ECLI:NL:RBMNE:2015:1321

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
16/661484-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zeven verdachten voor illegale handel in vuurwapens en munitie

Op 5 maart 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland zeven verdachten veroordeeld voor hun betrokkenheid bij illegale handel in vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de periode van 12 december 2012 tot en met 12 mei 2014 samen met anderen wapens en munitie van categorie II en III voorhanden hebben gehad en een gewoonte hebben gemaakt van de handel in deze wapens. Twee andere verdachten zijn veroordeeld voor verboden wapenbezit. De zaak is behandeld op meerdere zittingen, waarbij de rechtbank kennis heeft genomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachten. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie als voldoende wettig en overtuigend beoordeeld, onder andere op basis van verklaringen van verdachten, tapgesprekken en in beslag genomen goederen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een criminele organisatie, waarbij de verdachten een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband hadden met het oogmerk om misdrijven te plegen. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten. De hoofdverdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661484-14 (P)
VI-nummer: 99/000407-31
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 12 augustus 2014, 17 oktober 2014 en 6 februari 2015. Ter terechtzitting van 19 februari 2015 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman mr. B. Munneke, advocaat te Velsen-Zuid, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 12 december 2012 tot en met 12 mei 2014 samen met anderen wapens en munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of een beroep/gewoonte heeft gemaakt van de handel in wapens en munitie categorie II en/of categorie III;
feit 2: op 12 mei 2014 en/of 13 mei 2014 wapens en munitie categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 3: in de periode van 12 december 2012 tot en met 12 mei 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaring van verdachte, de tap-gesprekken, de Whatsapp-gesprekken, de getuigenverklaringen, de onder verdachte in beslaggenomen wapens en munitie en het resultaat van het onderzoek naar de wapens en munitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnotitie, ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de tenlastegelegde periode beperkt dient te worden tot de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het medeplegen van bezit en handel in wapens aan munitie.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat de tenlastegelegde periode beperkt dient te worden tot 12 mei 2014. Verdachte is op 12 mei 2014 om 20.22 uur aangehouden en afgevoerd naar het politiebureau. Verdachte had na zijn aanhouding geen beschikkingsmacht over de in beslag genomen goederen. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het voorhanden hebben van wapens en munitie, te weten schietbekers en knalpatronen.
De raadsman bepleit primair tot vrijspraak van feit 3 omdat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat er sprake is geweest van een duurzaam/bestendig en gestructureerd samenwerkingsverband tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2]. Subsidiair bepleit de raadsman tot beperking van de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
Op 12 mei 2014 vond er een doorzoeking plaats in de woning van verdachte aan [adres] te [woonplaats]. Bij deze doorzoeking werd onder andere aangetroffen: een zwarte tas met gereedschap, zestien kogels en een factuur van 1800 kogels in de slaapkamer van verdachte; een patroon in de slaapkamer op de eerste etage; een rode doos met munitie, een doos van het merk Ekol, munitiedozen en een grijze plastic zak met munitie in de berging op de eerste etage; een plastic bak met onderdelen van wapens in de badkamer; een patroonhouder in de buddy van de bromfiets van het merk Vespa die in de tuin stond; veertig gebruiksaanwijzingen, mondstukjes voor de loop van vuurwapens, een ijzervijzel en een schroefdraadbus in de berging in de tuin. [2]
