ECLI:NL:RBMNE:2015:1335

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
16/661478-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale handel in vuurwapens en munitie door georganiseerde samenwerkingsverbanden

Op 5 maart 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zeven verdachten die betrokken waren bij de illegale handel in vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de periode van 1 februari 2014 tot en met 11 mei 2014 samen met anderen een gewoonte hebben gemaakt van de handel in wapens en munitie van categorie II en III. Twee andere verdachten zijn veroordeeld voor verboden wapenbezit. De zaak is behandeld op meerdere zittingen, waarbij de rechtbank kennis heeft genomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachten. De rechtbank heeft de tenlastelegging gewijzigd en de verdachten zijn op verschillende feiten veroordeeld, waaronder deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder tapgesprekken en whatsapp-berichten, als overtuigend beschouwd voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen en taakstraffen, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachten binnen de organisatie. De uitspraak benadrukt de noodzaak van strenge bestraffing van de illegale wapenhandel ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661478-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [1992],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 12 augustus 2014, 17 oktober 2014 en (inhoudelijk) op 5 februari 2015. Ter terechtzitting van 19 februari 2015 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman mr. K. Karakaya, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 februari 2014 tot en met 11 mei 2014 samen met anderen een beroep/gewoonte heeft gemaakt van de handel in wapens en munitie categorie II en III;
feit 2: op 11 mei 2014 een wapen en munitie categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 3: op 11 mei 2014 een wapen categorie II voorhanden heeft gehad;
feit 4: in de periode van 1 februari 2014 tot en met 11 mei 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1, feit 2 en feit 3 heeft begaan en baseert zich daarbij op de in het dossier opgenomen tapgesprekken en whatsapp-gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. Tevens baseert de officier van justitie zich op het resultaat van de doorzoeking en de bevindingen van het onderzoek naar de onder verdachte in beslag genomen vuurwapens en munitie. De officier van justitie vordert vrijspraak ten aanzien van feit 4. De officier van justitie is van mening dat de rol van verdachte te beperkt is in tijd en van onvoldoende omvang om te spreken van deelname aan een criminele organisatie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van feit 2 en feit 3 aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman voert aan dat niet kan worden bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan en verzoekt de rechtbank om vrijspraak. Verdachte is niet degene die de whatsapp-gesprekken heeft gevoerd. Deze gesprekken zijn door een ander gevoerd met de telefoon van verdachte. Ook maakt de inhoud van de gesprekken het aannemelijk dat een ander dan verdachte de berichten heeft verstuurd. Daarnaast bevindt zich geen bewijs in het dossier waaruit kan worden afgeleid dat er een voltooide transactie ten aanzien van een wapen heeft plaatsgevonden. Indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte één wapen heeft verhandeld is dit onvoldoende om verdachte te veroordelen tot het maken van een gewoonte en/of beroep van de handel in wapens. Voorts kan de tenlastegelegde periode niet worden bewezen.
De raadsman is ten aanzien van feit 4 van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte heeft deelgenomen aan een gestructureerd samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur tussen verdachte en één of meer anderen. Verdachte is een toevallige bijvangst die uit de tapgesprekken naar voren is gekomen, maar heeft niet deelgenomen aan een criminele organisatie. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van feit 4.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 4
Een telefoongesprek, sessienummer 226, gevoerd op 22 april 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [nummer] en medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [nummer]:
[nummer]: Hallo
[nummer] : Jo
[nummer] : Jo broer.
[nummer] : Jo Met mij
[nummer]: He (klinkt als [naam])
[nummer]: Ik ben nu onderweg naar die gene, hij heeft nog een grote toevallig.
[nummer] : Ja
[nummer] : Ja man.
[nummer]: Ok neem hem mee. Zodra ik tegen jou zeg neem hem mee, moet je hem gelijk meenemen.
[nummer] : OK.
[nummer] : Want dan koop ik hem vanavond nog van jou.
[nummer]: 0K. nog eentje zei die. Hij belde mij net.
