4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feiten 2 en 3
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte deze feiten heeft begaan. De in de dagvaarding omschreven goederen zijn op een adres aangetroffen, waar de verdachte wel eens is geweest. Niet is vast te stellen of hij deze goederen daar heeft achtergelaten en/of anderszins als eigenaar zou moeten worden beschouwd. Overigens is de doorzoeking op grond van art. 49 Wet Wapens en Munitie wel rechtmatig geweest, nu zich daartoe een correcte machtiging in het dossier bevindt.
De verdachte behoort te worden vrijgesproken van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Bewezenverklaring feit 1:
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Gedurende het onderzoek zijn meerdere telefoongesprekken afgeluisterd. Een aantal gesprekken die werden gevoerd tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en een andere persoon, bleken plaats te vinden met telefoonnummer [nummer]. De mannelijke gebruiker van dit telefoonnummer wordt in de gesprekken [verdachte] genoemd. Door verdachte is bij de politie verklaard dat hij telefoonnummer [nummer] gebruikt en nog een ander nummer.
De telefoon eindigend op nummer *[nummer] is ook op 10 mei 2014 gebeld door eerstgenoemd nummer door middel van een vrouwelijke gebruiker. Bij proces-verbaal van bevindingen is door een verbalisant op 14 mei 2014 geconstateerd dat de mannelijke gebruiker van het nummer eindigend op *[nummer]dezelfde persoon betreft als de gebruiker van het nummer eindigend op *[nummer]. Hieruit kan worden geconcludeerd dat deze persoon verdachte, [verdachte], betreft en dat hij gebruikt maakt van de telefoons eindigend op *[nummer] en *[nummer].
Op 10 mei 2014 is door [medeverdachte 1] gebeldmet telefoonnummer eindigend op *[nummer]:
[medeverdachte 1]: Ben je in de buurt of.
[nummer]: Ja.
[medeverdachte 1]: Oke oke. Trouwens van die ene ding, had je die doos uh kennen we die pakken of.
[nummer]: Uh… Ja ik ken ‘m wel pakken maar eh ik moet ‘m nog zoeken broer, man.
[medeverdachte 1]: Oh ja als die doos d’r bij zijn dan ken ik ‘m..
[nummer]: Maar ik hem ‘m wel, sowieso. Ik heb ‘m sowieso.
[medeverdachte 1]: Ja maar diegene wilt ’m d’r bij snap je, gelijk. Dus.
[nummer]: Oh… Ik weet echt niet hoe we dat gaan doen [medeverdachte 1], man ik zoeken, dit dat.
Zodra ik een doos heb ofzo geef ik ‘m later aan jou. Ik weet dat ik twee of drie dozen heb.
Op 10 mei 2014 is door [medeverdachte 1][medeverdachte 1]gebeld met telefoonnummer [nummer]:
[medeverdachte 1]: Oke oke. Nee, ik had gebeld voor die ene maar die doos hij zegt ik heb ‘m wel ergens maar ik moet zoeken weet je. Dat wordt uh later pas dan.
[nummer]: Ja als ie ‘m dan even zoekt dan is ’t goed toch?
[medeverdachte 1]: (..) Dat wordt later pas.
[nummer]: Bedoel je later of bedoel je later uh… gewoon niet vanavond. (…)
[medeverdachte 1]: Maar moet ie uh moet ie uh kijk als je die kleintje wil, kunnen we wel naar Amsterdam. Dan heb je gewoon een doos enzo maar met die andere, die ken ik dan hier in Utrecht ophalen, dan hoeven we niet naar Amsterdam te rijden, snap je?(..)
[nummer]: Zeg tegen hem dat als hij, als hij die ding kwijt wil dan kan die ‘m vandaag nog kwijt maar ze zullen wel wat aan de prijs willen want ik heb mensen, ze willen ‘m heel graag.
[medeverdachte 1]: (..) Maar willen ze die foul (fon.) of die kleine gewoon.
[nummer]: Wat kost ook alweer die foelle (fon.)?
[medeverdachte 1]: Die foel (fon.) wil tie eigenlijk, hij vroeg eigenlijk zes maar hij kan zakken tot vijf nou zonder doos zegt ie.
[nummer]: Zonder doos?
[medeverdachte 1]: Ja zonder doos. En die andere, die kleintjes, zijn vier. Met doos, gewoon nieuw.
[nummer]: Ze komen nu uh.. (..) Ik heb iemand gevraagd of hij het kon regelen. Hij zei die kleine die die lady (fon.) toch of niet. (..) Hij zei tegen mij: broer die zijn voor minder dan 350 verkrijgbaar.
(..)
[nummer]: Ja. Ze gaan kijk, willen vanavond al kopen en ze gaan dan maandag of dinsdag iets mee doen dan kunnen ze een ton of wat (fon.) pakken broer.
[medeverdachte 1]: Ja, nee dat is altijd goed maar die dingen zijn gewoon goed weet je. Ik zeg je eerlijk, die foulies waren sowieso goed weet je. Die ken je gewoon uh, 1 knopje en die hele ding is leeg. Snap je?(..) Ik zeg je eerlijk hoe kleiner ze zijn, hoe kleiner ze zijn hoe wel harder weet je.
[nummer]: Maar gaat die ding volop?
