Overwegingen
1. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling) moet, om als passagier voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking te komen, sprake zijn van een situatie waarin de betrokkene ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking heeft van langdurige aard, waardoor hij – met de gebruikelijke hulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en dat hij voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.
2. Tussen partijen is in geschil of eiseres in redelijkheid in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en voor het vervoer van deur tot deur continue afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.
Zij beroepen zich, ieder voor zich, op medische adviezen die elkaar tegenspreken. De rechtbank heeft het, gelet hierop, aangewezen geacht zich over het medische aspect te laten voorlichten door de deskundige Vermeulen. Aan hem zijn, kort samengevat, de vragen voorgelegd of er bij eiseres sprake is van beperkingen op het niveau van gedragingen en/of activiteiten en als dat zo is of zij in staat is zelfstandig, zonder begeleiding, een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en of eiseres, gelet ook op haar fysieke verschijnselen, zonder begeleiding kan wachten op de bestuurder totdat deze de auto heeft geparkeerd.
3. In het rapport van 7 april 2014 (blz. 5) concludeert Vermeulen dat eiseres zich niet zelfstandig, zonder begeleiding, over een langere afstand kan voortbewegen zonder gebruik te maken van een rollator. Eveneens concludeert Vermeulen dat langer zonder begeleiding staan voor eiseres niet mogelijk is vanwege de in het rapport beschreven rompataxie en titubatie ten gevolge waarvan een groot valrisico aanwezig is, dit geldt eveneens bij onbegeleid en zonder rollator lopen. De door de rechtbank gestelde vragen 2a en 2b beantwoordt Vermeulen als volgt:
2.a “Op grond van het voorgaande meent ondergetekende dat betrokkene
nietin staat moet worden geacht zonder begeleiding of zonder gebruikmaking van een rollator een afstand van 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen.”
2.b “Ten gevolge van met name haar disbalans en onvermogen dubbeltaken uit te voeren moet eiseres niet in staat worden geacht om langer dan zeer kortdurend (d.w.z. hooguit 1 à 2 (minuten) te staan zonder steun. Ook mét steun kan eiseres niet langdurig staan.”
4. Naar aanleiding van een reactie op het rapport van Vermeulen door de medisch adviseur WMO H. Schenk, waarin deze onder meer opmerkt dat een rollator onder de gebruikelijke hulpmiddelen valt, heeft Vermeulen in de brief van 26 juni 2014 de vraag of eiseres met een rollator en met begeleiding wel 100 meter te voet kan afleggen bevestigend beantwoord.
Volgens Vermeulen kan dat ook worden opgemaakt uit wat staat vermeld in de vierde alinea op pagina 2 van zijn rapport van 7 april 2014 waaruit volgt dat eiseres de laatste jaren bij zelfstandige verplaatsingen gebruik maakt van een rollator, ook thuis. Voorts staat daar dat wanneer betrokkene de rollator niet gebruikt en zich niet aan voorwerpen in de nabije omgeving kan vasthouden zij, om niet te vallen, aan de arm van iemand moet lopen. In de brief van 26 juni 2014 geeft Vermeulen aan dat betrokkene met gebruik van een rollator wel 1 à 2 minuten kan staan.
6. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of eiseres in redelijkheid in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. Uit het rapport van de deskundige Vermeulen maakt de rechtbank op dat eiseres, ook als ze gebruik maakt van een rollator, bij lopen over een langere afstand begeleiding behoeft. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de bevindingen van de deskundige op bladzijde 4, 5e alinea, van het rapport van 7 april 2014: “Bij staan en gaan is er sprake van titubatie (een grove axiale tremor en ongecoördineerde bewegingen van romp en hoofd). Bij het gaan is er ook sprake van duidelijke coördinatiestoornissen aan de benen. Voorts is er een disbalans met valneiging, zonder voorkeursrichting.” Voorts heeft de rechtbank de voormelde conclusies van de deskundige op bladzijde 5 van het rapport in de beoordeling betrokken. Nu eiseres deze begeleiding behoeft dient de vraag of eiseres in redelijkheid in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen ontkennend te worden beantwoord.
7. Vervolgens is de vraag aan de orde of eiseres voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder. Gelet op de beantwoording door de deskundige van de vraag of eiseres, gelet op haar fysieke beperkingen, zonder begeleiding kan wachten op de bestuurder totdat deze de auto heeft geparkeerd, is de rechtbank van oordeel dat eiseres continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder. Dat eiseres met een rollator wel zelfstandig 1 à 2 minuten kan staan doet hier niet aan af, nu het parkeren van een auto aanmerkelijk langer kan duren. De rechtbank ziet de door de deskundige aangebrachte beperking van de tijdsduur in het licht van de eerder genoemde bevindingen van de deskundige op bladzijde 4, 5e alinea, van het rapport van 7 april 2014.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Sate, de rechtbank wijst onder meer naar in de uitspraak van 29 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3844), mag een rechter in beginsel afgaan op de inhoud van het verslag van een deskundige, als bedoeld in artikel 8:47 van de Awb. Dat is slechts anders, indien dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt de rechtbank in beginsel het oordeel van een onafhankelijke, door de bestuursrechter ingeschakelde, deskundige, tenzij sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden die nopen tot het aanvaarden van een uitzondering op die regel. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de CRvB van 7 juli 2010 (ECLI:NL:CRvB:2010:BN3260). De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om de hiervoor geformuleerde hoofdregel over de betekenis die doorgaans dient te worden toegekend aan het rapport van een door haar benoemde deskundige, niet ook in dit geval te volgen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat Vermeulen eiseres heeft onderzocht op 28 maart 2014 en kennis heeft genomen van alle stukken in het procesdossier, waaronder adviezen van de door verweerder ingeschakelde artsen. 9. Eiseres komt naar het oordeel van de rechtbank dan ook in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart passagier op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling, omdat ze met de gebruikelijke hulpmiddelen niet in staat moet worden geacht zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter te overbruggen en continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder.
10. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat aan eiseres een gehandicaptenparkeerkaart passagier wordt verstrekt voor de duur van vijf achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de dag van afgifte, conform artikel 51, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.