ECLI:NL:RBMNE:2015:149

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2015
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
382511 / HA RK 14-281
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaak

Op 9 januari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen in een wrakingszaak. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker tegen mr. M.P. Bos, die als rechter betrokken was bij de behandeling van een beroep tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank. De verzoeker stelde dat de rechter onzorgvuldig had gehandeld door een adreswijziging niet op te merken, waardoor hij een uitnodiging voor de zitting niet had ontvangen. Dit leidde tot verwarring en onrust. Tijdens de zitting op 7 november 2014 was de uitnodiging op een 'achterbakse wijze' aan verzoeker overhandigd, wat volgens hem de schijn van partijdigheid wekte. De rechter, mr. M.P. Bos, heeft het wrakingsverzoek afgewezen en stelde dat de gestelde feiten geen aanwijzingen voor partijdigheid opleverden. De rechtbank oordeelde dat de onzorgvuldigheid van het versturen van de uitnodiging niet gelijkstond aan vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat elke zaak afzonderlijk wordt beoordeeld en dat de eerdere uitspraak in de zaak van de partner van verzoeker geen grond voor wraking vormde. Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en de rechtbank concludeerde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter niet onpartijdig zou zijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zaaknummer / rekestnummer: 382511 / HA RK 14-281
Beslissing van 9 januari 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken, zittinghoudende te Lelystad
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker tot wraking,
verder te noemen verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 7 november 2014
- het wrakingsverzoek van 7 november 2014 en het wrakingsschrift met aanvullende gronden van 3 december 2014
- het schriftelijke verweer van mr. M.P. Bos van 15 december 2014.
1.2.
De behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 19 december 2014. Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen, alsmede mevrouw [A]. Mr. M.P. Bos is niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M.P. Bos als rechter (hierna te noemen: de rechter) in de behandeling van het door [verzoeker] en zijn partner [A] ingestelde beroep tegen een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank van 12 maart 2014, geregistreerd onder zaaknummer UTR 14 / 2538 AOW.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek tot wraking het navolgende ten grondslag gelegd.
De rechter heeft onzorgvuldig gehandeld doordat zij de door verzoeker gestuurde adreswijziging niet heeft opgemerkt. De uitnodiging voor de zitting van
7 november 2014 is als gevolg daarvan naar een oud adres gestuurd, hetgeen voor veel verwarring en de nodige onrust heeft gezorgd. De griffier heeft vervolgens op de zitting van 7 november 2014 de aan verzoeker gerichte uitnodiging alsnog “op achterbakse wijze” tussen de papieren van verzoeker geschoven, welke handelwijze door de rechter werd toegelaten. Hiermee trachtte de rechter de door de rechtbank gemaakte fouten die tot verstoring van de procedure hadden geleid ten onrechte te rechtvaardigen. Voorts heeft de rechter het geschilpunt in de onderliggende zaak tegen verzoeker in de zaak van mevrouw [A] reeds negatief beoordeeld. Het is daarom onwenselijk om de zaak tegen verzoeker bij dezelfde rechter te bepleiten, omdat deze rechter geen “fair play” kan bieden. Ten slotte heeft de rechter in de zaak tegen [A] ter zitting van 7 november 2014 onaangekondigd mondeling uitspraak gedaan, welke uitspraak niet overeen stemt met de schriftelijke weergave van 14 november 2014.
Verzoeker heeft ter zitting zijn wrakingsverzoek nader toegelicht.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten.
3.2.
De rechter heeft in haar schriftelijke verweer naar voren gebracht dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen, omdat een foutieve of onjuiste uitnodiging voor een zitting nog niet maakt dat sprake is van rechterlijke partijdigheid. Ook de gestelde wijze waarop de uitnodiging aan verzoeker ter zitting is overhandigd en de behandeling van de zaak tegen mevrouw [A] geven geen aanleiding om te oordelen dat sprake is van rechterlijke partijdigheid. Dat er al (mondeling) uitspraak is gedaan in de zaak van [A] maakt dit niet anders, omdat iedere zaak wordt beoordeeld op de gronden die in die zaak worden aangevoerd.
De rechter is van mening dat zich aldus geen feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die ertoe leiden dat sprake is van (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
4.2.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 8:15 van de Awb en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De door verzoeker aangevoerde feiten en/of omstandigheden houden niet in dat sprake is van persoonlijke vooringenomenheid van de rechter jegens hem. De rechtbank is daarvan ook niet gebleken. Daarom zal moeten worden beoordeeld of naar objectieve maatstaven sprake is van feiten en omstandigheden die verzoeker grond hebben gegeven voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken of zal ontbreken.
4.4.
De rechtbank overweegt dat het sturen van een uitnodiging voor de zitting aan verzoeker naar een onjuist adres als gevolg van het feit dat de eerder door verzoeker gestuurde adreswijziging kennelijk niet is opgemerkt wellicht als onzorgvuldig kan worden aangemerkt. Hierdoor heeft de oproep verzoeker immers niet voor de zitting bereikt. Een dergelijke onzorgvuldigheid geeft naar het oordeel van de rechtbank echter geen blijk van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter en ook de vrees daartoe kan niet objectief gerechtvaardigd worden geacht.
4.5
Het is de rechtbank op basis van het proces-verbaal van de zitting van 7 november 2014 niet duidelijk geworden wat de precieze gang van zaken omtrent het overhandigen van de uitnodiging ter zitting is geweest. Mogelijk is op dit punt enige slordigheid aan de orde geweest. De rechtbank stelt vast dat verzoeker wel op de zitting is verschenen en hem ter zitting de uitnodiging is overhandigd. De onduidelijkheid over de wijze waarop dit is gebeurd daargelaten, rechtvaardigt het feit dat de uitnodiging op de zitting is uitgereikt niet de conclusie dat er sprake is van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter en kan de vrees daartoe niet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.6.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat het oordeel dat de rechter heeft gegeven in de zaak van mevrouw [A] geen (voldoende) grond voor wraking in de zaak tegen verzoeker is. De zaak tegen [A] staat los van de zaak tegen verzoeker. In elke zaak afzonderlijk wordt door de rechter beslist en uitspraak gedaan. Dat en welke uitspraak de rechter in de zaak van [A] heeft gedaan geeft aldus geen blijk van vooringenomenheid of partijdigheid en de vrees daartoe is niet objectief gerechtvaardigd te achten.
4.7.
Nu verzoeker ook overigens geen feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de rechter blijk heeft gegeven van partijdigheid dan wel van vooringenomenheid dan wel dat de vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is, zal de rechtbank het wrakingsverzoek afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het wrakingsverzoek af;
5.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan
verzoeker en mr. M.P. Bos, alsmede aan de voorzitter van de afdeling bestuursrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. O.E. Mulder, voorzitter, mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en mr. A. van Holten, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2015.
De griffier De voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.