In deze zaak vorderden de Gemeente Utrecht en de Politie schadevergoeding van een groep gedaagden als gevolg van onrechtmatige handelingen tijdens een ontruiming van de Ubica-panden in de nacht van 24 op 25 mei 2013. De gedaagden werden beschuldigd van openlijke geweldpleging en het veroorzaken van schade aan eigendommen van de Gemeente en de Politie. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden als groep aansprakelijk waren op grond van artikel 6:166 BW, omdat zij deel uitmaakten van een groep die onrechtmatige daden heeft gepleegd. De rechtbank stelde vast dat de gedaagden zich in en om de Ubica-panden bevonden en dat er sprake was van een gezamenlijke intentie om zich te verzetten tegen de ontruiming, wat leidde tot geweld en schade. De rechtbank wees de vorderingen van de Gemeente Utrecht en de Politie toe, waarbij de schade van de Gemeente werd begroot op € 27.583,34 en die van de Politie op € 29.105,07, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank verwierp het verweer van de gedaagden dat zij niet als groep konden worden aangemerkt en dat er geen causaal verband was tussen hun handelen en de schade. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden de kans op schade door hun aanwezigheid in de groep hadden vergroot en deze kans bewust hadden aanvaard. De gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.