ECLI:NL:RBMNE:2015:1327

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
16/661483-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zeven verdachten voor illegale handel in vuurwapens en munitie

Op 5 maart 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zeven verdachten die betrokken waren bij de illegale handel in vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 samen met anderen wapens en munitie van categorie II en III voorhanden hebben gehad en dat zij een gewoonte hebben gemaakt van het verhandelen van deze wapens. Twee van de verdachten zijn ook veroordeeld voor verboden wapenbezit. De rechtbank heeft de zaak behandeld op meerdere zittingen, waarbij de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachten aan bod zijn gekomen. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en de ontvankelijkheid van de officier van justitie vastgesteld. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en tapgesprekken, zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen, waarbij de ernst van de feiten en de betrokkenheid van de verdachten in de criminele organisatie zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661483-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 12 augustus 2014, 17 oktober 2014 en 10 februari 2015. Ter terechtzitting van 19 februari 2015 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman mr. A.C. Vingerling, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 samen met anderen wapens en munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of een beroep/gewoonte heeft gemaakt van de handel in wapens en munitie categorie II en/of categorie III;
feit 2: op 12 mei 2014 wapens en munitie categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 3: in de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;

3.Voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
Partiële nietigheid dagvaarding ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard omdat het eerste feit op de dagvaarding niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Het is onvoldoende duidelijk, zo stelt de raadsman, waarvan zijn cliënt wordt verdacht.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat het eerste feit op de dagvaarding ruim is omschreven, maar een duidelijke tijd, plaats, feit en strafbaarstelling behelst. Voornoemde dagvaarding voldoet dan ook aan de minimale eisen zoals deze zijn gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, zodat het, in combinatie met het einddossier, de verdediging voldoende duidelijk moet zijn geweest waartegen de verdachte zich dient te verweren. De rechtbank ziet daarom geen reden om de dagvaarding partieel nietig te verklaren.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging,
3.4
Overige voorvragen
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte, de getuigenverklaringen van [getuige], de tapgesprekken, de opnamen die zijn aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1], waarop te zien is dat er met vuurwapens worden geschoten in het tuinhuisje van de ouders van verdachte, het resultaat van de doorzoeking en de bevindingen van het onderzoek naar de aangetroffen wapens en de munitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is, overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnotitie, van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het voorhanden hebben van 6 vuurwapens en munitie en het verhandelen/overdragen van 2 van deze 6 vuurwapens in de periode van 5 mei tot en met 12 mei 2014 in Utrecht. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel medeplegen, alsmede van het beroepsmatig of uit gewoonte handelen in wapens.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2 en geeft hierbij aan dat dit een eendaadse samenloop met feit 1 betreft.
De raadsman bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van feit 3, omdat er geen sprake is geweest van een criminele organisatie, bestaande uit verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2]. De raadsman benadrukt dat verdachte uitsluitend voor zichzelf heeft gehandeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1 en feit 3
[A] verklaart dat hij een pistool haalde bij [medeverdachte 1] en die turk. Ze noemen de turk ook wel [naam]. Dat wapen was klein, chroom met een zwart handvat. Het zat in een plastic doosje. Op dat doosje stond Ekol Volga. Er zaten ongeveer 15 à 20 stuks kogels bij. [A] verklaart ten aanzien van de aan hem getoonde foto [2] van verdachte dat hij hem kent als [naam]. Hij kent verdachte via [medeverdachte 1]. [3]
[B] verklaart dat hij een wapen zou kopen. Hij zou dit wapen kopen van verdachte. [B] heeft het wapen in zijn handen gehad. Dat was bij [verdachte] thuis. Het was een klein zilverkleurig wapen. Het zat in een doosje. Een blauw doosje. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart dat medeverdachte [medeverdachte 4] vijf vuurwapens heeft geruild met iemand in Utrecht voor een scooter. [5]
Verdachte verklaart dat hij een paar keer met medeverdachte [medeverdachte 1] naar die jongen in Purmerend is geweest. Verdachte heeft een paar keer wapens bij die jongens in Purmerend gezien. Verdachte verklaart dat hij een week voor zijn aanhouding een scooter had. Die scooter was ongeveer € 1.000,- of € 1.100,- waard. Verdachte zou in ruil voor zijn scooter vijf vuurwapens krijgen. Als hij die wapens zou verkopen zou hij ongeveer € 2.000,- hebben. Verdachte heeft deze ruil gedaan ongeveer een week voor zijn aanhouding. Verdachte verklaart dat die jongens € 200,- per vuurwapen vroegen. Daar zat ongeveer 20 stuks munitie bij per wapen.
