ECLI:NL:RBMNE:2015:1333

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
16/701224-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor illegale handel in vuurwapens en munitie

Op 5 maart 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zeven verdachten die betrokken waren bij illegale handel in vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft hen veroordeeld voor hun rol binnen verschillende georganiseerde samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn twee andere verdachten veroordeeld voor verboden wapenbezit. De zaak werd behandeld op tegenspraak, waarbij de verdachten niet altijd aanwezig waren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.E.H. Jager, in overweging genomen.

De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van wapens van categorie II en III, met name een zilver/zwartkleurig vuurwapen, op of omstreeks 9 mei 2014 in Utrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat het bewijs, verkregen door een doorzoeking in de woning van de verdachte, onrechtmatig was, omdat er geen toestemming was voor de doorzoeking. De rechtbank oordeelde echter dat de doorzoeking rechtmatig was en dat het bewijs niet onrechtmatig was verkregen.

De rechtbank concludeerde dat het vuurwapen in de woning van de verdachte was aangetroffen en dat de verdachte wetenschap had van het wapen, mede op basis van afgeluisterde gesprekken. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op 9 mei 2014 een vuurwapen van categorie III voorhanden had. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 200 dagen, waarvan 123 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701224-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 12 augustus 2014, 17 oktober 2014 en (inhoudelijk) op 10 februari 2015, waar verdachte niet is verschenen. Ter terechtzitting van 19 februari 2015 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de gevolmachtigde raadsvrouwe mr. R.E.H. Jager naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op of omstreeks 9 mei 2014 te Utrecht een of meer wapens van categorie II en/of een of meer wapens van categorie III (een zilver/zwartkleurig vuurwapen) voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Rechtmatigheidsverweer ex art. 359a Wetboek van strafvordering

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft op grond van artikel 359a Wetboek van Strafvordering aangevoerd dat het bewijsmateriaal dat is aangetroffen in de woning van de verdachte, te weten het vuurwapen dat in de tenlastelegging is genoemd, uitgesloten dient te worden van de bewijslevering. Zij heeft gesteld dat er geen toestemming was voor de doorzoeking in de woning en dat de machtiging tot binnentreden niet gericht was op de inbeslagneming van het vuurwapen. Deze was slechts gericht op de aanhouding van de verdachte, hetgeen al had plaatsgevonden voorafgaande aan de doorzoeking. Ook de bewoonster van het pand heeft geen toestemming gegeven. Omdat er geen doorzoekingsbevoegdheid was, mocht de verborgen ruimte waar het vuurwapen is aangetroffen niet worden opengebroken. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, zodat het bewijs dient te worden uitgesloten. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het Spoor Identificatie Nummer (hierna: SIN) van twee verschillende wapens zijn verwisseld. Ook heeft zij aangevoerd dat op basis van het dossier niet vast te stellen is dat het wapen met SIN [()] (hetgeen thans aan haar cliënt wordt toegeschreven) in de woning van haar cliënt werd aangetroffen.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft betwist dat de doorzoeking onrechtmatig was. Deze doorzoeking heeft plaatsgevonden op grond van de Wet Wapens en Munitie. Het plankje in de meterkast waarop het wapen is aangetroffen, is slechts opgetild en niet opengebroken. Er is ook geen sprake geweest van een schending van het huisrecht, aangezien de verdachte op het moment van de doorzoeking al was aangehouden.
Wat betreft het SIN staat omschreven in het aanvullende proces-verbaal van bevindingen hoe de toekenning van het nummer precies is verlopen. Hieruit blijkt duidelijk dat het wapen waaraan het betreffende SIN is toegekend hetzelfde wapen is als het wapen dat in de meterkast aan het Spinozaplantsoen in beslag is genomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank overweegt als volgt. Uit de machtiging tot binnentreden in de woning aan [adres] te [woonplaats] [1] blijkt dat toestemming is verleend tot binnentreden in verband met de inbeslagneming van een vuurwapen of vuurwapens. Het vakje “Voor de inbeslagname van: vuurwapen(s)” is immers aangekruist. Abusievelijk is in die machtiging echter het verkeerde wetsartikel genoemd, namelijk art. 55 Wetboek van Strafvordering.
