Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde mr. P.A.J. Raaijmaakers,
1.[gedaagde sub 1] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],2.[gedaagde sub 2],in hoedanigheid van vereffenaar van [gedaagde sub 1],gevestigd te [vestigingsplaats],gedaagden in conventie,eiseressen in reconventie,eerst als gemachtigde, vervolgens als bestuurder [A],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van (voorwaardelijke) eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in (voorwaardelijke) reconventie
- akte weerlegging vordering niet ontvankelijkheid tevens conclusie van dupliek in (voorwaardelijke) reconventie.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
“iets legaals is te realiseren dat niet tegen de haren van de Orde instrijkt maar wel past in de plannen”.[A] reageert daarop per gelijke datum door aan te geven dat het patronaat volgens de Deken niet tot goedkeuring zal leiden en dat de enige mogelijkheid een dienstverband zou moeten zijn. Tegelijkertijd geeft [A] aan dat een arbeidsovereenkomst een
“no-go”situatie is. Desondanks komen partijen op 25 januari 2011 een arbeidsovereenkomst overeen, die bij de aanvraag van [eiseres] en [A] tot het hervatten van de stage en het patronaat is overgelegd aan de Deken. De Raad verleend op basis daarvan haar toestemming. Uit niets is gebleken dat partijen de overeenkomst van 20 december 2010 teniet hebben gedaan, sterker nog die overeenkomst is in stand gelaten. Gedurende de daarop volgende maanden vinden geen salarisbetalingen aan [eiseres] plaats. Niet is gebleken dat [eiseres] aan [A] op enig moment betaling van het salaris heeft gevorderd. Dat van een reëele arbeidsovereenkomst geen sprake is wordt nog eens bevestigd door de tegenstrijdige stellingen van [A]. In onderhavige procedure vordert [A] immers verrekening van de omzet op grond van het feit dat [eiseres] voor eigen rekening en risico werkzaamheden heeft verricht overeenkomstig de koopovereenkomst(en), terwijl [A] in een mail bericht van 11 september 2011 nog uitdrukkelijk stelt dat “
[eiseres] niet werkt voor eigen rekening en zij met behoud van UWV uitkering werkzaamheden verricht”.
“Kort gezegd: [eiseres] heeft met ingang van de ommekomst van haar advocatenstage de advocatenpraktijk van [gedaagde sub 1] gekocht. De betaling van deze koop vindt plaats door middel van betaling van een geldbedrag na overdracht van de praktijk (vermoedelijk 1 januari 2012) en door middel van afstand van haar huidige salarisrechten”.De door partijen gekozen constructie is gekunsteld en in strijd met de feitelijke situatie. Zo is de koopprijs voor een bedrag van € 25.000,-- al betaald op 21 december 2010 op basis van de koopovereenkomst van 20 december 2010. De afstand van de loonbetalingsverplichting middels een toekomstige verrekening met het restant van de koopprijs onder vrijwaring van afdrachten van loonbelasting en sociale premies is ook nog eens in strijd met de wet (art 7:617 BW). Aangenomen moet worden dat tussen partijen voorafgaand aan de brief van [A] van 13 juli 2013 aan de Deken intensief overleg heeft plaatsgevonden over de wijze hoe en op welke wijze de Deken zou moeten worden tegemoet getreden. Partijen laten zich daarover evenwel niet uit. Dit stilzwijgen voedt de stelling van [eiseres] dat de koopovereenkomst gedagtekend 29 maart 2011 is geantedateerd. De kantonrechter neemt op grond van het boven gestelde aan dat de “tweede” koopovereenkomst tot stand is gekomen als gevolg van de gerezen problemen met de Deken en uitsluitend tot stand is gekomen om de zaak te repareren en alsnog in goede banen te leiden. De kantonrechter neemt de conclusies van het Hof van Discipline van 6 september 2013 over.
en[gedaagde sub 1] gehouden is de vorderingen van [eiseres] te voldoen een verklaring voor recht dat [eiseres] voor eigen rekening heeft gefunctioneerd en niet gehouden is enig bedrag te voldoen aan [eiseres], althans dat alsdan de omzet welke [eiseres] heeft ontvangen dient te worden verrekend. Nu de vorderingen tot schadevergoeding en tot betaling van loon in conventie zullen worden afgewezen is de voorwaardelijke omstandigheid niet ingetreden zodat de vordering op die grond moet worden afgewezen.