De goederen die zijn aangetroffen in voornoemde doorzoeking zijn in beslag genomen en gecodeerd. [3] Het voorwerp met nummer [()] is een bak met inhoud, waaronder vijfendertig schietbekers. De schietbekers zijn, ieder voor zich, een loop. Dit is een onderdeel van een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het voorwerp met nummer [()] is een enveloppe met 29 schietbekers. De schietbekers zijn, ieder voor zich, een loop. Ook dit zijn onderdelen van vuurwapens van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het voorwerp met nummer [()] is een enveloppe met tien munitiedoosjes met elk 50 knalpatronen van het kaliber 9mm P.A. Dit betreft munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het voorwerp met nummer [()] betreft een zak met 27 munitiedoosjes met elk 50 knalpatronen van het kaliber 9 mm P.A. Ook dit is munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het voorwerp met nummer [()] is een (alarm)patroon met een diameter van 6,34 millimeter en betreft ook munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie. Het voorwerp met nummer [()] is een factuur van het bedrijf [bedrijf], [adres] te [woonplaats], betreffende de aankoop van 1800 kogels 6.350. [4]
Tijdens de doorzoeking van de auto van [medeverdachte 2] werd een factuur aangetroffen van het bedrijf [bedrijf], [adres] te [woonplaats], betreffende de aankoop van 1400 kogels 6.350. Als referentie stond vermeld “afhaal [verdachte]”. [5]
Tijdens een doorzoeking in de kamer van medeverdachte [medeverdachte 1] is onder meer in beslag genomen één leveringsbon van ‘[()]’, aan [medeverdachte 2] op het adres [adres] [woonplaats]. [6]
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaarde dat hij wel eens met medeverdachte [medeverdachte 4] naar Purmerend is geweest. Zij gingen dan naar verdachte om een wapen te kopen. [medeverdachte 3] is drie keer met medeverdachte [medeverdachte 5] naar verdachte geweest. Hij verklaarde dat zij dan samen wapens kochten. Volgens [medeverdachte 3] is medeverdachte [medeverdachte 1] betrokken geweest bij de aankoop van wapens. [medeverdachte 1] is bij een aankoop aanwezig geweest bij verdachte thuis. [7]
Verdachte verklaarde dat [medeverdachte 3] wapens kocht bij [medeverdachte 1]. Dit betrof bijvoorbeeld een Ekol Volga. Normaal werd het wapen geleverd in een koffer met munitie. Verdachte was samen met [medeverdachte 1]. De overdacht deden zij eigenlijk altijd samen. [medeverdachte 3] kocht de wapens niet zelf. Hij kwam altijd met een andere jongen genaamd [medeverdachte 5]. Verdachte verklaart dat [medeverdachte 4] ook wel pistolen heeft gekocht. Hij heeft ook munitie gehaald.
[medeverdachte 1] bouwde de wapens om. Dit deed hij in zijn eigen huis of bij verdachte thuis in de schuur. Verdachte maakte kogeltjes. Verdachte verklaarde dat hij dit een paar maanden deed.
Verdachte verklaarde dat [medeverdachte 2] een pakket op zijn adres aan de [adres] in ontvangst heeft nam. Dit betrof volgens verdachte een kolomboor voor [medeverdachte 1]. Verdachte verklaart ten aanzien van tapgesprek 11 d.d. 30 april 2014 [8] dat het gesprek ging over 3 wapens en dacht dat [medeverdachte 2] die wapens ging verkopen. Verdachte verklaarde ten aanzien van tapgesprek 93 d.d. 7 mei 2014 [9] dat met “ontmaagden” het uitboren van kogeltjes wordt bedoeld. Met “zure appel” wordt het volgende bedoeld. Er waren een paar kogeltjes waar het balletje en het kruit uitviel. Verdachte had deze kogels gemaakt. [medeverdachte 2] zei dat deze kogels niet goed waren. [10]
Een telefoongesprek, sessienummer 93, gevoerd op 7 mei 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[verdachte] : Ja Hallo.
[medeverdachte 2]: Pikkie met mij.
[verdachte]: He man.
[medeverdachte 2] : To day is the day.
[verdachte]: Echt waar. (Onverstaanbaar) Is er niet.
[medeverdachte 2]: Hoe heet het effe kijken alle drie vandaag, ik eh die andere Turk die brengt hem. Dus ik kan die madam gaan bellen. Dus moet echt op hem wachten thuis.
[verdachte] : Is cool man ga ik wel die vogels fixen. Heb ik die alvast.
[medeverdachte 2] : Ja ik weet niet hoe laat ie komt maar maar zien we vanzelf wel.
[verdachte] : Ja nee is goed toch, ik ga wel weer eenzaam thuis doen.
[medeverdachte 2]: Is goed ouwe. Ik moet vanmiddag ook naar reclassering en shit. En anders kom ik wel effe langs bij je huis.
[verdachte] : Ah rustig.
[medeverdachte 2] : Rustig. [11]
Een telefoongesprek, sessienummer 11, gevoerd op 30 april 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[verdachte]: Ja hallo
[medeverdachte 2]: Hey, [verdachte]
: hadiemo (klinkt als)
[medeverdachte 2]: Hey jongen, vandaag is eb pakjesdag heh.
[verdachte]: owjah.
[medeverdachte 2]: Van de kerstman.je weet.
[verdachte]: Maar je weet ik moet echt om 2 uur heh.
[medeverdachte 2]: Jaja maar dan sta ik dus al tot 2 uur daar, mare komt goed voor die tijd kan je wel ready staan voor als ie eerder komt. gesprek 93
[verdachte]: Owja, Ik had trouwens gecheckt, ik heb gister alles gefixt behalve nog niet ontmaagd. Ik heb gister alles ff nagekeken, maar bij mij is nul fucked up.