[nummer]: Die ding die ding neem je sowieso mee toch.
[nummer]: Ja ik neem het sowieso mee.
[nummer]: [naam] hou hem bij jou ja.
[nummer]: OK is goed.
[nummer]: Zodra ik tegen jou zeg ik kom nu naar jou toe kom ik naar jou toe.
[nummer]: Is goed ja.
[nummer]: [naam] is goed jongen.
Een telefoongesprek, sessienummer 1513, gevoerd op 9 mei 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [nummer] en medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [nummer]:
[nummer]: Jo broer.
[medeverdachte 1]: Jo. He maat.
[nummer]: He luister, effe een vraagje ja? Als als je die als als je die ding laad
he moet het moet het balletje, je weet toch je weet toch die ding die wij laden.
[medeverdachte 1]: Ja.
[nummer]: Moet die, moet dat moet dat balletje naar mij toe? Of of aan de andere kant?
[medeverdachte 1]: Als je ‘m dr in doet zeg maar?
[nummer]: Ja.
[medeverdachte 1]: Naar de voorkant gewoon zeg maar, dr uit.
[nummer]: Ja maar, naar mij toe?
[medeverdachte 1]: Uh.... Effe kijken, als je ‘m d’r in, ik snap het niet echt. Hehehe.
[nummer]: Kijk, kijk wanneer je die ding hebt ja en je hebt de pen daar vast in je hand.
[medeverdachte 1]: Uhhuh.
[nummer]: Moet die ding die ik dr in doe, moet die met de rug naar mij toe of
moet die richting mij komen.
[medeverdachte 1]: Uh...
[nummer]: Je hebt 1 kant waar die balletje uitkomt en je hebt de kant, de dichte.
[medeverdachte 1]: De rug ja, die dicht is zeg maar. Waar die uh waar die tegen aan tikt zeg maar.
[nummer]: Huh?
[medeverdachte 1]: Waar die tegen aan tikt zeg maar, die kant.
[nummer]: Ja, ja maar kijk. Ik hou ‘m nu, ik hou ‘m nu met mijn duim hou ik die rug tot (fon) en
met mijn duim slinger hou ik die balletje vast.
[medeverdachte 1]: Die balletje, ja. Juistem juistem. Maar dan moet je als je, je moet gewoon, die
balletje naar de kant van de loop. Hehehe. Ik moet lachen gewoon jongen. Hahaha!
[nummer]: Hahaha. Balletje moet naar de kant.
[medeverdachte 1]:. Hij moet gewoon de rest.
[nummer]: Is goed broer.
[medeverdachte 1]: Ik kan ‘t niet uitleggen, je weet toch.
[nummer]: Ja [naam] is goed. Ik ga ‘t proberen ja?
[medeverdachte 1]: Ja man. Je moet gewoon, hij moet gewoon aan de bovenkant. Hij moet sowieso
van jou af weet je, die balletje. Hij moet weg van jou.
[nummer]: [naam] is goed. [2]
Een telefoongesprek, sessienummer 1641, gevoerd op 10 mei 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [nummer] en medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [nummer]:
[nummer]: Jo broer.
[medeverdachte 1]: Jo broer.
[nummer]: Hoe ist jongen.
[medeverdachte 1]: Lekker lekker. Met jou?
[nummer]: Ja prima man.
[medeverdachte 1]: Oke oke. Nee, ik had gebeld voor die ene maat die doos
hij zegt ik heb ‘m wel ergens maar ik moet zoeken weet je. Dat wordt uh
later pas dan.
[nummer]: Ja als ie ‘m dan even zoekt dan is t goed toch?
[medeverdachte 1]: Ja ik heb ‘t al gevraagd, ik zeg; kennen we niet nu zoeken. Hij zegt
ja maar mijn chickie is nou op vakantie dit dat. Dus dat wordt later pas.
[nummer]: Bedoel je later of bedoel je later uh... gewoon niet vanavond. Gewoon
later later.
