [gedaagde] juist meer dan zijn deel heeft bijgedragen en dat [eiseres] met het teveel betaalde ongerechtvaardigd is verrijkt omdat zij zich dit teveel betaalde heeft toegeëigend of daarvan betalingen voor het gebruik van de woning heeft gedaan waartoe alleen zij verplicht was.
4.11.
Na de comparitie heeft iedere partij een berekening gemaakt van wat de wederpartij aan haar of hem verschuldigd zou zijn, aan de hand van het ter zitting gegeven voorlopig oordeel over de inhoud van de afspraken tussen partijen (inhoudende dat de betalingen door [gedaagde] van € 200,00 per maand niet in de plaats van de toekenning door [gedaagde] van zijn belastingteruggaaf aan [eiseres] kwamen maar in aanvulling daarop). Aangezien ter zitting het aspect van het verschil tussen de omvang van de voorlopige belastingteruggaven aan [gedaagde] zoals die op de en/of rekening werden gestort en het uiteindelijke belastingvoordeel vanwege de hypotheekrenteaftrek onderbelicht is gebleven, is daar geen voorlopig oordeel over gegeven. Partijen hebben door hun verschil van mening over dit punt en nog enkele andere punten geen overeenstemming over een verrekening kunnen bereiken.
De rechtbank zal de beide berekeningen en de geschilpunten tussen partijen beoordelen in het licht van de hiervoor weergegeven uitgangspunten 1 tot en met 6, zodat kan worden vastgesteld of één van partijen een vordering heeft op de ander. De rechtbank zal daarbij nagaan wat de totale gezamenlijke lasten van partijen waren (zie hierna onder 4.29.) en welk bedrag [gedaagde] daarvan heeft voldaan (zie hierna onder 4.30.). De betalingen die door [eiseres] van de en/of rekening zijn gedaan, zullen worden aangemerkt als (alleen) door haar gedaan en niet als door [gedaagde] of partijen gezamenlijk gedane betalingen.
4.12.
Beide partijen zijn het erover eens dat het saldo op de en/of rekening eind april 2011 (het begin van de periode waarover de berekeningen zijn gemaakt) € 390,21 bedroeg en dat aan ieder van hen de helft, € 190,21, toekomt. Aangezien het volledige saldo van € 390,21 aan [eiseres] is toegekomen, is zij aan [gedaagde] € 190,21 verschuldigd.
4.13.
Ook zijn beide partijen het erover eens dat bij naleving van de afspraak dat [gedaagde] per 1 januari 2012 maandelijks € 200,00 betaalt, [gedaagde] over de gehele periode tot en met juni 2014 € 6.000,00 had moeten betalen waarvan hij € 1.617,00 heeft voldaan, zodat hij op grond van deze afspraak nog € 4.383,00 verschuldigd is aan [eiseres]. Evenmin is in geschil dat de opnamen door [gedaagde] van in totaal € 271,00 door zijn betalingen van € 72,25 op 1 augustus 2012, € 135,68 op 23 augustus 2012 en € 63,90 op 7 september 2012 (zie 4.8.) zijn gecompenseerd. Dit is ter zitting ook erkend door [eiseres]. Dat betekent dat de vordering van [eiseres] onder IV zal worden afgewezen.
belastingvoordeel
4.14.
Op grond van de afspraak tussen partijen heeft [eiseres] geen recht op de (volledige) voorlopige belastingteruggaaf die voor [gedaagde] door de belastingdienst op de en/of rekening is gestort, maar alleen op dat gedeelte dat verband houdt met de door [gedaagde] opgevoerde hypotheekrenteaftrek. [eiseres] heeft niet bestreden dat het verschil tussen de voorlopige teruggaven en het definitieve belastingvoordeel in 2011 € 1.086,00 bedroeg (€ 2.974,00 - € 1.888,00), in 2012 € 2.114,00 (€ 2.953,00 - € 839,00) en in 2013 € 491,00 (€ 960,00 – € 469,00) zodat [eiseres] € 3.691,00 teveel van [gedaagde] heeft ontvangen.
gemeentelijke belastingen
4.15.
Uit de overzichten van partijen blijkt dat de gemeentelijke belastingen die in 2011 van de en/of rekening zijn betaald tot een bedrag van € 808,37 voor partijen gezamenlijk kwamen (en dat daarnaast een bedrag van € 13,51, gebruikerslasten, alleen voor rekening van [eiseres] kwam). De berekeningen over de daaropvolgende jaren lopen enigszins uiteen.
