ECLI:NL:RBMNE:2015:1323

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
16/661532-14 & 16/652747-14 (ttzgev) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor illegale handel in vuurwapens en munitie binnen georganiseerde samenwerkingsverbanden

Op 5 maart 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland zeven verdachten veroordeeld voor illegale handel in vuurwapens en munitie, en twee andere verdachten voor verboden wapenbezit. De zaak werd behandeld in de meervoudige strafkamer en betrof meerdere zittingen, waarbij het onderzoek op 19 februari 2015 werd gesloten. De rechtbank oordeelde dat de verdachten samen met anderen wapens en munitie van categorie II en III voorhanden hadden en een gewoonte maakten van de handel in deze wapens. De tenlastelegging omvatte onder andere deelname aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen, tapgesprekken en inbeslaggenomen bewijs, waaronder schietbekers en munitie. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend. Uiteindelijk werd verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gevaren van illegale wapenhandel voor de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661532-14 & 16/652747-14 (ttzgev) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 12 augustus 2014, 17 oktober 2014 en (inhoudelijk) op 6 februari 2015. Ter terechtzitting van 19 februari 2015 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/661532-14
feit 1: in de periode van 12 december 2012 tot en met 22 mei 2014 samen met anderen wapens en munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of een beroep/gewoonte heeft gemaakt van de handel in wapens en munitie categorie II en/of categorie III;
feit 2: op 19 mei 2014 wapens categorie III voorhanden heeft gehad;
16/652747-14
in de periode van 1 februari 2014 tot en met 22 mei 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de getuigenverklaringen, de tap-gesprekken, de grote hoeveelheid inbeslaggenomen schietbekers en beschrijvingsboekjes van vuurwapens en de lege dozen van knappatronen en leveringsbonnen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnotitie, ten aanzien van feit 1 vrijspraak gepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. In ieder geval kan niet worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode wapens en munitie van categorie II of categorie III voor handen heeft gehad. Verdachte heeft ook geen beroep of gewoonte gemaakt van de handel in wapens. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is onbetrouwbaar, ongeloofwaardig en (kennelijk) leugenachtig. Medeverdachte [medeverdachte 1] is kwaad op verdachte, wat hij ook bij de rechter-commissaris heeft verklaard, en hij heeft in al zijn woede verdachte naar voren geschoven als de grote man en heeft zijn eigen rol willen bagatelliseren. Echter, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] wordt door vrijwel alle bewijsmiddelen in het dossier onderuit gehaald. De raadsman heeft aangevoerd dat de tapgesprekken onvoldoende concreet zijn om daaruit af te leiden dat er in deze gesprekken over wapens worden gesproken. Tevens heeft de raadsman aangevoerd niet overtuigd te zijn dat verdachte degene is geweest met wie medeverdachte [medeverdachte 2] zijn scooter heeft geruild tegen vijf vuurwapens.
Indien de rechtbank vaststelt dat verdachte strafbaar heeft gehandeld, dan verzoekt de verdediging (subsidiair) bewezen te verklaren dat verdachte uitsluitend op of omstreeks 7 mei 2014 - het moment van de scooterruil tegen vuurwapens – wapens (en munitie) van de categorie II en categorie III voorhanden heeft gehad.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 2 omdat niet kan worden vastgesteld hoe lang de schietbekers in de kamer van verdachte lagen en waar deze schietbekers lagen en er meerdere personen in de kamer van verdachte kwamen en sliepen. De raadsman is gelet op vorenstaande van mening dat uit de enkele omstandigheid dat de schietbekers zijn gevonden op de kamer die verdachte huurt niet kan worden afgeleid dat hij wist van de aanwezigheid van die schietbekers.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 vrijspraak bepleit. De raadsman acht het volstrekt onbegrijpelijk waarom het deelnemen aan een criminele organisatie aan verdachte ten laste is gelegd. Er kan niet worden gesproken van een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Er is absoluut geen sprake van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