Bovendien is bij proces-verbaal rectificatie machtiging binnentreden van 7 oktober 2014 vermeld dat op de machtiging artikel 49 van de Wet Wapens en Munitie vermeld had moeten worden. De opsporingsambtenaren waren derhalve bevoegd een volledige doorzoeking te doen. Dat daarbij al dan niet een plankje zou zijn verwijderd door middel van verbreking (hetgeen overigens feitelijk niet vaststaat), doet aan de rechtmatigheid van een dergelijke doorzoeking, en de eventueel aangetroffen goederen, niet af.
Tenslotte is nog een “proces-verbaal van binnentreden met toestemming [A]” opgemaakt op 7 oktober 2014, waarin staat dat degene die in de woning aan [adres] te [woonplaats] aanwezig was, te weten mevrouw [A], aan de opsporingsambtenaren toestemming heeft gegeven om binnen te treden.
Uit het proces-verbaal van binnentreden in een woning [2] en het verslag hiervan [3] blijkt dat in de woning aan [adres], waar verdachte ingeschreven staat, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in beslag is genomen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen [4] blijkt dat verbalisant [verbalisant] verklaart de inbeslaggenomen goederen administratief te hebben verwerkt, zodat hij degene is geweest die het SIN heeft toegekend aan het inbeslaggenomen vuurwapen. Uit de lijst met inbeslaggenomen goederen [5] , blijkt dat aan de in de woning van verdachte aangetroffen “Ekol Volga [nummer] zilverkleurig met zwarte kolf” SIN [()] is toegekend. In het proces-verbaal van bevindingen [6] is SIN [()] nader omschreven als een pistool van categorie III sub 1. Tevens zijn foto’s gevoegd bij dit proces-verbaal van bevindingen. Bij aanvullend proces-verbaal [7] van de verbalisant die het SIN heeft toegekend is gerelateerd dat in voormeld proces-verbaal abusievelijk hetverkeerde SIN is vermeld en dat het SIN [()] had moeten zijn in plaats van SIN [()].
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het bewijs dat voormeld wapen in de woning van de verdachte is aangetroffen niet onrechtmatig is verkregen. Wel is er bij het opmaken van het proces-verbaal met het verkeerde SIN sprake geweest van onzorgvuldig handelen, maar dit is alsnog hersteld bij nader proces-verbaal. Evenmin is er twijfel dat het bij (na herstel) SIN [()] omschreven wapen hetzelfde wapen betreft als datgene dat (met hetzelfde SIN) in de woning in beslag genomen is. Tenslotte merkt de rechtbank nog op dat het wapen op de foto’s behorende bij de omschrijving van het wapen naar aanleiding van het (naderhand herstelde) SIN, met name pagina 1170 [8] hetzelfde eruit ziet als het wapen op foto 5 op pagina 583 [9] , dat is gemaakt tijdens de doorzoeking, zodat dit voormelde conclusie bevestigt.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft geconcludeerd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het vuurwapen is aangetroffen op het adres van verdachte. Mede gezien de context van de wijze van aantreffen in combinatie met de afgeluisterde gesprekken, die kennelijk over het voorhanden hebben of het overdragen van wapens gingen, moet geconcludeerd worden dat de verdachte ook wetenschap gehad moet hebben van het vuurwapen in zijn huis. Het vuurwapen betrof een Ekol, terwijl de medeverdachte [medeverdachte], waarmee verdachte de eerder genoemde telefoongesprekken voerde, met dergelijke wapens in verband werd gebracht.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft betoogd dat het onduidelijk is gebleven wat er precies in beslag is genomen in het huis van de verdachte en of onomstotelijk kan worden vastgesteld dat het vuurwapen waarvan een proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt, gelet op de verwarring rondom het toekennen van een SIN, wel hetzelfde vuurwapen betreft als het wapen dat is aangetroffen in de woning aan [adres]. Bovendien lijken de processen-verbaal van bevindingen inhoudelijk niet juist te zijn, als de verbalisant die stelt het vuurwapen in beslag te hebben genomen niet ter plaatse in de woning is geweest. Volgens de raadsvrouwe was de feitelijk gevolgde procedure bij de inbeslagneming, toekenning SIN en de wijze waarop vervolgens proces-verbaal is opgemaakt niet in overeenstemming met de te volgen procedure.
