ECLI:NL:RBMNE:2015:1420

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
10 maart 2015
Zaaknummer
16.248069-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over vrijstelling van leerplicht op basis van richtingsbezwaren in het onderwijs

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die het gezag uitoefende over haar jongere zoon. De verdachte had niet voldaan aan de verplichting om haar zoon in te schrijven op een school, zoals vereist door de Leerplichtwet 1969. De verdachte voerde aan dat zij en haar partner bedenkingen hadden tegen de richting van het onderwijs op de beschikbare scholen in de omgeving, en dat zij daarom een beroep op vrijstelling van de leerplicht had gedaan. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat een geldig beroep op vrijstelling wegens richtingsbezwaren niet mogelijk was, omdat de wet bepaalt dat ouders die hun kind eerder op een school hebben ingeschreven, niet meer voor vrijstelling in aanmerking komen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verdachte haar zoon thuisonderwijs gaf, maar dit kon niet leiden tot een ander oordeel, aangezien de strikte formulering van de wet geen ruimte biedt om de kwaliteit van het onderwijs in de beoordeling te betrekken. De verdachte werd schuldig bevonden aan het overtreden van de Leerplichtwet en kreeg een geldboete van 250 euro, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Leerplichtwet 1969.

Uitspraak

KANTONRECHTER MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16.248069-14
Vonnis van de kantonrechter van 6 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
[adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 20 februari 2015, waarbij de verdachte is verschenen.
Voorts is verschenen mevrouw [A], leerplichtambtenaar van de gemeente Bussum.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.G. de Klerk.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode 18 augustus 2014 tot en met 14 oktober 2014 te Laren, althans in Nederland als degene die het gezag uitoefende over de jongere [zoon], geboren op [2005], althans als degene die zich met de feitelijke verzorging van die jongere, had belast, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere als leerling van een school, stond ingeschreven.