16/661532-14 feit 1, feit 2 en 16/652747-14
Op 19 mei 2014 is de kamer van verdachte aan de [adres] doorzocht. Bij deze doorzoeking is onder andere in beslag genomen: 48 beschrijvingsboekjes van verschillende pistolen, acht lege doosjes knalmunitie, zestig vuurbekers, zeven knalpatronen, twee geprepareerde knalpatronen, lege dozen, waarvan zes met opschrift Ekol, twee leveringsbonnen van ‘Speedy’, waarvan één aan [medeverdachte 3], [adres], en één aan [medeverdachte 4], [adres]. [2]
Bij voornoemde doorzoeking zijn 45 identieke schietbekers en nog eens vijftien identieke schietbekers in beslag genomen en voorzien van goednummer 239342 en SIN-nummer RAAJ8113NL. De schietbekers zijn, ieder voor zich, een loop. Dit betreffen onderdelen van wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie. [3]
Tijdens een doorzoeking in de kamer van medeverdachte [verdachte] is onder meer in beslag genomen één leveringsbon van ‘Speedy’, aan [medeverdachte 3] op het adres [adres]. [4]
Tijdens een doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] is een factuur aangetroffen van het bedrijf [naam] Techniek, [adres], betreffende de aankoop van 1800 kogels 6.350. [5]
Tijdens de doorzoeking van de auto van [medeverdachte 3] is een factuur aangetroffen van het bedrijf [naam] Techniek, [adres], betreffende de aankoop van 1400 kogels 6.350. Als referentie stond vermeld “afhaal [medeverdachte 1]”. [6]
[medeverdachte 1] verklaarde dat [medeverdachte 5] wapens kocht bij verdachte. Het ging om een Ekol Volga. Normaal werd het geleverd in een koffer met bijbehorende munitie. [medeverdachte 5] kocht ze niet zelf. Hij kwam altijd met een andere jongen genaamd [medeverdachte 6]. [medeverdachte 1] verklaarde dat [medeverdachte 7] ook wel pistolen heeft gekocht. Hij heeft ook munitie gehaald. [medeverdachte 1] was dan samen met verdachte. De overdacht deden zij eigenlijk altijd samen. Verdachte bouwde de wapens om. Dit deed hij in zijn eigen huis of bij [medeverdachte 1] thuis in de schuur. [medeverdachte 1] verklaarde dat hij kogeltjes heeft gemaakt. Hij verklaarde dat hij dit sinds een paar maanden deed. Hij verklaarde dat [medeverdachte 3] een pakket op zijn adres aan de [adres] in ontvangst nam. Dit was volgens [medeverdachte 1] een kolomboor voor [verdachte].
[medeverdachte 1] verklaarde ten aanzien van tapgesprek 11 d.d. 30 april 2014 [7] dat het gesprek ging over 3 wapens en dat hij dacht dat [medeverdachte 3] die wapens ging verkopen. Hij verklaarde ten aanzien van tapgesprek 93 d.d. 7 mei 2014 [8] dat met ontmaagden het uitboren van kogeltjes wordt bedoeld. Met “zure appel” wordt het volgende bedoeld. Er waren een paar kogeltjes waar het balletje en het kruit uitviel. Hij had deze kogels gemaakt. [medeverdachte 3] heeft deze kogels gehad en zei dat deze niet goed waren. [9]
[medeverdachte 1] verklaarde dat verdachte vijf vuurwapens heeft geruild met iemand in Utrecht voor een scooter. [10]
[medeverdachte 2], wonende te [woonplaats], verklaarde dat hij een scooter had. Die scooter was ongeveer € 1.000,- of € 1.100,- waard. [medeverdachte 2] zou in ruil voor zijn scooter vijf vuurwapens krijgen. Hij ruilde de scooter voor vijf vuurwapens ongeveer een week voor zijn aanhouding. Hij had met ene [verdachte], een vriend van [medeverdachte 1] uit [woonplaats], die ruil gedaan. [verdachte] woont in [woonplaats]. [11]
[medeverdachte 5] verklaarde dat verdachte volgens hem bij de aankoop van wapens betrokken is geweest. [12]
[medeverdachte 7] verklaarde dat verdachte vaak bij medeverdachte [medeverdachte 1] was en dat er bij [medeverdachte 1] niet alleen Ekols, maar allerlei wapens te krijgen zijn. [13]
Een telefoongesprek, sessienummer 11, gevoerd op 30 april 2014 tussen medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [telefoonnummer] en [medeverdachte 3] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[telefoonnummer]: Ja Hallo.