[medeverdachte 1]: Jajaja dat wel. Sowieso.
[nummer]: Maar die, maar die foel (fon.) is die even groot als die lady of iets groter.
[medeverdachte 1]: Hij is iets groter, groter man.
(..)
[nummer]: (..) Anders moet je anders moet je ‘m effe ophalen. Ik wil ‘m dan wel even snel snel zien als het kan.
Op 10 mei 2014 belt [medeverdachte 1] met verdachte en zegt [medeverdachte 1] dat die jongen om negen uur bij hem is. Op 11 mei 2014 wordt door [medeverdachte 1] gebeld met nummer [nummer] en wordt een afspraak gemaakt in verband met (volgens degene die gebeld wordt) “
die zwarte die je me liet zien die automaat”. Op 12 mei 2014 belt [medeverdachte 1] met hetzelfde nummer en zegt [medeverdachte 1] dat hij “
die ding gewoon in Utrecht kan ophalen” en dat “
als hij naar hem toe komt hem gewoon bij zich heeft”.
Op 12 mei 2014 om 15:35 uur belt [medeverdachte 1] met de verdachte en vraagt of hij thuis is en die ding bij de hand heeft. [medeverdachte 1] zegt dat hij “
effe langs komt na vier uur en hem even komt ophalen”. Op 12 mei 2014 om 16:25 uur belt [medeverdachte 1] met verdachte om een afspraak te maken voor over 5 minuutjes bij Callpoint. [medeverdachte 1] belt op diezelfde dag om 16:29 uur naar het nummer [nummer] dat hij “
rond vijf uur zijn kant op komt”.
Het observatieteam ziet omstreeks 16:30 uur op 12 mei 2014 dat [medeverdachte 1] met een auto over de Amsterdamsestraatweg in Utrecht rijdt als bestuurder en dat verdachte de bijrijder is en bij Callpoint uitstapt.
Uit de opname via OVC blijkt het volgende gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte nadat verdachte in de auto van [medeverdachte 1] is ingestapt, totdat verdachte uitstapt bij Callpoint:
[medeverdachte 1]: (..) die jongen bellen. Er zitten wel pinda’tje enzo bij toch?
Verdachte: Ja ja ja. Hij zit er in.
[medeverdachte 1]: Maar ik heb thuis, hoeveel zitten erin.
Verdachte: Uh. Zeven ofzo. Zes. Maak ze wel schoon ouwe.
[medeverdachte 1]: Ja.
Verdachte: Gaan naar Amsterdam he, zijn. (..)
[medeverdachte 1]: Ik moet Goochelaar bellen.
Verdachte: Oh. Hoe heet dat broer. Maak ‘m wel alsjeblieft schoon ja.
[medeverdachte 1]: Ja man, ik ga ‘m nu thuis schoonmaken, in een zakje doen.
Verdachte: Want Amsterdammers zijn gevaarlijk.
[medeverdachte 1]: Ja maar deze jongen, ja ze gaan ‘m misschien gebruiken dat sowieso maar ik ga ‘m sowieso schoonmaken thuis en dan uh.
Verdachte: Die kogels is belangrijk.
Uit de doorzoeking van de auto van [medeverdachte 1] op 12 mei 2014 om 18:30 uur blijkt dat onder meer wordt aangetroffen een sealbag van ongeveer vier bij vier centimeter met meerdere goudkleurige patronen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Bij proces-verbaal aanvullend einddossier van 22 december 2014 is gerelateerddat aan deze in beslaggenomen goederen het SIN AAHE3676NL is toegekend. Vervolgens is na onderzoek vastgesteld dat dit SIN een automatisch pistool betreft van categorie II sub 2, van het merk Zoraki, model 914, kaliber 9 mm P.A.K en het pistool in staat is om semi-automatisch en automatisch projectielen af te schieten. De patronen zijn omschreven als scherpe patronen kaliber 9 mm P.A. merk OZK, van categorie III.
De rechtbank leidt af uit het telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte op 10 mei 2014 dat [medeverdachte 1] graag van verdachte een doos zou willen hebben. Verdachte geeft aan dat hij hiernaar moet zoeken. Vervolgens belt [medeverdachte 1] op 10 mei 2014 met een ander om dit door te geven, namelijk dat er nog naar de doos moet worden gezocht, en vervolgens wordt gesproken over de spullen met of zonder doos, of het zou gaan om een “kleine” of een “full” en of het gaat om een “lady” en het ophalen ervan in Utrecht. Ook wordt gesproken over wat hier tegenover zou staan wat betreft de prijs. Vervolgens belt [medeverdachte 1] op 10, 11 en 12 mei om deze (en/of een vergelijkbare) afspraak op 12 mei 2014 met verdachte en anderen verder af te stemmen, waarna op 12 mei 2014 door [medeverdachte 1] met verdachte wordt gebeld om af te spreken ter hoogte van Callpoint in Utrecht. Uit dit gesprek in combinatie met het in de auto afgeluisterde gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte blijkt het naar het oordeel van de rechtbank te gaan om een overdracht van een wapen met munitie van verdachte aan [medeverdachte 1]. Door hen wordt ook gesproken over het schoonmaken van het wapen en het belang van kogels. Het wapen en de bijbehorende munitie worden vervolgens aangetroffen in de auto van [medeverdachte 1].
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.