Gelet hierop ontbreekt het bewijs en dient verdachte te worden vrijgesproken. Tenslotte is betoogd dat verdachte geen wetenschap had van het vuurwapen, nu het immers verborgen was in de woning en aldaar ook door andere mensen kan zijn verstopt.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [10]
Op 9 mei 2014 werd in de woning van verdachte [11] aan [adres] te [woonplaats] doorzocht. Daarbij werd onder andere in beslag genomen: een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in een verborgen ruimte bovenin de meterkast en een doosje met twaalf patronen. [12]
Het wapen dat in voornoemde woning in beslag is genomen heeft het SIN [()] gekregen. [13]
Het in beslaggenomen wapen betreft een pistool van het merk Ekol, model Volga, kaliber 9mm P.A.K. en is voorzien van het wapennummer [nummer]. Dit pistool is een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het pistool is chroomkleurig en voorzien van zwarte kunststof handgreepplaten. [14] [15] De 12 scherpe patronen zijn knalpatronen, kaliber 9mm, bestemd of geschikt om een projectie door middel van een vuurwapen af te schieten. [16]
Een telefoongesprek, sessienummer 823, gevoerd op 30 april 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer], waarbij verdachte ([()]) ondertussen een achtergrond gesprek voert met een onbekende man (NNman):
[()]: Die tasje, doe ‘m in die tasje. Magazijn ligt nog daar dan.
NNman: (onv.) nog daar. (onv.) pakken (onv).
[()]: Ja. Die tassj. Moet effe.
NNman: Hahaha!
[()]: Kanker! [17]
Een telefoongesprek, sessienummer 700, gevoerd op 28 april 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer]:
[medeverdachte]: Jo.
[verdachte]: Jo. He jongen alles goed?
[medeverdachte]: Rustig man.
[verdachte]: Ja
[medeverdachte]: Ja man, ik had die dingetje wou je die nog.
[verdachte]: Ik eh ... die ding. Ik heb eentje dringend nodig.
[medeverdachte]: Oh. Ben je straks in de buurt of.
[verdachte]: Ik ben nu onderweg naar Utrecht vanuit Den haag. Maar ik rij nu waar rij ik nu ik rij nu bij Zoetermeer.
[medeverdachte]: In ieder geval ik ben gewoon thuis aan het eten, bel mij als je in de buurt bent. Dan kom je gewoon en spreken we gewoon ergens af. Ja?
[verdachte]: Ligt er eentje klaar of niet. ‘
[medeverdachte]: Ja. Ja Sowieso.
[verdachte]: Groot of klein.
[medeverdachte]: Ja die kleintje, die grote is wat mis mee daarom.
[verdachte]: 1k kom eraan eentje die 100 procent veilig is.
[medeverdachte]: Sowieso. Daarom.
[verdachte]: Ik kom eraan.
[medeverdachte]: Is goed ouwgie. [18]
Een telefoongesprek, sessienummer 700, gevoerd op 28 april 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] (NNman) en medeverdachte [medeverdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer]:
[medeverdachte]: Jo.
NNman: He ouwe. Ik heb hier om de hoek, uhnijn ruit ligt eruit gek:
[medeverdachte]: Wat?
NNman: Mijn ruit ligt eruit. Wacht effe pik. Komen mijn ruit maken hierö.
[medeverdachte]: Oke oke. Gaat t nog lang duren of..
NNman: Hey. Hey luister ouwe, iemand uh, mttie van mij was net bijna zijn hoofd kwijt vriend.
[medeverdachte]: Ja?
NNman: Hij deed die kleine dingeije bekijken,je weet toch.
[medeverdachte]: Uhhuh.
NNman: Alles vloog op hem af vriend.
[medeverdachte]: Hoe bedoel je.
NNman: Ik zei tegen hem uh. Ik was effe uit de auto, ik kom terug. Hij zegt tegen mij, je wilt niet weten ouwe, Ik zeg wat dan.
Hij zegt, dat ding is niet goed joh. Ik zeg waarom. Hij laat ‘m zo zien, Ik zie uhhh de helft ligt achterin mijn auto en uhhhh de andere helft ligt uit elkaar in
zijn hand.
[medeverdachte]: Is ie kapot?
NNman: Nou ik weet niet. Ik denk niet kapot. Ik denk dat ie gewoon zo uh.. Maar hij klapte uit elkaar gek. 1
[medeverdachte]: Meen je dat?