Uit het overzicht van [gedaagde] volgt dat voor de voldoening van de gemeentelijke belastingen over 2012 € 1.177,58 is betaald van de en/of rekening en dat hiervan € 943,38 voor partijen gezamenlijk komt (en € 234,00 alleen voor rekening van [eiseres] als gebruiker). [eiseres] is uitgegaan van een bedrag van € 1.054,84 voor partijen gezamenlijk dat is betaald van de en/of rekening, maar heeft in haar akte van 17 september 2014 niet meer gereageerd op de door [gedaagde] genoemde bedragen, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de door [gedaagde] genoemde gegevens.
In 2013 is blijkens het overzicht van [gedaagde] een totaalbedrag van € 199,68 van de en/of rekening voldaan voor de gemeentelijke belastingen en een bedrag van € 448,65 is betaald door [gedaagde] (niet via de en/of rekening). Uit het overzicht blijkt dat het gebruikersdeel – dat alleen voor rekening van [eiseres] komt – in dat jaar € 254,09 bedroeg, zodat partijen gezamenlijk € 394,24 (€ 199,68 + € 448,65 - € 254,09) moesten betalen. [eiseres] is in haar overzicht bij akte van 6 augustus 2014 uitgegaan van een bedrag van € 665,61 voor rekening van partijen gezamenlijk dat volledig is voldaan door [gedaagde]. In haar laatste akte heeft [eiseres] betwist dat [gedaagde] een deel van de gemeentelijke belastingen voor 2013 heeft voldaan omdat er geen bewijsstukken van de betaling zijn. Zij verwijst naar haar ter zitting ingenomen standpunt, waarin ze heeft aangegeven dat het referentienummer op de betaling niet correspondeert met de aanslag. Ook zou het adres niet kloppen. De rechtbank overweegt dat het aanslagnummer [aanslagnummer] zoals vermeld op het aanslagbiljet van 28 februari 2013 correspondeert met het als betalingskenmerk opgegeven aanslagnummer. Op het aanslagbiljet staat het adres van de woning van partijen (aan [adres]) vermeld, zodat het betoog van [eiseres] wordt verworpen.
Uit het overzicht van [gedaagde] blijkt dat in 2014 door [gedaagde] een bedrag van € 378,75 aan gemeentelijke belastingen is betaald dat door partijen gezamenlijk gedragen moet worden. In de berekening van [eiseres] komen geen gemeentelijke belastingen voor 2014 voor. [eiseres] heeft weliswaar betwist dat [gedaagde] deze belastingen heeft betaald, maar de rechtbank passeert dit verweer omdat zij dit onvoldoende acht. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat er door de gemeente opgelegde belastingen betaald dienen te worden en het had op de weg van [eiseres] gelegen te stellen hoe dan in de betaling daarvan is voorzien.
Dat betekent dat de gemeentelijke belastingen die door beide partijen gezamenlijk moesten worden betaald over de periode van 20 april 2011 tot en met juni 2014 optellen tot een bedrag van € 2.524,74 (€ 808,37 + € 943,38 + € 394,24 + € 378,75) en dat [gedaagde] daarvan een bedrag van € 827,40 (€ 448,65 + € 378,75) heeft voldaan.
heffingen van het hoogheemraadschap en betaling aan Vitens
4.16.
Ook hier zal de rechtbank de berekening van [gedaagde] aanhouden voor zover deze niet door [eiseres] in haar akte van 17 september 2014 is betwist.
In 2011 is een bedrag van € 269,52 van de en/of rekening betaald, waarvan € 257,57 voor rekening van beide partijen kwam (en € 11,59 alleen voor rekening van [eiseres] als gebruiker).
In 2012 is een bedrag van € 255,86 van de en/of rekening voor deze heffingen betaald, waarvan € 135,44 voor rekening van beide partijen komt (en € 120,42 alleen voor [eiseres] als gebruiker).
In 2013 is volgens het overzicht van [gedaagde] in totaal betaald € 176,24 waarvan een bedrag van € 70,09 voor rekening van beide partijen komt (en een bedrag van € 106,14 alleen voor [eiseres] als gebruiker). [gedaagde] heeft volgens dit overzicht € 98,12 betaald daarvan, [eiseres] heeft hiervan € 47,87 betaald en € 29,04 is betaald van de en/of rekening.
