11.BESLISSING
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4 meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze feiten zoals onder 6 nader omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaar;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te Bussum, van een bedrag van € 11.724,96 (zegge: elfduizend zevenhonderdvierentwintig euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 augustus 2014, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 11.724,96 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 augustus 2014, tot die van de voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 93 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te Bussum, van een bedrag van € 1.858,39 (zegge: achttienhonderdachtenvijftig euro en negenendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 augustus 2014, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.858,39 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] voornoemd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 augustus 2014, tot die van de voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te Bussum, van een bedrag van € 1.028,42 (zegge: duizendachtentwintig euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 augustus 2014, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.028,42 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] voornoemd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 9 augustus 2014, tot die van de voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. A. van Holten en H.J. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2015.