NNman: Ja, ik zweer het je moeder ouwe. Die jongen zegt tegen mij, ouwe van wie zijn die dingen ik wil nu met die persoon praten. Ik zei luister dat is een maatje van mij, die jongen die praat niet met mensen begrijp je. Ik zeg maat ik zal het wel effe doorgeven. Ik zweet het
ouwe, ik heb het van hem gepakt
ik zei tegen hem, dan kan ik het die jongen laten zien dan kan hij het ook gelijk aan die persoon laten zien van wie hij hem had weetje. Ik zeg je eerlijk pik,
weet je. Ik heb je nog 5 uur, ik hem ‘m is ie 100% weet je? Hij knalt gewoon uit elkaar, ik schrok me dood ouwe. Ik zei tegen hem, heb jij niks. Hij zegt nee.
[medeverdachte]: Daarom, dat is wel belangrijk ja.
NNman: En die kleine ding zeg maar, die dr in uh je weet toch? Die onder die grote ding waar die kleine dingen gaan zeg maar onder?
[medeverdachte]: Ja.
NNman: Die is tegen het raam geklapt zeg maar, tegen de buitenkant want hij hangt naar buiten zeg maar. Die kleine ding die dr in zit zeg maar, die is door het dak heen gegaan bijna, das onmogelijk gek.
[medeverdachte]: Nee joh.
NNman: Die is gewoon naar binnen gekomen gek.
[medeverdachte]: Dat is niet goed. Weet je, neem ‘m anders vanmiddag mee dan kan ik effe kijken ja?
NNman: Ja daarom, Ik zei tegen hem, ja is niks aan de hand. Dit is gewoon een foutje enzo, de rest is wel gewoon allemaal, je weet toch. In ieder geval we praten apart wel gewoon ja?
[medeverdachte]: Uhhuh.
NNman: Ik kom zo d’r aan ja. Anders luister. Ben je met de auto? Gooi je auto anders thuis dan kom ik je nu, bij jou in de buurt nu ophalen. Hij is nu klaar hier met die ruit, bijna. Twee/ drie minuten dan rijd ik gelijk naar je door.
[medeverdachte]: In ieder geval dan kom maar gewoon naar Ondiep augje want ik moet ook uh gaan we gelijk weg want ik moet ook nog effe wat regelen wat snapje daarom.
NNman: Ja. Ik heb echt iets vets ouwe. Jij hebt je rijbewijs, je hoeft niks, je hoeft alleen rijden pik.
[medeverdachte]: Jojo. Komt goed. Kom naar Ondiep.
NNman: Ik heb Golf busje gehuurd. Gewoon netjes, eentje.
[medeverdachte]: Komt goed, ik zie jou in ieder geval uh in Ondiep dan ja?
NNman: Spreek je. [19]
Aanvullende bewijsoverweging
Mede naar aanleiding van de inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken tussen [medeverdachte] en verdachte was er aanleiding om hem als verdachte aan te merken en op grond van de Wet Wapens en Munitie een doorzoeking te doen plaatsvinden in het huis van de verdachte. Uit het proces-verbaal van binnentreden in een woning en het verslag hiervan blijkt dat een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in beslag is genomen. Dit vuurwapen blijkt een “
Ekol Volga [nummer] zilverkleurig met zwarte kolf” te zijn. Het proces-verbaal dat dit wapen omschrijft concludeert dat het een pistool is van categorie III sub 1.
Aangezien het vuurwapen zich in de woning van de verdachte bevond en makkelijk bereikbaar en beschikbaar voor verdachte was alsmede gelet op het feit dat verdachte in de periode voorafgaand aan het aantreffen van dat vuurwapen telefoongesprekken voerde met medeverdachte [medeverdachte] over naar het oordeel van de rechtbank wapens kan niet anders dan worden geconcludeerd dat verdachte hiervan wetenschap heeft gehad, zodat hij dit wapen voorhanden heeft gehad.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 5.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 9 mei 2014 in Utrecht een zilver/zwartkleurig vuurwapen van de categorie III voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens van de categorie III.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat de verdachte het grootste gedeelte van de straf die deze zou moeten hebben al heeft uitgezeten, zodat een gevangenisstraf wordt gevorderd voor de duur van 200 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 123 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijke straf dienen als bijzondere voorwaarden te worden verbonden het toezicht door de reclassering en urinecontroles.
