Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1],
[eiseres sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding d.d. 1 augustus 2014
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring, subsidiair tot voeging en meer subsidiair tot aanhouding
- de incidentele conclusie van antwoord
- het pleidooi in het incident op 27 februari 2015, ter gelegenheid waarvan Ageas producties 7 en 8 heeft overgelegd
- de brief van Ageas aan de rechtbank d.d. 4 maart 2015 over de stand van zaken in 2 tegen haar lopende procedures.
i) in de SICAF II-procedure of
ii) in de procedure die aanhangig is bij het Tribunal de Commerce de Bruxelles (zaaknummer A\10\744), hierna: de Deminor-procedure,
“kan (…) worden gevorderd”, zodat de rechter die over een dergelijke vordering moet oordelen, niet verplicht is tot verwijzing, maar terzake daarvan beoordelingsvrijheid heeft. Dit betekent dat hij het belang dat de eisende partij bij een dergelijke voeging heeft, mag afwegen tegen het belang van de wederpartij om dat niet te doen.
“kan (…) aanhouden”- geen beoordelingsvrijheid laat aan de rechter: indien sprake is van samenhang, dient tot aanhouding te worden overgegaan. Zij baseert dat standpunt op:
“dient (…) aan te houden”alsmede
“kan het gerecht (…) zijn uitspraak aanhouden”, terwijl in artikel 21 EEX-verdrag (artikel 27 EEX-Vo 2001), welke bepaling ook een regeling bevat voor aanhangigheid van gerelateerde zaken in meerdere EU-lidstaten, sprake is van een dwingende formulering
(“houdt het gerecht (…) zijn uitspraak (…) aan”en
“verklaart het gerecht (…) zich onbevoegd”). Ook in de andere taalversies van het EEX-verdrag (waarvan die in de Duitse, Franse, Italiaanse en Nederlandse taal gelijkelijk authentiek zijn; zie artikel 68 EEX-verdrag) wordt een onderscheid gemaakt tussen een dwingende formulering in artikel 21 EEX-verdrag (
“hat”/”doit”/”deve”) en een beoordelingsvrijheid latende formulering in artikel 22 EEX-verdrag (
“kann”/”peut”/”può”). In het Rapport Jénard, waarin experts commentaar geven op de bepalingen van het EEX-verdrag en dat door het Hof van Justitie als “deskundigenrapport” wordt aangemerkt (HvJ 20 januari 1994, C-129/92 (Owens/Bracco), r.o. 21), wordt niet stilgestaan bij dit verschil in formulering.
“Besteht ein Sachzusammenhang, sohatder Richter in erster Linie die Entscheidung auszusetzen.”
“En cas de connexité,il appartient, en premier lieu, au juge de surseoir à statuer.”
“Nell’ipotesi di sonnessione il giudicedevein primo luogo sospendere il processo.”
“In geval van samenhangdientde rechter in de eerste plaats de zaak aan te houden.”
“Where actions are related, the firstdutyof the court is to stay its proceedings.”
“in de eerste plaats”wordt ook niet aangegeven dat er sprake is van een
primaireverplichting voor de rechter, maar wordt de lezer erop geattendeerd dat er in de navolgende tekst een opsomming is opgenomen van verschillen tussen de vereisten van deze bepalingen. Zie het vervolg van het commentaar met betrekking tot artikel 22 EEX-verdrag:
“In de tweede plaats is vereist ….”,
“Voorts kan de rechter…”en
“Omdat tenslotte …”.
3.De beslissing
13 mei 2015voor conclusie van antwoord.