3.DE VOORVRAGEN

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat aan de verdachte in verband met het bepaalde in artikel 8 lid 2 van de Leerplichtwet 1969 geen beroep op vrijstelling toekomt.
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft aangevoerd dat zij sinds mei 2014 een nieuwe partner heeft die de zorg voor [zoon] met haar deelt. Haar partner past strikt de Selefie methode toe in zijn dagelijks bestaan en de verdachte heeft zich hiertoe ook bekeerd na hun huwelijk. Zij is met [zoon] verhuisd naar de woning van haar partner. De Islamitische scholen die zich binnen redelijke reisafstand van de nieuwe woonplaats bevinden, voldoen niet aan de Selefie geloofsleer. De Islamitische scholen in de regio hebben een “algemene soennitische grondslag” en passen niet bij de levensovertuiging van de verdachte en haar partner.
Het oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het ten laste gelegde uit van de navolgende vaststaande feiten. De verdachte is de moeder van en heeft het gezag over [zoon], geboren op [2005]. [zoon] heeft van augustus 2009 tot en met juli 2011 als leerling ingeschreven gestaan bij de openbare basisschool [naam] in Enschede en vanaf augustus 2011 tot en met juli 2014 bij de Islamitische basisschool [naam] in Enschede. [zoon] heeft, zo volgt uit het dossier, na juli 2014 niet ingeschreven gestaan als leerling van een school.
De verdachte heeft op 6 augustus 2014 en op 24 augustus 2014 een (herzien) beroep op vrijstelling vanwege bedenkingen tegen de richting van het onderwijs gedaan. [zoon] krijgt thuis onderwijs van zijn moeder en haar partner.
De kantonrechter overweegt dat eerst de vraag beantwoord moeten worden of, nu [zoon] voorafgaand aan het beroep op vrijstelling gedurende een aantal jaren op een basisschool ingeschreven heeft gestaan, een beroep op vrijstelling wegens richtingbezwaren mogelijk is. Ter beantwoording van deze vraag is met name artikel 8 van de Leerplichtwet 1969 van belang. Dit artikel luidt als volgt:
Artikel 8 Leerplichtwet 1969
1. Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder b kan slechts worden gedaan, indien de kennisgeving de verklaring bevat, dat tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, bij het ontbreken van een vaste verblijfplaats, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen bestaan.
2. Deze verklaring is niet geldig, indien de jongere in het jaar, voorafgaande aan de dagtekening van de kennisgeving, geplaatst is geweest op een school onderscheidenlijk een instelling van de richting waartegen bedenkingen worden geuit.
De kantonrechter overweegt dat uit de wettekst blijkt dat de wetgever ervoor heeft gekozen om kinderen die een jaar voorafgaand aan de kennisgeving op een school ingeschreven hebben gestaan, niet meer voor vrijstelling in aanmerking te laten komen. Als ouders van geloof of levensovertuiging wisselen of wanneer hun geloof of overtuiging zich verdiept en ouders bedenkingen krijgen tegen de school waarop hun kind stond ingeschreven, kunnen zij hun kind inschrijven bij een andere school die wel in overeenstemming is met hun geloof of levensovertuiging of kunnen zij kiezen voor openbaar onderwijs. Artikel 23 van de Grondwet en artikel 46 van de wet op het primair onderwijs geven een ieder de mogelijkheid om te kiezen voor openbaar onderwijs dat wordt gegeven met eerbiediging voor ieders godsdienst of levensovertuiging. Daarbij geldt dat ouders zelf buiten schooltijd hun kinderen kunnen onderwijzen in overeenstemming met hun levensovertuiging. Tenslotte hebben ouders ook altijd de vrijheid zelf een school op te richten die in overeenstemming met hun levensovertuiging onderwijs verzorgt.
Het bovenstaande leidt ertoe dat de kantonrechter tot het oordeel komt dat een geldig beroep op vrijstelling wegens richtingbezwaren in onderhavige zaak niet mogelijk is. De verhuizing van Enschede naar Bussum maakt dit, naar het oordeel van de kantonrechter, niet anders. De Islamitische scholen in de omgeving van Bussum zijn volgens de verdachte vergelijkbaar met de Islamitische school in Enschede waar [zoon] eerder onderwijs volgde. De bekering van de verdachte na haar huwelijk heeft ertoe geleid dat haar richtingbezwaren zich richten tot alle (Islamitische) basisscholen, inclusief de voormalige basisschool van [zoon]. De verhuizing biedt daarom geen handvat om een geldig beroep op vrijstelling te doen.
Ook het feit dat duidelijk is geworden dat [zoon] adequaat thuisonderwijs krijgt en dat de verdachte openstaat voor controle op de kwaliteit van dit onderwijs, kan niet tot een ander oordeel leiden. De strikte formulering van artikel 8.2 van de Leerplichtwet biedt niet de ruimte om de kwaliteit van het schoolvervangende onderwijs bij de beoordeling te betrekken.
Nu een geldig beroep op vrijstelling wegens richtingbezwaren niet mogelijk is op basis van artikel 8.2 van de Leerplichtwet, behoeven de andere verweren geen bespreking.
De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bepalingen van de Leerplichtwet heeft overtreden.

5.BEWEZENVERKLARING

De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat:
zij in de periode 18 augustus 2014 tot en met 14 oktober 2014 te Laren, althans in Nederland, als degene die het gezag uitoefende over de jongere [zoon], geboren op [2005], niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere als leerling van een school, stond ingeschreven.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid van die wet opgelegde verplichting niet nakomen.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ten aanzien het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 250 euro, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis.
Het oordeel van de kantonrechter
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de kantonrechter de na te noemen beslissing passend.
De kantonrechter overweegt dat de verdachte haar redenen waarom zij meent dat zij [zoon] vanwege haar richtingbezwaren thuis onderwijs mag geven uitvoerig heeft toegelicht. Zij heeft ook uitgelegd dat zij het belangrijk vindt dat [zoon] goed onderwijs krijgt en dat zij bereid is om de kwaliteit van het onderwijs dat zij en haar partner hem geven te laten toetsen, bijvoorbeeld door middel van deelname aan Cito toetsen. De verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest. Gelet op al deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat een voorwaardelijke geldboete een passende straf is.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De kantonrechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert deze zodanig als hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
geldboetevan
€ 250,-bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Z.J. Oosting kantonrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.B.A. Rijsdorp, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2015.
Mr. A.B.A. Rijsdorp, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.