[telefoonnummer]: Pikkie met mij.
[telefoonnummer]: He man.
[telefoonnummer]: To day is the day.
[telefoonnummer]: Echt waar. (Onverstaanbaar) Is er niet.
[telefoonnummer]: Hoe heet het effe kijken alle drie vandaag, ik eh die andere Turk die brengt hem. Dus ik kan die madam gaan bellen. Dus moet echt op hem wachten thuis.
[telefoonnummer]: Is cool man ga ik wel die vogels fixen. Heb ik die alvast.
[telefoonnummer]: Ja ik weet niet hoe laat ie komt maar maar zien we vanzelf wel.
[telefoonnummer]: Ja nee is goed toch, ik ga wel weer eenzaam thuis doen.
[telefoonnummer]: Is goed ouwe. Ik moet vanmiddag ook naar reclassering en shit. En anders kom ik wel effe langs bij je huis.
[telefoonnummer]: Ah rustig.
[telefoonnummer]: Rustig. [14]
Een telefoongesprek, sessienummer 93, gevoerd op 7 mei 2014 tussen medeverdachte [medeverdachte 1] met het telefoonnummer [telefoonnummer] en [medeverdachte 3] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[medeverdachte 1]: Ja hallo
[telefoonnummer]: Hey, [medeverdachte 1]
: hadiemo (klinkt als)
[telefoonnummer]: Hey jongen, vandaag is eb pakjesdag heh.
[medeverdachte 1]: owjah.
[telefoonnummer]: Van de kerstman.je weet.
[medeverdachte 1]: Maar je weet ik moet echt om 2 uur heh.
[telefoonnummer]: Jaja maar dan sta ik dus al tot 2 uur daar, mare komt goed voor die tijd kan je wel ready staan voor als ie eerder komt.gesprek 93
[medeverdachte 1]: Owja, Ik had trouwens gecheckt, ik heb gister alles gefixt behalve nog niet ontmaagd. Ik heb gister alles ff nagekeken, maar bij mij is nul fucked up.
[telefoonnummer]: Ow datte, okee okee dan hebben wij dan echt net de zure appel zeg maar.
[medeverdachte 1]: Ja, ik weet alleen niet wat ze gaan... (onverstaanbaar) Alleen die andere van [medeverdachte 1] die moeten nog bekeken worden.
[telefoonnummer]: Ja oke dat moeten we wel ff doen. Is goed ik ga zo naar die wajong shit dan zie ik je als ik terug ben.
[medeverdachte 1]: is cool man. [15]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Aanvullende bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheidsverweer
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] onbetrouwbaar, ongeloofwaardig en (kennelijk) leugenachtig is. [medeverdachte 1] is kwaad op verdachte en heeft in al zijn woede verdachte naar voren geschoven als de grote man en heeft zijn eigen rol willen bagatelliseren.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. Het feit dat medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard kwaad te zijn omdat verdachte zijn naam zou hebben genoemd in een verhoor, is geen reden om te veronderstellen dat de medeverdachte in strijd met de waarheid heeft verklaard. De verklaringen van de medeverdachte bevatten tevens geen aanwijzingen dat hij inconsistent of in strijd met de waarheid zou hebben verklaard. Integendeel, de verklaringen van medeverdachte dat verdachte alarmpistolen heeft omgebouwd, dat verdachte dit eerst bij hem thuis deed en daarna bij medeverdachte thuis in de berging en dat verdachte betrokken was bij de verkoop en ruil van vuurwapens en munitie, vindt steun in andere bewijsmiddelen. Immers, tijdens de doorzoekingen bij zowel medeverdachte als verdachte zijn grotendeels dezelfde spullen aangetroffen, zoals vuurbrekers, knalpatronen, beschrijvingsboekjes, gereedschap en dozen met het opschrift “Ekol”. Daarnaast blijkt de betrokkenheid van verdachte bij het ombouwen van wapens en het verkopen of ruilen van wapens uit verklaringen van andere medeverdachten.
Tenlastegelegde periode
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in het dossier opgenomen bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte (in ieder geval) vanaf februari 2014 een actieve rol heeft gehad bij het tenlastegelegde onder parketnummer 16/661532-14, feit 1 en parketnummer 16/652747-14. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde periode gesteld dient te worden gesteld vanaf 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014.
