ECLI:NL:RBMNE:2015:1315

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
16/661485-14 & 16/018575-14 (ttzgev) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten voor illegale handel in vuurwapens en munitie binnen georganiseerde samenwerkingsverbanden

Op 5 maart 2015 heeft de rechtbank Midden-Nederland zeven verdachten veroordeeld voor illegale handel in vuurwapens en munitie. De zaak betreft twee parketnummers: 16/661485-14 en 16/018575-14. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 samen met anderen wapens en munitie van categorie II en III voorhanden hebben gehad en een gewoonte hebben gemaakt van het verhandelen van deze wapens. Daarnaast is vastgesteld dat twee andere verdachten op 16 februari 2013 XTC-pillen en munitie voorhanden hadden. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bevestigd. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij onder andere tapgesprekken, whatsapp-berichten en verklaringen van medeverdachten zijn gebruikt. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een criminele organisatie, waarbij de verdachten een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband hebben gevormd met het oogmerk om misdrijven te plegen. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de samenleving zwaar hebben meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661485-14 & 16/018575-14 (ttzgev) (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 maart 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 12 augustus 2014, 17 oktober 2014 en 5 februari 2015. Ter terechtzitting van 19 februari 2015 is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman W.C. den Daas, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/661485-14
feit 1: in de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 samen met anderen wapens en munitie van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad en/of een beroep/gewoonte heeft gemaakt van de handel in wapens en munitie categorie II en/of categorie III;
feit 2: op 12 mei 2014 een wapen en munitie categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 3: in de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie;
16/018575-14
feit 1: op 16 februari 2013 munitie categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 2: op 16 februari 2013 XTC-pillen opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.Voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
Partiele nietigheid dagvaarding ten aanzien van parketnummer 16/661485-14 feit 1
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding met parketnummer 16/661485-14 partieel nietig moet worden verklaard omdat het eerste feit op de dagvaarding niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Het is onvoldoende duidelijk waarvan zijn cliënt wordt verdacht.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat het eerste feit van de dagvaarding met parketnummer 16/661485-14 ruim is omschreven, maar op zichzelf een duidelijke tijd, plaats, feit en strafbaarstelling omschrijft. Voornoemde dagvaarding voldoet dan ook aan de minimale eisen zoals deze zijn gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Deze dagvaarding, in combinatie met het einddossier, geeft voldoende duidelijk aan waartegen de verdachte zich moet verweren. De rechtbank ziet derhalve geen reden om de dagvaarding partieel nietig te verklaren.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie ten aanzien van parketnummer 16/661485-14 feit 1
De raadsman heeft de rechtbank verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van 16/661485-14 feit 1. In het dossier bevindt zich een collage van 135 foto’s, die afkomstig zijn van een inbeslaggenomen telefoon, waarop op vuurwapens gelijkende voorwerpen worden getoond. Deze collage suggereert dat de op de foto’s getoonde afgebeelde voorwerpen echte vuurwapens zouden zijn waarin door onder andere verdachte zou zijn gehandeld en die in zijn bezit zouden zijn geweest. Uit het dossier is niet duidelijk geworden of de vuurwapens afgebeeld op de foto’s echt zijn. Tevens is een aantal foto’s dubbel of nog vaker afgebeeld. Dat kan niet anders zijn gedaan dan om de suggestie te wekken dat de hoeveelheid van mogelijk verhandelde wapens groter is. Door deze handelwijze is er geen sprake van fair trial en wordt de rechtbank zand in de ogen gestrooid. Dit raakt de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van het dossier niet suggereert dat er in de collage van 135 foto’s 135 verschillende vuurwapens zijn afgebeeld. Op het eerste gezicht is reeds vast te stellen dat er in deze collage een dubbeling van een aantal afbeeldingen aanwezig is. Daarnaast is niet door de verbalisant geconcludeerd, noch is de suggestie gewekt dat alle op de foto’s afgebeelde vuurwapens echte vuurwapens zijn en dat deze stuk voor stuk in het bezit zijn geweest van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de met opsporing of vervolging belaste ambtenaren bij de samenstelling van het dossier inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Het Openbaar Ministerie is daarom ontvankelijk in de vervolging.