In 2014 is (tot 11 juli) volgens het overzicht van [gedaagde] een bedrag van € 10,83 betaald door [gedaagde] dat voor rekening van beide partijen kwam. [eiseres] heeft betwist dat [gedaagde] deze betalingen heeft voldaan omdat er geen betalingsbewijzen van zijn overgelegd. De rechtbank gaat aan dit argument voorbij omdat zij de betwisting te algemeen acht, gegeven het feit dat dit lasten zijn die nu eenmaal verbonden zijn aan een eigen woning en van [eiseres] verwacht mocht worden aan te geven hoe en door wie deze dan worden betaald.
Op 29 april 2011 is een bedrag van € 16,16 aan Vitens betaald van de en/of rekening. Dit bedrag moet door beide partijen gedragen worden aangezien het nog valt in de periode waarin partijen hun woning hadden verhuurd.
Dat betekent dat partijen gezamenlijk een totaalbedrag van € 490,09 (€ 257,57 + € 135,44 + € 70,09 + € 10,83 + € 16,16) verschuldigd waren aan het hoogheemraadschap en Vitens en dat [gedaagde] daarvan een bedrag van € 108,95 (€ 98,12 + € 10,83) heeft voldaan.
verzekeringspremies
4.17.
Partijen hebben ieder een overlijdensrisicoverzekering afgesloten bij Florius. De premie daarvan bedraagt voor [eiseres] € 14,36 per maand en voor [gedaagde] € 11,70 per maand. In zijn berekening gaat [gedaagde] ervan uit dat iedere partij zijn eigen premielasten draagt. [eiseres] heeft daartegen geen bezwaar gemaakt in haar akte van 17 september 2014, zodat de rechtbank daar ook vanuit zal gaan. Uit het overzicht van [gedaagde] blijkt dat van de en/of rekening de door [gedaagde] te betalen premies vanaf mei 2011 tot en met mei 2013 zijn voldaan ten bedrage van in totaal € 292,50.
4.18.
De premies voor het verzekeringspakket dat partijen bij Voogd en Voogd Verzekeringen hebben afgesloten en die door beiden gedragen dienen te worden, bedroegen € 1.264,09. Daarvan is een bedrag van € 1.044,23 voldaan van de en/of rekening, € 108,88 is door [gedaagde] betaald en € 110,98 door [eiseres].
4.19.
Partijen hebben samen een begrafenisverzekering bij Dela afgesloten waarvan de gezamenlijk te betalen premies van in totaal € 235,26 zijn betaald door overboeking van de en/of rekening.
4.20.
Iedere partij heeft sinds medio 2013 een opstalverzekering ten behoeve van de woning afgesloten. Kennelijk hebben partijen hier geen overleg over gehad en ze betwisten over en weer de noodzaak van de door de ander afgesloten verzekering. Aangezien dit strikt genomen wel lasten zijn die verbonden zijn aan de eigendom van de woning (ook al hadden deze lasten lager kunnen zijn), zal de rechtbank ze wel meenemen in de berekening. [eiseres] heeft in totaal een bedrag van € 246,48 betaald en [gedaagde] in totaal een bedrag van € 214,56. Het totaalbedrag voor deze opstalverzekeringen is € 461,04.
Dat betekent dat het totaalbedrag dat partijen samen aan premies verschuldigd waren tot en met juni 2014 komt op € 1.960,39 (€ 1.264,09 + € 235,26 + € 461,04). Daarvan is € 323,44 (€ 108,88 + € 14,56) door [gedaagde] betaald. Daarnaast is ten behoeve van [gedaagde] tot en met juni 2014 een bedrag van € 292,50 van de en/of rekening voldaan.
overige posten
4.21.
[eiseres] heeft reparaties aan de woning laten verrichten waarvan de kosten door partijen gezamenlijk gedragen dienen te worden. Zij heeft in totaal € 414,40 (loodgieter € 87,40 en verwarmingsketel € 327,00) betaald.
4.22.