16/661532-14, feit 1 gewoonte
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte samen met anderen meermalen grote hoeveelheden vuurwapens voorhanden heeft gehad en heeft omgebouwd. Daarnaast blijkt uit de verklaringen van medeverdachten dat verdachte meermalen betrokken is geweest bij de verkoop en ruil van vuurwapens en munitie. De rechtbank stelt op grond van deze omstandigheden vast dat verdachte en zijn mededaders een gewoonte hebben gemaakt van het voorhanden hebben, transformeren, overdragen en de handel in vuurwapens en munitie. Dit gelet op het aantal keren dat verdachte en zijn mededaders voornoemde handelingen hebben gedaan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze feiten met elkaar in verband staan, zowel wat betreft de (objectieve) aard van de feiten als wat betreft de (subjectieve) gerichtheid van de daders.
16/652747-14 criminele organisatie
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is er sprake als blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie.
Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Daarnaast moet verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel moet verdachte de gedragingen, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, ondersteunen. Tot slot moet bewezen kunnen worden dat verdachte opzet had op het deelnemen van de organisatie. Voldoende daarvoor is dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Gelet op de vondst bij de doorzoeking, de verklaringen van medeverdachten en de tapgesprekken blijkt van een onderling afstemmen van activiteiten tussen (onder meer) [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Ook blijkt van een onderlinge verdeling van werkzaamheden. De rechtbank ziet de volgende verdeling van werkzaamheden. [medeverdachte 1] is samen met [verdachte] betrokken bij het maken van munitie en ombouwen van vuurwapens. [medeverdachte 1] stelt zijn woning beschikbaar voor de ombouw van wapens en munitie, werft klanten en verkoopt vuurwapens en munitie aan deze klanten. [verdachte] verkoopt en ruilt vuurwapens. [medeverdachte 3] doet de inkoop van (in ieder geval) kogels en stemt af over de verkoop van wapens en munitie. De rechtbank is van oordeel dat de samenwerking structureel is geweest en een duurzaam karakter had die slechts tot stilstand is gekomen door de aanhouding van de verdachten. De betreffende samenwerking heeft onmiskenbaar een gezamenlijk oogmerk van een criminele organisatie gehad, te weten de handel in vuurwapens en het daarmee behalen van winst.
De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en acht het ten laste gelegde onder feit 3 wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
16/661532-14
1.
in de periode van 1 februari 2014 tot en met 22 mei 2014 te Purmerend
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, (telkens)
wapens van categorie II, en/of wapens van categorie III, en munitie van categorie II, en/of
munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad
en
een gewoonte heeft gemaakt van het vervoeren en overdragen en
voorhanden hebben en anderszins ter beschikking stellen en vervaardigen en transformeren en herstellen en verhandelen van wapens van categorie II en/of categorie
III en/of munitie van categorie II en/of categorie III;
2.
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Purmerend wapens van categorie III, te weten 60 schietbekers, voorhanden heeft gehad;
16/652747-14
in de periode van 1 februari 2014 tot en met 22 mei 2014 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, onder meer bestaande uit de volgende personen: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) handelen in strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet wapens en
munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het vervoeren en voorhanden hebben en overdragen en uitwisselen en anderszins ter beschikking stellen en verhandelen van vuurwapens).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
16/661532-14
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie II en/of categorie III en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens categorie III;
16/652747-14
deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en geeft de rechtbank in overweging om aan verdachte een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als extra stok achter de deur. Indien de rechtbank bovenstaande strafvoorstel te mild vindt, verzoekt de verdediging tot oplegging van een (hoge) werkstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met de handel in vuurwapens en munitie binnen een georganiseerd verband. Hij was actief betrokken bij het ombouwen van wapens die op zichzelf geen scherpe munitie konden afvuren tot wapens die dat wel kunnen. Door het leveren van dergelijke wapens met hiertoe gefabriceerde scherpe munitie heeft verdachte samen met zijn medeverdachte levensgevaarlijke wapens in omloop gebracht, kennelijk alleen uit winstbejag, zonder rekening te houden met de eventuele (dodelijke) gevolgen die het feitelijk gebruik van deze wapens tot gevolg kunnen hebben.