[medeverdachte 2]: Ow datte, okee okee dan hebben wij dan echt net de zure appel zeg maar.
[verdachte]: Ja, ik weet alleen niet wat ze gaan... (onverstaanbaar) Alleen die andere van [()] die moeten nog bekeken worden.
[medeverdachte 2]: Ja oke dat moeten we wel ff doen. Is goed ik ga zo naar die wajong shit dan zie ik je als ik terug ben.
[verdachte]: is cool man. [12]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Aanvullende bewijsoverwegingen
Tenlastegelegde periode
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier volgt dat verdachte een rol heeft gehad in de wapenhandel, maar niet vanaf 12 december 2012. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte voor het eerst een rol heeft gehad in februari 2014.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaring van verdachte, de verklaring van medeverdachten en de tap- en whatsapp-gesprekken kan worden bewezen dat verdachte (in ieder geval) vanaf februari 2014 een actieve rol heeft gehad bij het tenlastegelegde onder feit 1 en feit 3. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde periode gesteld dient te worden op 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014.
Feit 3 criminele organisatie
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is sprake als blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Daarnaast moet verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel moet verdachte de gedragingen, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, ondersteunen. Tot slot moet bewezen kunnen worden dat verdachte opzet had op het deelnemen van de organisatie. Voldoende daarvoor is dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Gelet op de vondst bij de doorzoeking, de verklaringen van verdachte en medeverdachten en de tapgesprekken blijkt van een onderling afstemmen van activiteiten tussen (onder meer) [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Ook blijkt van een onderlinge verdeling van werkzaamheden. De rechtbank ziet de volgende verdeling van werkzaamheden. [verdachte] is samen met [medeverdachte 1] betrokken bij het maken van munitie en ombouwen van vuurwapens. [verdachte] werft klanten en verkoopt vuurwapens en munitie aan deze klanten. [medeverdachte 1] verkoopt en ruilt vuurwapens. [medeverdachte 2] doet de inkoop van (in ieder geval) kogels en stemt af over de verkoop van wapens en munitie. De betreffende samenwerking heeft onmiskenbaar een gezamenlijk oogmerk van een criminele organisatie, te weten de handel in vuurwapens en het daarmee behalen van winst. Voorts is gebleken van de intentie om dit structureel te blijven doen, slechts tot stilstand gebracht door de aanhouding van de verdachten. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de samenwerking structureel is geweest en een duurzaam karakter had.
De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie en acht het ten laste gelegde onder feit 3 wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 te Purmerend en elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen (telkens)
wapens van categorie II, en/of wapens van categorie III, en munitie van categorie II, en/of
munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad
en
een gewoonte of beroep heeft gemaakt van het vervoeren en overdragen en
voorhanden hebben en uitwisselen en anderszins ter beschikking stellen en verhandelen van wapen(s) van categorie II en/of categorie III en munitie van categorie II en/of categorie III;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
omstreeks 12 mei 2014 te Purmerend wapens van categorie III, te weten 35 schietbekers en 29 schietbekers en munitie van categorie III, te weten 50 (knal)patronen, kaliber 9 mm P.A. en/of 1350 (knal)patronen, kaliber 9 mm. P.A. en 1 (alarm)patroon, 6,34 mm, voorhanden heeft gehad;
3.
in de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en de volgende personen: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) handelen in strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet wapens en
munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van de Wet wapens en munitie (onder andere het vervoeren en voorhanden hebben en overdragen en uitwisselen en anderszins ter beschikking stellen en verhandelen van vuurwapens);
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie II en/of categorie III en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3:deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 jaren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een forse voorwaardelijke werkstraf met daarbij reclasseringsbegeleiding.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met de handel in vuurwapens en munitie binnen een georganiseerd verband. Zijn medeverdachte was actief betrokken bij het ombouwen van wapens die op zichzelf geen scherpe munitie konden afvuren tot wapens die dat wel kunnen. Door het leveren van dergelijke wapens met hiertoe door hemzelf gefabriceerde scherpe munitie heeft verdachte samen met zijn medeverdachte levensgevaarlijke wapens in omloop gebracht, kennelijk alleen uit winstbejag, zonder rekening te houden met de eventuele (dodelijke) gevolgen die het feitelijk gebruik van deze wapens tot gevolg kunnen hebben.
De verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van voornoemde wapens in de samenleving. De illegale handel in vuurwapens dient met het oog op de veiligheid van personen en ter voorkoming van gevoelens van onveiligheid in de samenleving streng te worden bestraft.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en in de proefperiode van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling liep. De rechtbank weegt ten nadele van verdachte mee dat deze voorwaardelijke invrijheidstelling hem er niet van heeft weerhouden zulke ernstige strafbare feiten te begaan;
- de reclasseringsrapporten d.d. 2 februari 2015 en 30 oktober 2014, opgemaakt door mw. [A], reclasseringswerker. Hieruit komt naar voren dat verdachte veel moeite heeft de consequenties van zijn gedrag te overzien. Verder komt bij over als een beïnvloedbare persoon met weinig copingvaardigheden. Geadviseerd wordt tot oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een locatiegebod.
De rechtbank oordeelt dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 en feit 3 een kortere periode bewezen geacht. Dit doet niet af aan het feit dat de rechtbank het bewezenverklaarde zeer strafwaardig acht. De rechtbank weegt dit mee bij haar beslissing omtrent de aan de verdachte op te leggen straf.
Gelet op de mate van betrokkenheid van deze verdachte bij de wapenhandel, zoals die op basis van het dossier kan worden vastgesteld komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte dient te worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De proeftijd wordt vastgesteld op 2 jaar. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf reclasseringsbegeleiding verbinden.

9.De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte gedeeltelijk toe te wijzen tot 120 dagen. Verdachte heeft de algemene voorwaarden overschreden en heeft zich binnen de v.i.-periode schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet wenselijk is om hem een detentie van 120 dagen te laten ondergaan. De raadsman verzoekt om afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat bij besluit voorwaardelijke invrijheidstelling d.d. 3 mei 2013 verdachte, met toepassing van artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, op 3 mei 2013 voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. Het Openbaar Ministerie heeft daarbij als algemene voorwaarde gesteld dat verdachte zich gedurende de proeftijd van 365 dagen niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte voor een gedeelte van 120 dagen te herroepen en wijst de vordering van de officier van justitie dan ook toe.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 47, 57, 140 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie II en/of categorie III en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3:deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
36 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten 6 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2(twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit; en
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich na zijn veroordeling binnen twee werkdagen meldt bij Reclassering Nederland Adviesunit 2 Noord-West op het adres Stationsstaat 73, 1506 DE Zaandam. Vervolgens moet veroordeelde gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zo vaak en zo lang als deze instelling dat, gedurende de proeftijd, nodig vindt.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering herroeping VI
Gelast de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een gedeelte, te weten voor 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Gerritse, voorzitter,
mrs. A.C. Schroten en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 december 2012 tot en met 12 mei 2014 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
een of meer wapen(s) van categorie II, en/of een of meer wapen(s) van
categorie III, en/of munitie van categorie II, en/of
munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad
en/of
een gewoonte of beroep heeft gemaakt van het vervoeren en/of overdragen en/of
voorhanden hebben en/of uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen
en/of verhandelen van een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie
III en/of munitie van categorie II en/of categorie III;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2014 en/of 13 mei 2014 te Purmerend, althans in
Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten 35 schietbekers
en/of 29 schietbekers en/of munitie van categorie III, te weten 50
(knal)patronen, kaliber 9 mm P.A. en/of 1350 (knal)patronen, kaliber 9 mm.
P.A. en/of 1 (alarm)patroon, 6,34 mm, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2012 tot en met 12 mei 2014, te
Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend en/of Zeist en/of Den Haag en/of
(elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit verdachte en/of een of meer van de volgende personen: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) handelen in
strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet wapens en
munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van de Wet
wapens en munitie (onder andere het vervoeren en/of voorhanden hebben en/of
overdragen en/of uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen en/of
verhandelen van vuurwapens);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal opgenomen in het einddossier 09Appel, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal, p. 609-610 van map 1 van het einddossier 09Appel.
3.Lijst van inbeslaggenomen goederen, p. 613 van map 1 van het einddossier 09Appel.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1200-1203 van map 4 van het einddossier 09Appel.
5.Proces-verbaal doorzoeking auto [medeverdachte 2], p. 621-622 van map 1 van het einddossier 09Appel.
6.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 617 van map 1 van het einddossier 09Appel.
7.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris d.d. 22 december 2014.
8.Tapgesprek d.d. 30 april 2014, sessienummer 11, p. 1891 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
9.Tapgesprek d.d. 7 mei 2014, sessienummer 93, p. 1890 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
10.Proces-verbaal van verhoor [verdachte], p. 1873-1888 van map 5.2 van het einddossier 09Appel
11.Tapgesprek d.d. 30 april 2014, sessienummer 11, p. 1891 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
12.Tapgesprek d.d. 7 mei 2014, sessienummer 93, p. 1890 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.