Verdachte verklaart dat hij van plan was een deal te doen met [C], maar die deal is niet doorgegaan omdat er iets was met de veiligheidspal. Verdachte verklaart dat hij in tapgesprek 37 in gesprek is met [B]. Verdachte heeft geen moderne telefoon. Hij heeft daarom aan [medeverdachte 1] gevraagd of hij foto’s kon doorsturen. Alle wapens van die jongens uit Purmerend zijn hetzelfde. [6]
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij met [medeverdachte 4], de vriend van [medeverdachte 3] uit Purmerend, de scooterruil heeft gedaan. [medeverdachte 4] kwam met een auto met aanhangwagen naar Utrecht om de scooter op te halen. Verdachte heeft daarna één wapen verkocht en één wapen weggegeven. De andere wapens zijn door de politie in zijn woning aangetroffen. In zijn woning is ook een zelfgemaakt wapen aangetroffen. Dit wapen had verdachte in bewaring voor een ander. [7]
Een telefoongesprek, sessienummer 29, gevoerd op 18 april 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[telefoonnummer]: oke luister dan ik heb ehh.. .kijk ken ... ken je wat voor mij bewaren daar vraag even aan die [B] of [naam] of zo
(namen zijn fon)
[telefoonnummer]: wat dan?
[telefoonnummer]: Die kleine dingetjes een paar weet je
[telefoonnummer]: Oh..
[telefoonnummer]: ik ken hoofdpijn van mij je weet toch druk...
[telefoonnummer]: ehhh... mmm....(klinkt of hij onder invloed is)
[telefoonnummer]: efentjes.... een paar uurtjes of zo
[telefoonnummer]: nee ze zijn hier niet ik ben alleen
[telefoonnummer]: oh...
[telefoonnummer]: moe je straks in de avond effe dan langs komen
[telefoonnummer]: ja in de avond dan eh.. ik moet ze nu wegleggen [naam] (fon)
[telefoonnummer]: ja maar ze zijn er niet weet je waar ze zijn?
[telefoonnummer]: al sla je me dood pik
[telefoonnummer]: dan eh.... dan... in die buurt om de hoek zeg maar bij eehhh je weet toch die zwarte sweater is de safanja
(fon) dr oma woont.... daar zo.. ergens
[telefoonnummer]: ik kijk wel even verder weet je
[telefoonnummer]: is goed [8]
Een telefoongesprek, sessienummer 695, gevoerd op 28 april 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[telefoonnummer] : Die kanker ding blijft plakken eentje.
[telefoonnummer] : Watteh?
[telefoonnummer] : Zn ding hij blijft plakken erin.
[telefoonnummer] : Je moet gewoon naar achteren.
[telefoonnummer]: Groene ding hij komt er niet uit asabi, mensen zeggen dit is niks joh.
[telefoonnummer] : Kom maar terug joh. [9]
Een telefoongesprek, sessienummer 37, gevoerd op 9 mei 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en een ander genaamd [D] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
(…)
[telefoonnummer]: Heb [medeverdachte 1] foto’s van die ding?
[telefoonnummer]: Ja
[telefoonnummer]: Hij moet effe foto’s sturen
[telefoonnummer]: Is goed. Heb zijn nummer toch?