[medeverdachte 1]: Ja hij bedoelt uh hij zegt sowieso is ze over vier, vijf dagen terug dus dat
wordt dan over een paar dagen zeg maar, die doos.
[nummer]: Ohhke
[medeverdachte 1]: Maar moet ie uh moet ie uh kijk als je die kleintje wil, kunnen we wel naar Amsterdam. Dan heb je gewoon een doos enzo maar met die andere, die ken ik dan
hier in Utrecht ophalen, dan hoeven we niet naar Amsterdam te rijden, snap je?
[nummer]: Oke. Ja maar ja broer kijk broer kijk ik doe dan zonder doos
[medeverdachte 1]: Ja hij moet wel goed. Klopt klopt. Dan denken ze van huh is niet goed snap je?
[nummer]: Kijk we kunnen wel, we kunnen wel een beetje met de prijs gaan praten snap je?
Want kijk als ik ‘m koop dan wil ik m niet meer ruilen, dan wil ik ‘m niet meer zien snap je?
[medeverdachte 1]: Nee dat is normaal. Sowieso is normaal.
[nummer]: Kijk maar zeg tegen hem als hij kijk als hij nieuw is. Maar zit er wel een pinpas in
of niet?
[medeverdachte 1]: Ja ja dat sowieso. Hij is gewoon alleen die doos kwijt snap je? Of kwijt die heb die..
[nummer]: Ja maar broer je moet het zo zien. Als jij een telefoon koopt zonder doos en
oplader gaat die prijs sowieso omlaag.
[medeverdachte 1]: Juist.
[nummer]: Zeg tegen hem dat als hij, als hij die ding kwijt wil dan kan die ‘m vandaag nog
kwijt maar ze zullen wel wat aan de prijs willen want ik heb mensen, ze willen ‘m heel graag.
[medeverdachte 1]: Uhhuh. Maar willen ze die foul (fon) of die kleine gewoon.
[nummer]: Wat kost ook alweer die foelle? (fon)
[medeverdachte 1]: Die foel (fon)wil tie eigenlijk, hij vroeg eigenlijk zes maar hij kan zakken tot vijf
nou zonder doos zegt ie.
[nummer]: Zonder doos?
[medeverdachte 1]: Ja zonder doos. En die andere, die kleintjes, zijn vier. Met doos, gewoon nieuw.
[nummer]: Ze komen nu uh... Ik krijg uh.. hoe heet het. Ik heb iemand gevraagd of hij het kon
regelen. Hij zei uh die kleine die die lady (fon) toch of niet.
[medeverdachte 1]: Uhhuh.
[nummer]: Hij zei tegen mij; broer die zijn voor minder dan 350 verkrijgbaar. Hij zegt, weet je
wat je doet; 350 is goed. Hij zei tegen mij wacht wacht volgens mij belt ie mij al.
[medeverdachte 1]: Aah [3]
Een telefoongesprek, sessienummer 107, gevoerd op 11 mei 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [nummer] en de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]:
(…)
[nummer]: Hoe heet t uh, wat ik wil zeggen. Ik ga zo met jou, hij zei tegen mij: je mag ook naar binnen komen. Hij zei tegen mij: Ik wil graag met jou uh praten. Hij zei tegen mij want ik heel veel mensen (fon). Ezel! die die Hollander belde mij. Hij zei tegen mij: Broer, ik heb nu in mijn schuur 10 stuks. Hij zei tegen mij: Als jij ze voor, als jij ze alle 10 wegdoet, hij zei je mag meenemen voor 5 barkie per stuk.
[nummer]: . plus man (ntv)
[nummer]: op mijn moeders dood. Wij kunnen samen tachtig, tachtig euro pakken. Weet je wat ik ga doen?
Ik ga die Hollander ga ik onderweg bellen. Zeg ik: Luister, je hebt er maximaal..
