5.3.Voor zover eiseres heeft betoogd dat het college ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom onderhavige detailhandel niet zou passen in de toekomstvisie voor het gebied oordeelt de rechtbank dat ook deze beroepsgrond geen doel treft. Het college is niet gebonden aan de toekomstvisie en is niet gehouden ontheffingsverzoeken te honoreren om de enkele reden dat zij passen in een mogelijke toekomstige ontwikkeling.
6. Tot slot doet eiseres in de zienswijze een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Indien het andere bedrijven is toegestaan om dagelijkse en niet-dagelijkse detailhandel te bedrijven, ziet eiseres niet in waarom het haar niet wordt toegestaan. Omdat een deugdelijke onderbouwing van de gestelde schending van het gelijkheidsbeginsel mist, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat dit beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt.
7. Hetgeen eiseres in haar zienswijze aanvoert, slaagt niet. Eiseres heeft in haar zienswijze niet betwist dat de Beleidsnota en de Detailhandelsvisie het huidige beleid van verweerder weergeven dat verweerder hanteert bij de invulling van zijn bevoegdheid om ontheffing te verlenen. Eiseres voldoet niet aan de in dat beleid gestelde eisen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn ook geen bijzondere omstandigheden gebleken op grond waarvan verweerder desondanks ontheffing had moeten verlenen.
Eiseres heeft de door haar gestelde dreigende bedrijfssluiting niet onderbouwd. Dat eiseres sinds 2008 gevestigd is op het perceel en sindsdien deze activiteiten ontplooit is een omstandigheid die voor haar rekening en risico komt. De conclusie van het voorgaande is dat het college redelijkerwijs heeft kunnen besluiten geen gebruik te maken van de bevoegdheid ontheffing te verlenen.
8. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep tegen het besluit op bezwaar van het college (weigering ontheffing) gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor wat betreft het onderdeel dat ziet op de weigering van de ontheffing. Nu verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor zover dat wordt vernietigd in stand.
9. Aangezien het college terecht heeft geconcludeerd dat de growshopactiviteiten van eiseres in strijd zijn met het bestemmingsplan en de weigering ontheffing inmiddels inzichtelijk en deugdelijk is gemotiveerd, heeft de burgemeester de exploitatievergunning terecht op grond van artikel 2:32, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Almere 2011 (APV) geweigerd. Het beroep tegen het besluit op bezwaar van de burgemeester (weigering exploitatievergunning) is daarom ongegrond.
10. Omdat de rechtbank het beroep tegen het besluit op bezwaar van het college gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.217,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).