[telefoonnummer]: Maar oh ja hij kan ook ruilen.
[telefoonnummer]: Ja maar ik moet geld hebben toch?
[telefoonnummer]: He?
[telefoonnummer]: Ik moet geld hebben joh.
[telefoonnummer]: Komt wel goed dan bel ik jou zo vanavond, als die jongen dat is.
[telefoonnummer]: ja
[telefoonnummer]: Hij heb ook een automatisch he een tag nine ofzo.
[telefoonnummer]: Maar ook echte?
[telefoonnummer]: Echte ja volgens mij.
[telefoonnummer]: Moeten effe kijken.
[telefoonnummer]: Ik neem zo naar jou mee kunnen jullie praten. Snap je.
[telefoonnummer]: Is goed later. [10]
Een telefoongesprek, sessienummer 1513, gevoerd op 9 mei 2014 tussen medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[telefoonnummer]: Jo broer.
[medeverdachte 1]: Jo. He maat.
[telefoonnummer]: He luister, effe een vraagje ja? Als als je die als als je die ding laad
he moet het moet het balletje, je weet toch je weet toch die ding die wij laden.
[medeverdachte 1]: Ja.
[telefoonnummer]: Moet die, moet dat moet dat balletje naar mij toe? Of of aan de andere kant?
[medeverdachte 1]: Als je ‘m dr in doet zeg maar?
[telefoonnummer]: Ja.
[medeverdachte 1]: Naar de voorkant gewoon zeg maar, dr uit.
[telefoonnummer]: Ja maar, naar mij toe?
[medeverdachte 1]: Uh.... Effe kijken, als je ‘m d’r in, ik snap het niet echt. Hehehe.
[telefoonnummer]: Kijk, kijk wanneer je die ding hebt ja en je hebt de pen daar vast in je hand.
[medeverdachte 1]: Uhhuh.
[telefoonnummer]: Moet die ding die ik dr in doe, moet die met de rug naar mij toe of
moet die richting mij komen.
[medeverdachte 1]: Uh...
[telefoonnummer]: Je hebt 1 kant waar die balletje uitkomt en je hebt de kant, de dichte.
[medeverdachte 1]: De rug ja, die dicht is zeg maar. Waar die uh waar die tegen aan tikt zeg maar.
[telefoonnummer]: Huh?
[medeverdachte 1]: Waar die tegen aan tikt zeg maar, die kant.
[telefoonnummer]: Ja, ja maar kijk. Ik hou ‘m nu, ik hou ‘m nu met mijn duim hou ik die rug tot (fon) en
met mijn duim slinger hou ik die balletje vast.
[medeverdachte 1]: Die balletje, ja. Juistem juistem. Maar dan moet je als je, je moet gewoon, die
balletje naar de kant van de loop. Hehehe. Ik moet lachen gewoon jongen. Hahaha!
[telefoonnummer]: Hahahal Balletje moet naar de kant.
[medeverdachte 1]:. Hij moet gewoon de rest.
[telefoonnummer]: Is goed broer.
[medeverdachte 1]: Ik kan ‘t niet uitleggen, je weet toch.
[telefoonnummer]: Ja safi is goed. Ik ga ‘t proberen ja?
[medeverdachte 1]: Ja man. Je moet gewoon, hij moet gewoon aan de bovenkant. Hij moet sowieso
van jou af weet je, die balletje. Hij moet weg van jou.
[telefoonnummer]: Safi is goed. [11]
Een telefoongesprek, sessienummer 1641, gevoerd op 10 mei 2014 tussen medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[telefoonnummer]: Jo broer.
[medeverdachte 1]: Jo broer.
[telefoonnummer]: Hoe ist jongen.
[medeverdachte 1]: Lekker lekker. Met jou?
[telefoonnummer]: Ja prima man.
[medeverdachte 1]: Oke oke. Nee, ik had gebeld voor die ene maat die doos
hij zegt ik heb ‘m wel ergens maat ik moet zoeken weet je. Dat wordt uh
later pas dan.