(…) [4]
De volgende whatsapp-gesprekken zijn gevoerd tussen verdachte met het telefoonnummer [nummer] en medeverdachte [medeverdachte 1] met telefoonnummer [nummer]:
Whatsapp-gesprek gevoerd op 19 april 2014 [5]
Van [nummer]
Naar [nummer]
“Maat stuur me eens foto van die ding die ik zo ga ophalen”
De rechtbank stelt vast dat er 3 afbeeldingen van een koffertje met daarin een vuurwapen en een zakje met munitie worden doorgestuurd van [nummer] naar [nummer]. [6]
Whatsapp-gesprek gevoerd op 20 april 2014 [7]
Van [nummer]
Naar [nummer]
Getest maat
Van [nummer]
Naar [nummer]
Wat een Knal
Whatsapp-gesprek 21 april 2014 [8]
Van [nummer]
Naar [nummer]
Haha speelgoed genoeg
Van [nummer]
Naar [nummer]
Ma regel klante
Van [nummer]
Naar [nummer]
Aah oke. Maar heb je ook glock net als die van popo
Van [nummer]
Naar [nummer]
Is precies zelfde gwn alleen orgineel
Van [nummer]
Naar [nummer]
Kan je 1 fixen
Van [nummer]
Naar [nummer]
Ken wel ma is minimaal 2kop
Van [nummer]
Naar [nummer]
Daar beginne ze bij
Van [nummer]
Naar [nummer]
En aka?
Van [nummer]
Naar [nummer]
Heb 1 pas gehaald voor 15
Van [nummer]
Naar [nummer]
Ken hem kwijt voor 25
Van [nummer]
Naar [nummer]
Over 2 weken zijn er miss weer een paar
Van [nummer]
Naar [nummer]
Ze kome vanuit Oostblok
Whatsapp-gesprek gevoerd op 22 april 2014 [9]
Van [nummer]
Naar [nummer]
Eej maat
Van [nummer]
Naar [nummer]
Wat is die type die ik gekocht heb vorige x
Van [nummer]
Naar [nummer]
Staat erop toch
Van [nummer]
Naar [nummer]
Bareta model
Van [nummer]
Naar [nummer]
Heb je een foto van dat tekstje
Van [nummer]
Naar [nummer]
Voor klannen man
Van [nummer]
Naar [nummer]
Ben aan het fixen
Van [nummer]
Naar [nummer]
Je moet gwn foto sture
Van [nummer]
Naar [nummer]
Ja ik weet maar ik heb hem hier nie bij me
De rechtbank stelt vast dat er 2 afbeeldingen met daarop een koffertje met een vuurwapen, een zakje met munitie en losse munitie worden doorgestuurd van [nummer] naar [nummer]. Het whatsapp-gesprek wordt gecontinueerd met:
Van [nummer]
Naar [nummer]
Dat is joune
Van [nummer]
Naar [nummer]
Ekol firat magnum
Een telefoongesprek, sessienummer 29, gevoerd op 18 april 2014 tussen medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [nummer] en medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [nummer]:
[nummer]: oke luister dan ik heb ehh.. .kijk ken ... ken je wat voor mij bewaren daar vraag even aan die[naam] of [naam] of zo
(namen zijn fon)
[nummer]: wat dan?
[nummer]: Die kleine dingetjes een paar weet je
[nummer]: Oh..
[nummer]: ik ken hoofdpijn van mij je weet toch druk...
[nummer]: ehhh... mmm....(klinkt of hij onder invloed is)
[nummer]: efentjes.... een paar uurtjes of zo
[nummer]: nee ze zijn hier niet ik ben alleen
[nummer]: oh...
[nummer]: moe je straks in de avond effe dan langs komen
[nummer]: ja in de avond dan eh.. ik moet ze nu wegleggen [naam] (fon)
[nummer]: ja maar ze zijn er niet weet je waar ze zijn?