De verdachte heeft hiermee derhalve bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van voornoemde wapens in de samenleving. De illegale handel in vuurwapens dient met het oog op de veiligheid van personen en ter voorkoming van gevoelens van onveiligheid in de samenleving streng te worden bestraft.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
- een verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 1 september 2014, opgemaakt door mw. M. Goudsmit-van Royen, reclasseringswerker. De reclasseringswerker onthoudt zich van advies met betrekking tot de sanctie, gelet op de ontkennende proceshouding van verdachte. Bij een veroordeling wordt geadviseerd bij een eventuele veroordeling het
volwassenstrafrecht te volgen.
De rechtbank oordeelt dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ten aanzien van parketnummer 16/661532-14, feit 1 en parketnummer 16/652747-14 een kortere periode bewezen geacht. Dit doet niet af aan het feit dat de rechtbank het bewezenverklaarde zeer strafwaardig acht. De rechtbank weegt dit mee bij haar beslissing omtrent de aan de verdachte op te leggen straf.
Gelet op de mate van betrokkenheid van deze verdachte bij de wapenhandel, zoals die op basis van het dossier kan worden vastgesteld komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte dient te worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De proeftijd wordt vastgesteld op 2 jaar. Ondanks het gegeven dat verdachte zelf begeleiding van de reclassering niet nodig acht, ziet de rechtbank in de persoon van verdachte en de rapportage die over hem is uitgebracht door M. Rawie, veldwerker bij Streetcornerwork Purmerend, aanleiding om aan de voorwaardelijke straf reclasseringstoezicht te verbinden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57, 140 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
16/661532-14
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie II en/of categorie III en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens categorie III, meermalen gepleegd;
16/652747-14
deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
6 maanden, van deze gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 2(twee) jarennavolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; en
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich na zijn veroordeling binnen twee werkdagen meldt bij Reclassering Nederland Adviesunit 2 Noord-West op het adres Zijlweg 148-C, 2015 BJ Haarlem. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Gerritse, voorzitter,
mrs. A.C. Schroten en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
16/661532-14
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 december 2012 tot en met 22 mei 2014 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
een of meer wapen(s) van categorie II, en/of een of meer wapen(s) van
categorie III, en/of munitie van categorie II, en/of
munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad
en/of
een gewoonte of beroep heeft gemaakt van het vervoeren en/of overdragen en/of
voorhanden hebben en/of uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen
en/of vervaardigen en/of transformeren en/of herstellen en/of verhandelen van
een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie
III en/of munitie van categorie II en/of categorie III;
2.
hij op of omstreeks 19 mei 2014 te Purmerend, althans in Nederland, een of
meer wapens van categorie III, te weten 60 schietbekers, voorhanden heeft
gehad;
16/652747-14
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot en met 22 mei 2014, te
Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend en/of Zeist en/of Den Haag en/of
(elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
onder meer bestaande uit verdachte en/of een of meer van de volgende personen: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) handelen in
strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet wapens en
munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van de Wet
wapens en munitie (onder andere het vervoeren en/of voorhanden hebben en/of
overdragen en/of uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen en/of
verhandelen van vuurwapens).

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal opgenomen in het einddossier 09Appel, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 616-617 van map 1 van het einddossier 09Appel.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1231-1232 van map 4 van het einddossier 09Appel.
4.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 617 van map 1 van het einddossier 09Appel.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1200-1203 van map 4 van het einddossier 09Appel.
6.Proces-verbaal doorzoeking auto [medeverdachte 3], p. 621-622 van map 1 van het einddossier 09Appel.
7.Tapgesprek d.d. 30 april 2014, sessienummer 11, p. 1891 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
8.Tapgesprek d.d. 7 mei 2014, sessienummer 93, p. 1890 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
9.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1], p. 1873-1888 van map 5.2 van het einddossier 09Appel
10.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 22 december 2014.
11.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] verdachte d.d. 8 augustus 2014, nummer 218, documentcode 20140808.
12.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] bij de rechter-commissaris d.d. 22 december 2014.
13.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7], p. 1346 map 5.1 van het einddossier 09Appel.
14.Tapgesprek d.d. 30 april 2014, sessienummer 11, p. 1891 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
15.Tapgesprek d.d. 7 mei 2014, sessienummer 93, p. 1890 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.