[telefoonnummer]: Ja als ie ‘m dan even zoekt dan is t goed toch?
[medeverdachte 1]: Ja ik heb ‘t al gevraagd, ik zeg; kennen we niet nu zoeken. Hij zegt
ja maar mijn chickie is nou op vakantie dit dat. Dus dat wordt later pas.
[telefoonnummer]: Bedoel je later of bedoel je later uh... gewoon niet vanavond. Gewoon
later later.
[medeverdachte 1]: Ja hij bedoelt uh hij zegt sowieso is ze over vier, vijf dagen terug dus dat
wordt dan over een paar dagen zeg maar, die doos.
[telefoonnummer]: Ohhke
[medeverdachte 1]: Maar moet ie uh moet ie uh kijk als je die kleintje wil, kunnen we wel naar Amsterdam. Dan heb je gewoon een doos enzo maar met die andere, die ken ik dan
hier in Utrecht ophalen, dan hoeven we niet naar Amsterdam te rijden, snap je?
[telefoonnummer]: Oke. Ja maar ja broer kijk broer kijk ik doe dan zonder doos
[medeverdachte 1]: Ja hij moet wel goed. Klopt klopt. Dan denken ze van huh is niet goed snap je?
[telefoonnummer]: Kijk we kunnen wel, we kunnen wel een beetje met de prijs gaan praten snap je?
Want kijk als ik ‘m koop dan wil ik m niet meer ruilen, dan wil ik ‘m niet meer zien snap je?
[medeverdachte 1]: Nee dat is normaal. Sowieso is normaal.
[telefoonnummer]: Kijk maar zeg tegen hem als hij kijk als hij nieuw is. Maar zit er wel een pinpas in
of niet?
[medeverdachte 1]: Ja ja dat sowieso. Hij is gewoon alleen die doos kwijt snap je? Of kwijt die heb die..
[telefoonnummer]: Ja maar broer je moet het zo zien. Als jij een telefoon koopt zonder doos en
oplader gaat die prijs sowieso omlaag.
[medeverdachte 1]: Juist.
[telefoonnummer]: Zeg tegen hem dat als hij, als hij die ding kwijt wil dan kan die ‘m vandaag nog
kwijt maar ze zullen wel wat aan de prijs willen want ik heb mensen, ze willen ‘m heel graag.
[medeverdachte 1]: Uhhuh. Maar willen ze die foul (fon) of die kleine gewoon.
[telefoonnummer]: Wat kost ook alweer die foelle? (fon)
[medeverdachte 1]: Die foel (fon)wil tie eigenlijk, hij vroeg eigenlijk zes maar hij kan zakken tot vijf
nou zonder doos zegt ie.
[telefoonnummer]: Zonder doos?
[medeverdachte 1]: Ja zonder doos. En die andere, die kleintjes, zijn vier. Met doos, gewoon nieuw.
[telefoonnummer]: Ze komen nu uh... Ik krijg uh.. hoe heet het. Ik heb iemand gevraagd of hij het kon
regelen. Hij zei uh die kleine die die lady (fon) toch of niet.
[medeverdachte 1]: Uhhuh.
[telefoonnummer]: Hij zei tegen mij; broer die zijn voor minder dan 350 verkrijgbaar. Hij zegt, weet je
wat je doet; 350 is goed. Hij zei tegen mij wacht wacht volgens mij belt ie mij al.