Hierbij dient aandacht te worden gegeven aan het feit dat verdachte zwakbegaafd is, afhankelijk is van cannabis en het feit dat het toezicht, dat eerder niet goed liep, thans wel goed lijkt te lopen.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een straf die gelijk is aan het voorarrest passend zou zijn en heeft verzocht daarbij geen andere straf op te leggen. Indien toch zou worden gekozen voor een voorwaardelijke straf, zou het goed zijn als het reclasseringstoezicht bij wijze van bijzondere voorwaarde aan een dergelijke straf wordt gekoppeld.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in zijn woning een wapen voorhanden gehad en door zijn handelen er aan bijgedragen dat dit wapen in het maatschappelijke verkeer beschikbaar was of kon zijn. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven dat hij zich op enigerlei wijze rekenschap heeft gegeven van de mogelijke risico’s van het voorhanden hebben van een wapen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens veroorzaakt ook in het algemeen gevoelens van onrust en angst in de maatschappij, nog afgezien van de daadwerkelijke risico’s die gelopen kunnen worden als een dergelijk vuurwapen (bijvoorbeeld ter afdreiging) wordt gebruikt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte houdt de rechtbank rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 december 2014. Daaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder éénmaal eerder in 2013 voor handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie.
Uit het psychiatrisch onderzoek d.d. 10 oktober 2014 door drs. C.J.F. Kemperman blijkt dat verdachte afhankelijk is van cannabis, hetgeen is gefundeerd op een antisociale persoonlijkheidsstoornis bij een intelligentie die als laaggemiddeld tot zwakbegaafd overkomt. Voorts leveren deze persoonskenmerken in combinatie met een gebrek aan empathie een kans op recidive op. Hierbij speelt ook het feit dat er thans geen goede dagbesteding is en verdachte omgang heeft met “verkeerde vrienden”. Na overleg met de reclassering is aangegeven dat begeleiding door de reclassering nog mogelijkheden biedt en dat deze begeleiding op zich goed verloopt, zoals ter zitting nogmaals is bevestigd door [B], toezichthouder van verdachte.
Aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 123 dagen voorwaardelijk. De proeftijd wordt vastgesteld op 2 jaar. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf reclasseringsbegeleiding verbinden. De rechtbank ziet geen aanleiding om als bijzondere voorwaarde urinecontroles op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens van de categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
200 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
123 dagen,van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende algemene en bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; en
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde
1. zich na zijn veroordeling binnen twee dagen meldt bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoon 200 te Utrecht. Vervolgens moet veroordeelde gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Glerum, voorzitter,
mrs. H.A. Gerritse en A.C. Schroten, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 09 mei 2014 te Utrecht een of meer wapens van categorie
II, en/of een of meer wapens van categorie III te weten een
zilver/zwartkleurig vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Machtiging tot binnentreden in een woning, p. 587, map 1 einddossier 09Appel 14.
2.Proces-verbaal van binnentreden in een woning, p. 588, map 1 einddossier 09Appel 14.
3.Verslag van binnentreden in een woning, p. 590, map 1 einddossier 09Appel 14
4.Proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal aanvullend einddossier, p. 22.
5.Lijst met inbeslaggenomen goederen, proces-verbaal aanvullend einddossier, p. 29
6.Proces-verbaal van bevindingen, PL0900-2014114402-13, p. 1162, map 4 einddossier 09Appel 14.
7.Proces-verbaal van bevindingen nummer PL0900-2014114402-15.
8.Map 4, einddossier 09Appel 14.
9.Map 1, einddossier 09Appel 14.
10.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
11.Proces-verbaal van verhoor [verdachte], p. 1571 van map 5.1 van het einddossier 09Appel.
12.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 578 van map 1 van het einddossier 09Appel.
13.Proces-verbaal aanvullend einddossier, p. 29 van dossiernummer 2014116660.6
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1162 van map 4 van het einddossier 09Appel.
15.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2014114402-15.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1162 van map 4 van het einddossier 09Appel.
17.Tapgesprek 823 d.d. 30 april 2014, p. 1593 van map 5.1 van het einddossier 09Appel.
18.Tapgesprek 700 d.d. 28 april 2014, p. 1594 van map 5.1 van het einddossier 09Appel.
19.Tapgesprek 846 d.d. 30 april 2014, p. 1597-1598 van map 5.1 van het einddossier 09Appel.