Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.DE TENLASTELEGGING
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot en met 1 oktober 2010, in de gemeente Lelystad, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) van 4.000,-- Euro en/of 20.000,-- Euro en/of 25.000,-- Euro, in elk geval enig geldbedrag en/of een woning (gelegen aan de [adres] te [woonplaats], heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans een voorwerp, te weten die/dat geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt, hierin bestaande dat verdachte die/dat geldbedrag(en) heeft aangewend als (gedeeltelijke) financiering van die woning, terwijl zij wist dat bovenomschreve voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
3.DE VOORVRAGEN
4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
onmiddellijk uit eigen misdrijf zijn verworven, terwijl de rechtbank hiervoor heeft geconstateerd dat daarvan in dit geval geen sprake is.
5.BEWEZENVERKLARING
onbepaalde tijd in dienst was en werkzaam was bij [bedrijf 1] te Rotterdam en dat zij een bruto jaarsalaris van 36.400,-- euro genoot en dat zij een vakantietoeslag van 2.912,-- euro genoot en
2.
6.KWALIFICATIE
7.STRAFBAARHEID
8.STRAFOPLEGGING
9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
10.BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden;
4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
proeftijd van 2 jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit.