ECLI:NL:RBMNE:2015:1322

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
16/701462-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor illegale handel in vuurwapens en munitie binnen georganiseerde samenwerkingsverbanden

Op 5 maart 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland in Utrecht een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen zeven verdachten die betrokken waren bij illegale handel in vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de periode van 1 februari 2014 tot en met 17 juni 2014 samen met anderen wapens en munitie van categorie II en III voorhanden hebben gehad en een gewoonte hebben gemaakt van de handel in deze wapens. Daarnaast zijn twee andere verdachten veroordeeld voor verboden wapenbezit. De zaak is behandeld op meerdere terechtzittingen, waarbij de rechtbank kennis heeft genomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachten. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, tapgesprekken en de verklaringen van de verdachten zelf geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en aan deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen, waarbij de ernst van de feiten en de bijdrage aan de onveiligheid in de samenleving zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701462-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [1991],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 12 augustus 2014, 17 oktober 2014 en (inhoudelijk) op 10 februari 2015. Ter terechtzitting van 19 februari 2015 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouwe mr. M.L. Plas, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 februari 2014 tot en met 17 juni 2014 samen met anderen wapens en munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of een beroep/gewoonte heeft gemaakt van de handel in wapens en munitie categorie II en/of categorie III;
feit 2: in de periode van 1 februari 2014 tot en met 17 juni 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte, tapgesprekken en de getuigenverklaringen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft, overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnotitie, aangevoerd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het medeplegen van het voorhanden hebben van wapens in de periode 1 februari 2014 tot 12 mei 2014, de dag waarop medeverdachte [medeverdachte 1] is aangehouden. De raadsvrouwe heeft bepleit dat verdachte geen beroep of gewoonte heeft gemaakt van het handelen in wapens. Weliswaar heeft verdachte samen met anderen meermalen een wapen gekocht, maar uit het dossier is niet gebleken dat er bij hem sprake was van de wil om stelselmatig in wapens te handelen. Er zijn bij verdachte geen wapens, geen munitie en geen boekjes met beschrijvingen van wapens aangetroffen. Voorts heeft verdachte alleen wapens van medeverdachte [medeverdachte 1] gekocht en had hij geen andere contacten. Ook legde hij geen contacten met kopers. De raadsvrouwe heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De raadsvrouwe heeft ten aanzien van feit 2 bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor deelname aan een criminele organisatie en dat verdachte daarvan vrijgesproken dient te worden
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Feit 1 en feit 2
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart dat verdachte hem in contact heeft gebracht met medeverdachte [medeverdachte 2]. Verdachte is twee keer samen met [medeverdachte 2] bij [medeverdachte 1] geweest. Er zijn vuurwapens geleverd toen verdachte bij [medeverdachte 1] was. Er is één keer een vuurwapen van het merk Zoraki aan verdachte en [medeverdachte 2] verkocht. Het andere vuurwapen was van het merk Volga. [medeverdachte 1] verklaart dat verdachte een keer bij hem is geweest met medeverdachte [medeverdachte 3]. Er is toen een wapen geleverd aan verdachte. [2]
[medeverdachte 2] verklaart dat hij een paar keer is mee geweest naar Purmerend, waar [medeverdachte 1] woont. Hij heeft zich mee laten trekken door [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte 4]. Hij is door [verdachte] gevraagd of hij met hem naar Purmerend wilde rijden. [3] Als [medeverdachte 2] contact wilde met [medeverdachte 1] dan deed hij dit via [verdachte]. [verdachte] betaalde € 200,- of € 230,- aan [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] verklaart dat hij hier € 50,- aan overhield. Hij heeft 5 of 6 wapens verkocht. Twee aan [medeverdachte 3] en één aan [medeverdachte 5] en de rest weet hij niet meer. [4]
Verdachte verklaart dat hij vuurwapens heeft gekocht bij medeverdachte [medeverdachte 1]. Deze vuurwapens heeft hij doorverkocht. Verdachte verklaart dat hij zes of zeven keer naar Purmerend is geweest voor wapenhandel. [5] De ene keer nam hij er één mee en de andere keer twee. Verdachte kocht ze voor € 200,-. Eerst voor € 150,- maar de prijs ging omhoog. Verdachte verkocht ze voor € 350,- tot € 400,-. Er werden twintig patronen bij een wapen geleverd. Verdachte vervoerde ze in een tasje in de auto. Hij deed het onder het matje van de bijrijderskant en aan de bestuurderskant in een vakje onder het matje. In een koffer. Verdachte verkocht de wapens aan andere mensen. Via medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] kwam hij aan de contacten. De rol van [medeverdachte 2] was dat hij de vuurwapens betaalde, omdat verdachte er geen geld voor had. [medeverdachte 4] is een paar keer met verdachte en [medeverdachte 2] mee geweest. [medeverdachte 2] en verdachte kregen ieder de helft van de opbrengst. [medeverdachte 4] was de beste vriend van verdachte. Hij kreeg de helft van verdachte zijn deel. [6]
Verdachte verklaart dat hij samen met [medeverdachte 2] twee vuurwapens aan medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verkocht. Verdachte verklaart dat hij [medeverdachte 3] in contact heeft gebracht met medeverdachte [medeverdachte 1] en een keer samen met hem naar Purmerend is geweest om een wapen te kopen. [medeverdachte 3] is daarna twee keer zonder verdachte naar Purmerend geweest om wapens te kopen. Verdachte heeft toen geen commissie gehad en was hier boos over. [7]
Verdachte verklaart dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] in Den Dolder in het bos heeft geschoten met een klein omgebouwd wapen. Dit wapen was een Zoraki, volgens verdachte is dat een Ladykiller. Het wapen waarmee was geschoten kwam uit Purmerend. [8]
Een telefoongesprek, sessienummer 468, gevoerd op 26 april 2014 tussen medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [nummer] en de gebruiker van het telefoonnummer [nummer]:
[nummer]: hallo?
[nummer]: Goede middag spreek ik met meneer [medeverdachte 2]?
[nummer]: Daar spreekt u mee
[nummer]: U spreekt met[naam] (fon)
[nummer]: Van.?... oh he goede dag jongen
[nummer]: hey jongen, luister eens, je bent al op het werk zeker?
[nummer]: ja
[nummer]: Hoe laat ben jij klaar?
[nummer]: s’avonds pas man
[nummer]: ja, oke.... euhh... Ik moet vanavond twee van die dingetjes hebben. Je weet wat ik bedoel
[nummer]: Welke?
[nummer]: Euh, als je op vakantie gaat heb je een koffer bij je. Je weet tocht!... Twee van die koffertjes. Je weet het wel
[nummer]: oh oeff.. ik kom wel even langs, ... gelijk om 6 uur. Ja dat praat wat beter
[nummer]: kom je langs, bij me dan?
[nummer]: Ja
[nummer]: Is goed, oke dan bel ik doe andere voor de “vloeses” Ja
[nummer]: Ja, is goed jongen
[nummer]: oke jonkie [9]
Een telefoongesprek, sessienummer 524, gevoerd op 26 april 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [nummer] en medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [nummer]:
(…)
[medeverdachte 2]: lk kreeg hem niet te pakken hoor
[nummer]: Nee?
[medeverdachte 2]: Nee, die is ook voicemail. Ik heb die andere nummer van hem ook gevonden, is ook..euh.. hoe heet dat ... probleem. Is ook uit
[nummer]: Ja, ik zei toch vorige keer, vroeg hij of hij bij mij kon slapen toch. Maar toen was hij net verhuist. Toen zei ik: “kom maar volgende week”.
[medeverdachte 2]: Ja
[nummer]: Toen zei hij tegen mij: “ja euhh.... heet, dit en dat, zus en zo” Je begrijpt wat ik bedoel toch?
[medeverdachte 2]: Ja tuurlijk
[nummer]: Hij zei : “Hij zegt, allemaal problemen hier” Ik zeg: “ pik, ik wil je laten slapen geen probleem, maar er is wel rotzooi”. Hij zegt tegen mij: “Ja dan regel ik wel wat anders”.
En sinds dien heb ik hem niet meer gesproken. Hij komt niet meer. Hij komt meestal elke dag, kwam hij online, op de.. .euh... playstation, zie ik ..euhh..
[medeverdachte 2]: IK HEB IEMAND NU NU NU!! gelijk 5 stuks
[nummer]: Ja ik ...euhh..
[medeverdachte 2]: Weet je hoeveel, weet je hoeveel, zeventien en een half.
[nummer]: Kanker ben je serieus
[medeverdachte 2]: Ja. Nu nu nu gelijk. Nu nu hij heeft nu geld en Ik ga gelijk nu halen
[nummer]: Jaaa, oke ja
[medeverdachte 2]: Hij kan mij nu het geld al geven, daarom ik moet nu iemand te pakken zien te krijgen daar
[nummer]: Oke ja. Ik probeer...euhh... het wel even ja? ik kijk nog wel even of..euh.. een ander nummer heb, ja?
[medeverdachte 2]: Ja doe maar ja. Probeer voor mij iets te regelen ja...
[nummer]: LUISTER EENS MAAR ME!
[medeverdachte 2]: ..heb je die andere jongens niet op de internet....euhh.. playstation?
[nummer]: Nee, ik ..euh.. kijk of ik ..euhh..of ik nog andere nummers heb uit Purmerend, die ook euh..
[medeverdachte 2]: Kunnen we gelijk nu rijden, weet je
[nummer]: Wat zei je
[medeverdachte 2]: Kunnen we nu al rijden
[nummer]: Maar wat zei je daarvoor
[medeverdachte 2]: Ik zeg: “dan kunnen we nu al rijden”
[nummer]: Ja
[medeverdachte 2]: ja
[nummer]: Ja is goed
[medeverdachte 2]: Daarom
[nummer]: Ja ik ga mijn best doen ja
[medeverdachte 2]: Is goed, jongen
[nummer]: Oke, bel me zo terug, jo
[medeverdachte 2] Is goed .. ja... sms mij als je ..euhh iets geregeld heb ja?
[nummer]: Is goed pik [10]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Aanvullende bewijsoverweging
Feit 1 gewoonte
Verdachte heeft verklaard dat hij in vuurwapens heeft gehandeld. De rechtbank stelt op grond van de verklaring van verdachte en voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode samen met anderen meermalen vuurwapens en munitie heeft gekocht en deze heeft doorverkocht aan anderen. Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte en medeverdachten zich actief opstelden ten opzichte van (potentiële) kopers en betrokken waren bij de levering van de wapens. Daarnaast is gebleken dat hij commissie kreeg als hij als tussenpersoon fungeerde bij de aankoop van vuurwapens. Tevens maakte hij winst als hij zelf wapens en munitie verkocht. De rechtbank is van oordeel dat uit bovenstaande bewijsmiddelen voldoende is gebleken dat verdachte zich samen met anderen stelselmatig heeft bezig gehouden met de handel in wapens met het oog op winstbejag. Verdachte heeft met zijn daden een gewoonte gemaakt van het vervoeren, overdragen en voorhanden hebben en verhandelen van vuurwapens en munitie.
Feit 2 criminele organisatie
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is er sprake als blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Daarnaast moet verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel moet verdachte de gedragingen, die strekken tot of rechtsreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, ondersteunen. Tot slot moet bewezen kunnen worden dat verdachte opzet had op het deelnemen van de organisatie. Voldoende daarvoor is dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had.
Uit de verklaring van verdachte en medeverdachten en vermelde taps blijkt van een onderling afstemmen van activiteiten tussen (in ieder geval) [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4]. De rechtbank ziet de volgende verdeling van taken/activiteiten. [verdachte] is afnemer van vuurwapens en fungeert als tussenpersoon die (nieuwe) klanten in contact brengt met [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] is degene met een rijbewijs en zorgt voor het vervoer. Verder is hij afnemer van vuurwapens, gaat op zoek naar klanten en fungeert als tussenpersoon tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] en (potentiele) afnemers. [medeverdachte 4] zorgt voor de klanten.
De betreffende samenwerking heeft onmiskenbaar een gezamenlijk oogmerk van een criminele organisatie, te weten de handel in vuurwapens en het daarmee behalen van winst. Uit bovenstaande bewijsmiddelen is gebleken dat er meermalen vuurwapens en munitie zijn gekocht en verkocht. Voorts is uit de tapgesprekken gebleken van de intentie om dit structureel te blijven doen, slechts tot stilstand gebracht door de aanhouding van de verdachten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de samenwerking structureel en van duurzaam karakter is geweest.
De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte] samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Het onder 2 ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 01 februari 2014 tot en met 17 juni 2014 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen telkens
wapens van categorie II en/of wapens van categorie III, en munitie van categorie II en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad
en
een beroep heeft gemaakt van het vervoeren en overdragen en
voorhanden hebben en verhandelen van wapens van categorie II en/of categorie
III en munitie van categorie II en/of categorie III;
2.
in periode van 1 februari 2014 tot en met 17 juni 2014, in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en de volgende personen: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het telkens handelen in strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het vervoeren en voorhanden hebben en overdragen en verhandelen van vuurwapens).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie II en/of categorie III en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf van 25 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest. Mocht de rechtbank dit, gezien de ernst van de feiten, onvoldoende vinden, verzoekt de rechtbank tot oplegging van een voorwaardelijke straf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met de handel in vuurwapens en munitie binnen een georganiseerd verband.
De verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van voornoemde wapens in de samenleving. De illegale handel in vuurwapens dient met het oog op de veiligheid van personen en ter voorkoming van gevoelens van onveiligheid in de samenleving streng te worden bestraft. Het gemak en de omvang waarmee verdachte zich aan wapenhandel heeft schuldig gemaakt is verontrustend te noemen. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de bijdrage die hij heeft geleverd aan de onveiligheid van de maatschappij.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
- een verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 21 november 2014, opgemaakt door R. Bout, Gz-psycholoog. Hieruit blijkt onder meer dat er bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarbij heeft verdachte de neiging om de oorzaak van zijn gedrag voornamelijk te externaliseren en heeft hij een beperkt inzicht in zijn eigen persoonlijkheidsproblematiek. De psycholoog is van mening dat een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek de kans op recidive kan verkleinen wanneer verdachte leert om meer inzicht te krijgen in de consequenties van zijn gedrag voor zichzelf en voor anderen. Een dergelijke behandeling zou plaats kunnen vinden in het kader van een voorwaardelijke straf.
De rechtbank oordeelt dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf.
Gelet op de mate van betrokkenheid van deze verdachte bij de wapenhandel, zoals die op basis van het dossier kan worden vastgesteld komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 25 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De proeftijd wordt vastgesteld op 2 jaar. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf reclasseringsbegeleiding en behandeling verbinden nu is gebleken dat dit noodzakelijk is om de kans op recidive te verkleinen en verdachte zich bereid verklaard heeft daaraan medewerking te zullen verlenen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57,140 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie II en/of categorie III en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
25 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
10 maanden,van deze gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 2(twee) jarennavolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; en
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich na zijn veroordeling binnen twee dagen meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt.
2. zich ambulant moet laten behandelen bij een forensische polikliniek of een vergelijkbare instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Glerum, voorzitter,
mrs. H.A. Gerritse en A.C. Schroten, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari
2014 tot en met 17 juni 2014 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend
en/of te Nieuwegein en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
een of meer wapen(s) van categorie II en/of een of meer wapen(s) van categorie
III, en/of munitie van categorie II en/of munitie van categorie III voorhanden
heeft gehad
en/of
een gewoonte of beroep heeft gemaakt van het vervoeren en/of overdragen en/of
voorhanden hebben en/of uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen
en/of verhandelen van een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie
III en/of munitie van categorie II en/of categorie III;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot en met 17 juni 2014, te
Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend en/of Zeist en/of Den Haag en/of
(elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en/of een of meer van de volgende personen: [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) handelen in strijd met
artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het vervoeren en/of voorhanden hebben en/of overdragen en/of uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen en/of verhandelen van vuurwapens);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor[medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris op 22 december 2014.
3.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2], p. 1713 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
4.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2], p. 1716-1719 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 februari 2015.
6.Proces-verbaal van verhoor [verdachte], p. 1807-1815 van map 5.2 van het einddossier 09Appel
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 februari 2015.
8.Proces-verbaal van verhoor [verdachte], p. 1807-1815 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
9.Tapgesprek 468, d.d. 26 mei 2014, p. 1729 van map 5.2 van het einddossier 09Appel
10.Tapgesprek 524, d.d. 26 mei 2014, p. 1734 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.