[medeverdachte 1]: Aah [12]
De volgende Whatsapp-gesprekken zijn gevoerd tussen medeverdachte [medeverdachte 1] met telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
Whatsapp-gesprek gevoerd op 19 april 2014 [13]
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
“Maat stuur me eens foto van die ding die k zo ga ophalen”
De rechtbank stelt vast dat er 3 afbeeldingen van een koffertje met daarin een vuurwapen en een zakje met munitie worden doorgestuurd van [telefoonnummer] naar [telefoonnummer]. [14]
Whatsapp-gesprek gevoerd op 20 april 2014 [15]
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Getest maat
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Wat een Knal
Whatsapp-gesprek 21 april 2014 [16]
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Haha speelgoed genoeg
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ma regel klante
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Aah oke. Maar heb je ook glock net als die van popo
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Is precies zelfde gwn alleen orgineel
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Kan je1 fixen
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ken wel ma is minimaal 2kop
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Daar beginne ze bij
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
En aka?
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Heb 1 pas gehaald voor 15
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ken hem kwijt voor 25
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Over 2 weken zijn er miss weer een paar
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ze kome vanuit Oostblok
Whatsapp-gesprek gevoerd op 22 april 2014 [17]
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Eej maat
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Wat is die type die ik gekocht heb vorige x
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Staat erop toch
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Bareta model
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Heb je een foto van dat tekstje
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Voor klannen man
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ben aan het fixen
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Je moet gwn foto sture
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ja ik weet maar ik heb hem hier nie bij me
De rechtbank stelt vast dat er 2 afbeeldingen met daarop een koffertje met een vuurwapen, een zakje met munitie en losse munitie worden doorgestuurd van [telefoonnummer] naar [telefoonnummer]. Het whatsapp-gesprek wordt gecontinueerd met:
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Dat is joune
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ekol firat magnum
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Aanvullende bewijsoverweging
Tenlastegelegde periode
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zich slechts in de periode van 5 mei 2014 tot en met 12 mei 2014 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben en het verhandelen van wapens en munitie.
De rechtbank stelt vast dat uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte en medeverdachten reeds in februari 2014 telefoongesprekken voert die naar het oordeel van de rechtbank vuurwapen gerelateerd zijn en dat verdachte zich hierin actief opstelt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde periode niet te ruim is.
Feit 1 gewoonte
Gelet op de vondst van de vuurwapens en de hoeveelheid munitie in de woning van verdachte, de inhoud van de vermelde tapgesprekken en de inhoud van de vermelde whatsapp-gesprekken acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad. Tevens acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft gehandeld in vuurwapens en munitie. De rechtbank is van oordeel dat uit bovenstaande bewijsmiddelen voldoende is gebleken dat verdachte zich samen met anderen stelselmatig heeft bezig gehouden met de handel in wapens met het oog op winstbejag. Verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij zijn scooter, die een lagere waarde had, heeft geruild voor vijf vuurwapens omdat deze een hogere waarde hadden zodat hij geld zou overhouden om op vakantie naar Turkije te gaan. Verdachte heeft met zijn daden een gewoonte gemaakt van het overdragen, voorhanden hebben en verhandelen van vuurwapens en munitie.
Feit 3 criminele organisatie
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is er sprake als blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Daarnaast moet verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband, dan wel moet verdachte de gedragingen, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, ondersteunen. Tot slot moet bewezen kunnen worden dat verdachte opzet had op het deelnemen van de organisatie. Voldoende daarvoor is dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Uit vermelde telefoon en whatsapp-gesprekken blijkt van een onderling afstemmen van activiteiten tussen (in ieder geval) [verdachte] en [medeverdachte 1] en tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Ook blijkt van een onderlinge verdeling van werkzaamheden. De rechtbank ziet de volgende verdeling van werkzaamheden.
[medeverdachte 1] en [verdachte] kopen de vuurwapens en verkopen deze door. [medeverdachte 1] beschikt over de foto’s van deze vuurwapens en kan deze op aanvraag doorsturen naar de afnemers. [medeverdachte 2] is afnemer, zorgt voor de klanten en fungeert als tussenpersoon tussen [medeverdachte 1] en de klanten. De betreffende samenwerking heeft onmiskenbaar een gezamenlijk oogmerk van een criminele organisatie, te weten de handel in vuurwapens en het daarmee behalen van winst. Uit bovenstaande bewijsmiddelen is gebleken dat er meermalen vuurwapens en munitie zijn gekocht dan wel geruild en verkocht. Voorts is gebleken van de intentie om dit structureel te blijven doen, slechts tot stilstand gebracht door de aanhouding van de verdachten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de samenwerking structureel en van duurzaam karakter is geweest. De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben deelgenomen aan een criminele organisatie.