In juli 2011 is een bedrag van € 1.125,00 op de en/of rekening gestort, te weten een door huurders verschuldigde borgsom. [gedaagde] stelt dat hij recht heeft op de helft van dit bedrag. Door [eiseres] is al ter zitting aangevoerd dat de huurders schade aan de woning hebben toegebracht en dat zij de borgsom heeft aangewend om de schade te herstellen. [gedaagde] is hier niet meer op ingegaan, zodat daarmee is komen vast te staan dat het bedrag daarvoor is gebruikt en dit niet meer tussen partijen verrekend dient te worden.
4.23.
In het overzicht van [gedaagde] is een bedrag van € 279,00 verwerkt dat is gestort op de en/of rekening uit hoofde van een huurovereenkomst. [gedaagde] maakt aanspraak op de helft van deze huurpenningen. Dat is niet door [eiseres] bestreden, zodat de rechtbank € 139,50 zal toekennen aan [gedaagde].
4.24.
Ook is in het overzicht van [gedaagde] een bedrag van € 213,00 opgenomen dat door partijen (als verhuurder) aan Eneco is betaald van de en/of rekening en dat volgens [gedaagde] door beide partijen gedragen dient te worden. Dit heeft [eiseres] niet bestreden, zodat de rechtbank dit standpunt zal volgen.
4.25.
In het overzicht van [gedaagde] zijn voorts de rentebedragen en de kosten voor de en/of rekening die door de bank in rekening zijn gebracht opgenomen van in totaal € 70,14. [gedaagde] gaat ervan uit dat deze kosten door beide partijen gedragen dienen te worden. [eiseres] heeft dit niet bestreden, zodat de rechtbank ook dit standpunt zal volgen.
4.26.
In 2012 is een bedrag van € 628,00 aan zorgtoeslag ten behoeve van beide partijen ontvangen op de en/of rekening. Iedere partij is gerechtigd tot de helft van dit bedrag zodat de rechtbank het bedrag van € 314,00 aan [gedaagde] zal toekennen.
4.27.
In juni 2013 heeft [gedaagde] een bedrag van € 350,00 betaald aan de ING bank ten behoeve van de door [eiseres] te dragen hypothecaire lasten. Dit bedrag dient [eiseres] aan [gedaagde] te vergoeden.
4.28.
Op 3 juni 2014 heeft [gedaagde] de debetstand van € 70,81 op de en/of rekening aangezuiverd. Hij stelt zich op het standpunt dat [eiseres] dit volledige bedrag aan hem dient te vergoeden. In haar berekening gaat [eiseres] ervan uit dat zij ieder de helft van deze schuld dienen te dragen. Aangezien de en/of rekening ten behoeve van beide partijen is gebruikt en de debatstand zodoende niet uitsluitend door één van partijen is veroorzaakt, ziet de rechtbank daarin aanleiding het standpunt van [eiseres] te volgen.
resumé
4.29.
Partijen dienen de volgende lasten gezamenlijk te dragen:
Gemeentelijke belastingen : € 2.524,74
Heffingen hoogheemraadschap en Vitens : € 490,09
Verzekeringspremies : € 1.960,39
Reparaties : € 414,40
Diverse (€ 213,00 + € 70,14 + € 70,81) :
€ 353,95
Subtotaal : € 5.743,57
Per persoon : € 2.871,79
4.30.
[gedaagde] heeft daarvan inmiddels rechtstreeks aan de desbetreffende schuldeisers een bedrag betaald van € 1.330,60 (€ 827,40 + € 108,95 + € 323,44 + € 70,81). In 2011 heeft hij in totaal een bedrag van € 1.400,00 op de en/of rekening gestort (zie 4.8.). [eiseres] heeft niet gesteld vanaf welk moment [gedaagde] haar met € 200,00 per maand ondersteunde bij de voldoening van de hypothecaire lasten. In de berekening van [gedaagde] wordt ervan uitgegaan dat de betaling van in totaal € 1.400,00 in 2011 moet worden aangemerkt als een bijdrage in de vaste eigenaarslasten (anders dan de hypothecaire lasten). In haar akte van 17 september 2014 heeft [eiseres] dit niet bestreden. De rechtbank zal, om niet buiten het partijdebat te treden, de stortingen op de en/of rekening door [gedaagde] daarom aanmerken als een bijdrage in de vaste eigenaarslasten (exclusief de hypothecaire lasten). De bijdrage van [gedaagde] is dan in totaal € 2.730,00. Dat betekent dat hij tot en met juni 2014 nog een bedrag van € 141,79 aan [eiseres] dient te betalen als bijdrage in de gezamenlijke kosten.