[nummer]: al sla je me dood pik
[nummer]: dan eh.... dan... in die buurt om de hoek zeg maar bij eehhh je weet toch die zwarte sweater is de [naam]
(fon) dr oma woont.... daar zo.. ergens
[nummer]: ik kijk wel even verder weet je
[nummer]: is goed [10]
Een telefoongesprek, sessienummer 695, gevoerd op 28 april 2014 tussen medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [nummer] en medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [nummer]:
[nummer] : Die kanker ding blijft plakken eentje.
[nummer] : Watteh?
[nummer] : Zn ding hij blijft plakken erin.
[nummer] : Je moet gewoon naar achteren.
[nummer]: Groene ding hij komt er niet uit asabi, mensen zeggen dit is niks joh.
[nummer] : Kom maar terug joh. [11]
Een telefoongesprek, sessienummer 37, gevoerd op 9 mei 2014 tussen medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [nummer] en een ander genaamd [naam] met het telefoonnummer [nummer]:
(…)
[nummer]: Heb [medeverdachte 1] foto’s van die ding?
[nummer]: Ja
[nummer]: Hij moet effe foto’s sturen
[nummer]: Is goed. Heb zijn nummer toch?
[nummer]: Maar oh ja hij kan ook ruilen.
[nummer]: Ja maar ik moet geld hebben toch?
[nummer]: He?
[nummer]: Ik moet geld hebben joh.
[nummer]: Komt wel goed dan bel ik jou zo vanavond, als die jongen dat is.
[nummer]: ja
[nummer]: Hij heb ook een automatisch he een tag nine ofzo.
[nummer]: Maar ook echte?
[nummer]: Echte ja volgens mij.
[nummer]: Moeten effe kijken.
[nummer]: Ik neem zo naar jou mee kunnen jullie praten. Snap je.
[nummer]: Is goed later. [12]
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 mei 2014 te [woonplaats] een gaspistool, zijnde een wapen van categorie III, een elektrisch stroomstootwapen, zijnde een wapen van categorie II en 9 scherpe patronen, zijnde munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Aangezien verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting; [13]
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming ten aanzien van het in beslag genomen stroomstootwapen; [14]
- het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van het in beslag genomen wapen en de munitie in de personenwagen Volkswagen Golf met kenteken [kenteken]; [15]
- het proces-verbaal van sporenonderzoek; [16]
- het proces-verbaal van bevindingen nader onderzoek in beslag genomen wapens en munitie; [17]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Aanvullende bewijsoverweging
Gebruiker telefoonnummer [nummer]
De raadsman heeft aangevoerd dat de telefoon met het telefoonnummer [nummer] verdachte weliswaar toebehoort, maar dat ook anderen gebruikmaken van deze telefoon en hiermee whatsapp-berichten versturen. De raadsman voert aan dat voorgaande blijkt uit het whatsapp-gesprek van 18 april 2014, waarin staat “Hee maat. Met [naam].”
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt als volgt.
Vast staat dat verdachte gebruiker is van het telefoonnummer [nummer]. Voor de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat de whatsapp-gesprekken tussen het telefoonnummer [nummer] en het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte 1] door een ander dan verdachte zijn gevoerd. Alle gesprekken, ook de gesprekken op 18 april 2014, komen qua strekking en inhoud geheel overeen met de andere in het dossier opgenomen whatsapp-gesprekken tussen het telefoonnummer [nummer] en dat van [medeverdachte 1]. Daarnaast zijn er geen concrete aanwijzingen die het scenario van de verdediging ondersteunen. Het enkele feit dat er in het bericht staat “met [naam]” maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
Feit 1 gewoonte
De rechtbank overweegt ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 1, tweede gedeelte, “tezamen en in vereniging met anderen een gewoonte of beroep maken van het vervoeren / overdragen / voorhanden hebben van wapens en munitie” als volgt.