Het onder 3 ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 mei 2014 in de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats], vier pistolen van categorie III en 70 scherpe patronen van categorie III voorhanden heeft gehad.
Aangezien verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting; [18]
- het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de aangetroffen pistolen en munitie; [19]
- het proces-verbaal sporenonderzoek; [20]
- het proces-verbaal van bevindingen nader onderzoek in beslag genomen wapens en munitie. [21]
Aanvullende bewijsoverweging
De rechtbank is, evenals de raadsman, van oordeel dat de onder feit 2 expliciet genoemde wapens en munitie tevens vallen onder de tenlastelegging van feit 1. De rechtbank zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 01 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen
een of meer wapens van categorie II, en/of een of meer wapens van categorie
III, en/of munitie van categorie II en/of munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad,
en
een gewoonte heeft gemaakt van het overdragen en voorhanden hebben en verhandelen van een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en munitie van categorie II en/of III;
2.
op 12 mei 2014 te Utrecht wapens van categorie III, te weten een pistool, merk Ekol, model
Volga, wapennummer [wapennummer], kaliber 9 mm en een pistool merk Ekol, model Volga, wapennummer [wapennummer] en een pistool, merk Ekol, model Volga, wapennummer [wapennummer] en een pistool, kaliber .22
en een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten 15 scherpe patronen, kaliber 9 mm en 40 scherpe patronen, kaliber 9mm en 15 scherpe patronen, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
3.
in periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het telkens handelen in strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het vervoeren en voorhanden hebben en overdragen en verhandelen van vuurwapens).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie II en/of categorie III en met twee of meer verenigde personen van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie III, meermalen gepleegd.
feit 3:deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten en daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met de handel in vuurwapens en munitie binnen een georganiseerd verband.
Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van voornoemde wapens voor de samenleving. De illegale handel in vuurwapens dient met het oog op de veiligheid van personen en ter voorkoming van gevoelens van onveiligheid in de samenleving streng te worden bestraft. De rechtbank ziet verdachte niet als de spil maar wel als een grote speler in de onderhavige criminele organisatie. Het gemak waarmee verdachte zich aan deze wapenhandel heeft schuldig gemaakt, en de omvang daarvan, is verontrustend te noemen. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van het gevaar dat hij hiermee voor de samenleving heeft veroorzaakt, terwijl verdachte wist dat de verhandelde wapens dodelijk konden zijn en in sommige gevallen zodanig ondeskundig omgebouwd waren dat er geen gecontroleerd bezit mee mogelijk was. In een aantal gevallen zijn de wapens immers ofwel spontaan ontploft dan wel heeft het wapen spontaan een kogel afgevuurd. Het pleidooi van verdachte om vooral rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden dient derhalve in de schaduw te staan van de ernst en de omvang van zijn strafbare handelen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder voor het bezit/handel van vuurwapens en munitie. De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met deze veroordeling;
- een verdachte betreffend rapport van Bouman GGZ d.d. 14 augustus 2014, opgemaakt door mw. [E], waarin wordt geadviseerd tot oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden meldplicht, gedragsinterventie, behandelverplichting en een drugs- en alcoholverbod.
De rechtbank oordeelt dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf.