Voorts dient hij nog te betalen € 4.383,00 (resterende € 200,00 per maand ) en € 292,50 (premie voor de levensverzekering), zodat hij in totaal aan [eiseres] € 4.817,29
verschuldigd is (berekend tot en met juni 2014).
Overigens is [gedaagde] op grond van de gemaakte afspraak gehouden ook over de periode vanaf 1 juli 2014 € 200,00 per maand te voldoen. Tot en met heden is dat een bedrag van € 1.800,00 (9 x € 200,00). Aangezien het petitum met betrekking tot deze afspraak niet strekt tot een veroordeling tot betaling over een langere termijn dan tot en met juni 2013, de akte van [eiseres] van 6 september 2014 vervolgens gebaseerd is op een berekening over een periode tot en met juni 2014 (hetgeen de rechtbank aanmerkt als een eisvermeerdering), kan de rechtbank niet meer toewijzen dan de door [eiseres] gevorderde betalingen over de periode van 1 januari 2012 tot en met juni 2014. Ook zijn partijen na juni 2014 nog immer over en weer gehouden de helft van de aan de woning verbonden eigenaarslasten (exclusief de hypotheeklasten) te dragen en elkaar te vergoeden voor zover de ander meer dan zijn of haar deel heeft voldaan. Ten aanzien van de verzekeringspremies verwijst de rechtbank naar 4.33.
4.31.
[eiseres] is aan [gedaagde] tot en met juni 2014 nog verschuldigd
€ 3.691,00 (verrekening belastingvoordeel)
€ 190,21 (verrekening saldo en/of rekening eind april 2011)
€ 139,50 (huurpenningen)
€ 314,00 (zorgtoeslag)
€ 350,00(1 maand hypotheektermijn)
€ 4.684,71 totaal.
4.32.
Per saldo dient [gedaagde] aan [eiseres] € 132,58 (€ 4.817,29 - € 4.684,71) te betalen op grond van de tussen partijen gemaakte afspraken. De vordering van [eiseres] onder III zal in zoverre worden toegewezen.
Hieruit volgt dat de vorderingen van [gedaagde] tot betaling van diverse bedragen door [eiseres] aan hem, zullen worden afgewezen.
4.33.
Het door [eiseres] onder IV gevorderde, inhoudende dat [gedaagde] veroordeeld dient te worden tot betaling van de helft van de premies voor de ten behoeve van (de woning van) partijen afgesloten verzekeringen bij Voogd en Voogd Verzekeringen (inboedel- en de opstalverzekering), SNS (inboedel- en de opstalverzekering) en Dela (uitvaartverzekering) tot de datum van de verkoop en levering van de woning zal worden toegewezen tot en met heden voor zover deze premies door [eiseres] zijn betaald. Ten aanzien van de premies voor de voor [gedaagde] afgesloten levensverzekering bij Florius geldt dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van de volledige premies vanaf 1 juli 2014 tot en met heden voor zover deze premies door [eiseres] zijn voldaan. Hoewel de eis van [eiseres] ook ziet op betaling door [gedaagde] van (zijn deel van) de premies vanaf 1 juli 2014, kan de rechtbank geen berekening maken over het door [gedaagde] verschuldigde bedrag vanaf deze datum tot en met heden omdat [eiseres] niet gesteld heeft dat zij in deze periode dat deel voor [gedaagde] heeft voldaan (en wat daarvan de omvang is). Er is geen grond voor de toewijzing van de toekomstige termijnen, aangezien deze nog niet opeisbaar zijn.
4.34.
Omdat partijen levenspartners van elkaar zijn geweest, zal de rechtbank de proceskosten compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 132,58,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] vanaf 1 juli 2014 tot en met heden maandelijks te voldoen de helft van de door [eiseres] betaalde premies voor de ten behoeve van (de woning van) partijen afgesloten verzekeringen bij Voogd en Voogd Verzekeringen, Dela en SNS (Opstal en inboedelverzekering),
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] vanaf 1 juli 2014 tot en met heden maandelijks te voldoen de door [eiseres] betaalde premies voor de voor [gedaagde] afgesloten levensverzekering bij Florius,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2015. [1]

Voetnoten

1.type: HP