Gelet op de vondst van het vuurwapen, het elektrische stroomstootwapen en de munitie in het voertuig en de woning van verdachte, de inhoud van de vermelde tapgesprekken en de inhoud van de vermelde whatsapp-gesprekken acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad en heeft vervoerd en heeft overgedragen. Voorts is gebleken dat verdachte bij anderen meermalen informeerde naar verschillende type vuurwapens en is gebleken van zijn intentie om zijn handel in vuurwapens voort te zetten. De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat verdachte en zijn mededaders van vervoeren, overdragen en voorhanden hebben van wapens en munitie een gewoonte hebben gemaakt. Dit gelet op het aantal keren dat verdachte en zijn mededaders voornoemde handelingen hebben verricht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze feiten met elkaar in verband staan, zowel wat betreft de (objectieve) aard van de feiten als wat betreft de (subjectieve) gerichtheid van de daders.
Feit 4 criminele organisatie
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is sprake als blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van msidrijven tot oogmerk had. Daarnaast moet verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel moet verdachte de gedragingen, die strekken tot of rechtsreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, ondersteunen. Tot slot moet bewezen kunnen worden dat verdachte opzet had op het deelnemen van de organisatie. Voldoende daarvoor is dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Uit vermelde taps en whatsapp-gesprekken blijkt van een onderling afstemmen van activiteiten tussen (in ieder geval) [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] en tussen [medeverdachte 1] en [verdachte]. Ook blijkt van een onderlinge verdeling van werkzaamheden. De rechtbank ziet de volgende verdeling van werkzaamheden.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kopen de vuurwapens en verkopen deze door. [medeverdachte 1] beschikt over de foto’s van deze vuurwapens en kan deze op aanvraag doorsturen naar de afnemers. [verdachte] is ook afnemer, zorgt voor de klanten en fungeert als tussenpersoon tussen [medeverdachte 1] en de klanten. De betreffende samenwerking heeft onmiskenbaar een gezamenlijk oogmerk van een criminele organisatie, te weten de handel in vuurwapens en het daarmee behalen van winst. Uit bovenstaande bewijsmiddelen is gebleken dat er meermalen vuurwapens en munitie zijn gekocht en verkocht en dat er, in ieder geval, in de periode van 18 april 2014 tot 11 mei 2015 een constante vraag is naar verschillende type vuurwapens en munitie. Daarnaast is gebleken dat voortdurend de inkoopprijs en de te halen winst wordt besproken. Voorts is gebleken van de intentie om dit structureel te blijven doen, slechts tot stilstand gebracht door de aanhouding van verdachten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de samenwerking structureel en van duurzaam karakter is geweest. De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben deelgenomen aan een criminele organisatie.
Het onder vier ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Tenlastegelegde periode
Uit de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen is gebleken dat verdachte vanaf 18 april 2014 in beeld komt bij de politie door de tapgesprekken. De rechtbank stelt daarom de pleegperiode voor feit 1 en feit 4 vast op de periode van 18 april 2014 tot 11 mei 2014.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
In de periode van 18 april 2014 tot en met 11 mei 2014 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het vervoeren en overdragen en voorhanden hebben van wapen(s) van categorie II en/of III;
2.
op 11 mei 2014 te [woonplaats] een wapen van categorie III, te weten een gaspistool, merk
Ekol, model Firat Magnum, kaliber 9 mm, en munitie van categorie III, te weten 9 scherpe patronen, kaliber 9 mm P.A., merk OZK, voorhanden heeft gehad;
3.
op 11 mei 2014 te [woonplaats] een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen
waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
in de periode van 18 april 2014 tot en met 11 mei 2014 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het telkens handelen in strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het vervoeren en voorhanden hebben en overdragen en verhandelen van vuurwapens).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie III en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen en munitie categorie III;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen categorie II;
feit 4:deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1, feit 2 en feit 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van, 180 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 126 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast eist de officier van justitie dat aan verdachte een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, wordt opgelegd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij veroordeling van feit 2 en feit 3 tot oplegging van een geldboete van € 1.270,-. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt van feit 1 verzoekt de verdediging tot oplegging van een werkstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met de handel in vuurwapens en munitie binnen een georganiseerd verband.
De verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van voornoemde wapens in onze samenleving. De illegale handel in vuurwapens dient met het oog op de veiligheid van personen en ter voorkoming van gevoelens van onveiligheid in de samenleving streng te worden bestraft. Uit het dossier blijkt echter niet van betrokkenheid van verdachte bij een zodanige omvang van wapenhandel dat hij als een grote speler zou moeten worden gezien in de onderhavige criminele organisatie.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 juni 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
- een verdachte betreffend rapport van Reclassering Nederland d.d. 26 juni 2014, opgemaakt door de heer P. Leek, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd aan verdachte aan verdachte op te leggen een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf. Gelet op de minimale problematiek van betrokkene lijkt reclasseringstoezicht niet noodzakelijk.
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 en feit 4 een kortere periode bewezen geacht. Dit doet niet af aan het feit dat de rechtbank het bewezenverklaarde zeer strafwaardig acht. De rechtbank weegt dit mee bij haar beslissing omtrent de aan de verdachte op te leggen straf.
Gelet op de mate van betrokkenheid van deze verdachte bij de wapenhandel, zoals die op basis van het dossier kan worden vastgesteld komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte dient te worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 126 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast een werkstraf van 240 uren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 140 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie III en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen en munitie categorie III;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen categorie II;
feit 4:deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
180 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte,
te weten 126 dagen,van deze gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee)jaren navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
Algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Veroordeelt verdachte daarnaast tot
een taakstraf,bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
240 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Schroten, voorzitter,
mrs. H.A. Gerritse en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks van 01 januari 2014 tot en met
11 mei 2014 te [woonplaats] en/of Den Haag en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
gewoonte of beroep heeft gemaakt van het vervoeren en/of overdragen en/of
voorhanden hebben van een of meer wapen(s) van categorie II en/of III;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te [woonplaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, een wapen van categorie III, te weten een gaspistool, merk
Ekol, model Firat Magnum, kaliber 9 mm, en/of munitie van categorie III, te
weten 9 scherpe patronen, kaliber 9 mm P.A., merk OZK, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te [woonplaats], althans in het arrondissement
Midden-Nederland, een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen
waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden
gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 11 mei 2014, te
Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend en/of [woonplaats] en/of Den Haag en/of
(elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit verdachte en/of een of meer van de volgende personen:[medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] -, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
het (telkens) handelen in strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31
van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en
vierde lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het vervoeren en/of
voorhanden hebben en/of overdragen en/of uitwisselen en/of anderszins ter
beschikking stellen en/of verhandelen van vuurwapens).

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Tapgesprek 1513, d.d. 9 mei 2014, p. 183 van map 7 van het einddossier 09Appel.
3.Tapgesprek 1641 d.d. 10 mei 2014, p. 185 van map 7 van het einddossier 09Appel.
4.Tapgesprek 107, d.d. 11 mei 2014, p. 1699 van map 5.1 van het einddossier 09Appel.
5.Whatsapp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte], p. 203 van map 7 van het einddossier 09Appel.
6.Afbeeldingen via whatsapp, p. 204 van map 7 van het einddossier 09Appel.
7.Whatsapp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte], p. 206 van map 7 van het einddossier 09Appel.
8.Whatsapp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte], p. 208-210 van map 7 van het einddossier 09Appel.
9.Whatsapp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte], p. 212-213van map 7 van het einddossier 09Appel.
10.Tapgesprek 29, d.d. 18 april 2014, p. 62 van map 7 van het einddossier 09Appel.
11.Tapgesprek 695, d.d. 28 april 2014, p. 1503 van map 5.1 van het einddossier 09Appel.
12.Tapgesprek 37, d.d. 9 mei 2014, p. 148 van map 7 van het einddossier 09Appel.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2015.
14.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 591 van map 1 van het einddossier 09Appel.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 597 van map 1 van het einddossier 09Appel.
16.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 1184-1187 van map 4 van het einddossier 09Appel.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1188-1189 van map 4 van het einddossier 09Appel.