Gelet op de mate van betrokkenheid van deze verdachte bij de wapenhandel, zoals die op basis van het dossier kan worden vastgesteld komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte dient te worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De proeftijd wordt vastgesteld op 2 jaar. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf reclasseringsbegeleiding en behandeling verbinden nu is gebleken dat dit noodzakelijk is om de kans op recidive te verkleinen en verdachte heeft aangegeven hieraan mee te willen werken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 55, 57, 140 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
Verklaart de dagvaarding geldig.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie II en/of categorie III en met twee of meer verenigde personen van het verhandelen van wapens en munitie een gewoonte maken;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3:deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte,
te weten 10 maanden,van deze gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 2(twee) jarennavolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; en
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich na zijn veroordeling binnen twee werkdagen meldt bij GGZ Bouman Advies Rotterdam op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Bouman GGZ, afdeling Reclassering blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt; en
deelneemt aan de volgende gedragsinterventie: GI-RN Cognitieve Vaardigheden; en
zich ambulant laat behandelen bij (forensische) psychiatrie- of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken moet ondergaan ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek; en
zich zal onthouden van het gebruik van drugs- en alcohol. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal worden ondersteund door middel van middelencontrole.
Geeft opdracht aan de Bouwman GGZ, afdeling reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Schroten, voorzitter,
mrs. H.A. Gerritse en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2014
tot en met 12 mei 2014 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend en/of
(elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapens van categorie II, en/of een of meer wapens van categorie
III, en/of munitie van categorie II en/of munitie van categorie III,
voorhanden heeft gehad,
en/of
een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het vervoeren en/of overdragen
voorhanden hebben en/of uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen
en/of verhandelen van een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie
III en/of munitie van categorie II en/of III;
2.
hij op 12 mei 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool, merk Ekol, model
Volga, wapennummer [wapennummer], kaliber 9mm en/of een pistool merk Ekol,
model Volga, wapennummer [wapennummer] en/of een pistool, merk Ekol, model
Volga, wapennummer [wapennummer] en/of een pistool, kaliber .22
en/of een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten 15 (scherpe)
patronen, kaliber 9 mm en/of 40 (scherpe) patronen, kaliber 9mm en/of 15
(scherpe) patronen, kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014, te
Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend en/of (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte
en/of een of meer van de volgende personen: [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of , welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens)
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet
wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van
de Wet wapens en munitie (onder andere het vervoeren en/of voorhanden hebben
en/of overdragen en/of uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen
en/of verhandelen van vuurwapens).

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal opgenomen in het einddossier 09Appel, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Foto verdachte, p. 1965 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
3.Proces-verbaal van verhoor [A], p. 1952, 1953, 1958, 1962 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
4.Proces-verbaal van verhoor [B], p. 1975 van map 5.2 van het einddossier 09Appel
5.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris d.d. 22 december 2014.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 8 augustus 2014, nummer 218, documentcode 20140808.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 10 februari 2015.
8.Tapgesprek 29, d.d. 18 april 2014, p. 62 van map 7 van het einddossier 09Appel.
9.Tapgesprek 695, d.d. 28 april 2014, p. 1503 van map 5.1 van het einddossier 09Appel.
10.Tapgesprek 37, d.d. 9 mei 2014, p. 148 van map 7 van het einddossier 09Appel.
11.Tapgesprek 1513, d.d. 9 mei 2014, p. 183 van map 7 van het einddossier 09Appel.
12.Tapgesprek 1641 d.d. 10 mei 2014, p. 185 van map 7 van het einddossier 09Appel.
13.Whatsapp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], p. 203 van map 7 van het einddossier 09Appel.
14.Afbeeldingen via whatsapp, p. 204 van map 7 van het einddossier 09Appel.
15.Whatsapp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], p. 206 van map 7 van het einddossier 09Appel.
16.Whatsapp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], p. 208-210 van map 7 van het einddossier 09Appel.
17.Whatsapp-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], p. 212-213van map 7 van het einddossier 09Appel.
18.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 februari 2015.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 548-550 van map 1 van het einddossier 09Appel.
20.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1112-1115 van map 4 van het einddossier 09Appel.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1124-1126 van map 4 van het einddossier 09Appel.