3.4
Overige voorvragen
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 16/661485-14 heeft begaan en baseert zich daarbij op de in het dossier opgenomen tapgesprekken, whatsapp-gesprekken, OVC-gesprekken (opnamen van vertrouwelijke communicatie) en de op de telefoon van verdachte aangetroffen afbeeldingen. Tevens baseert de officier van justitie zich op het resultaat van de doorzoeking en de bevindingen van het onderzoek naar het aangetroffen wapen en de munitie.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 16/018575-14 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte, de processen-verbaal van bevindingen en het rapport van het Douane Laboratorium.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de aan de rechtbank overgelegde pleitnotitie, ten aanzien van parketnummer 16/661485-14 het verweer gevoerd dat de verdachte wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van feit 1 en feit 3. De verdediging heeft hierbij onder meer aangevoerd dat zich in het dossier veel tapgesprekken en OVC-gesprekken bevinden die volgens de opstellers van het dossier vuurwapen gerelateerd zijn en tot het bewijs dienen dat verdachte de feiten zou hebben begaan. Het zijn echter aannames dat de gesprekken over vuurwapens gaan. Er wordt bij de meeste gesprekken door de politie een interpretatie vermeld van hoe zo’n gesprek in de ogen van de verbalisant zou moeten worden gelezen. Er wordt blijkbaar gedacht dat er sprake is van een omvangrijke wapenhandelzaak, maar de verdediging is van mening dat dit een vergissing is. Daarnaast is de verdediging van mening dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat er sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte 4] en medeverdachte [medeverdachte 2] en daarmee onvoldoende bewijs om te komen tot een veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde onder feit 2.
De raadsman is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de onder parketnummer 16/018575-14 en laste gelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
16/661485-14, feit 1 en feit 3
[medeverdachte 1] verklaart dat verdachte twee vuurwapens van hem heeft gekocht. Verdachte kwam dan bij medeverdachte [medeverdachte 1] thuis in Purmerend. Er is aan verdachte ook munitie meegegeven. [medeverdachte 1] verklaart dat verdachte ook een vuurwapen heeft gekocht van iemand anders. De vuurwapens zijn van het merk Ekol Volga. De bijnaam hiervan is Ladykiller. [2]
[A] verklaart dat hij een pistool haalde bij verdachte en die turk. Ze noemen de turk ook wel [bijnaam]. Dat wapen was klein, chroom met een zwart handvat. Het zat in een plastic doosje. Op dat doosje stond Ekol Volga. Er zaten ongeveer 15 á 20 stuks kogels bij. [A] verklaart ten aanzien van de aan hem getoonde foto [3] van medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij hem kent als [bijnaam]. Hij kent medeverdachte [medeverdachte 2] via [verdachte]. [4]
[B] verklaart dat aan hem is gevraagd of hij iemand kende met wapens. Hij heeft de persoon toen doorverbonden met [verdachte]. [verdachte] stuurde [B] foto’s van een wapen die [medeverdachte 2] had. [verdachte] had tegen hem gezegd dat hij net een paar foto’s had gemaakt. [5]
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij drie wapens heeft gekocht, één van medeverdachte [medeverdachte 3] en twee van medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte heeft ook munitie gekocht van medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte verklaart hij het wel kan kloppen dat hij een paar maanden voor zijn aanhouding d.d. 12 mei 2014 is begonnen met de handel in wapens. Hij heeft daarbij verwezen naar de verklaring die hij tegenover de politie heeft afgelegd. [6] [7] Bij de politie heeft hij voorts verklaard dat hij een wapen heeft gegeven aan iemand bij wie hij een schuld had. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen dat in de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] lag, had gekocht van [medeverdachte 3]. Het was een Zoraki, een omgebouwd wapen. [9]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft bevestigd dat hij een of twee wapens aan verdachte heeft verkocht. [10]
Een telefoongesprek, sessienummer 29, gevoerd op 18 april 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[telefoonnummer]: oke luister dan ik heb ehh.. .kijk ken ... ken je wat voor mij bewaren daar vraag even aan die [B] of [naam] of zo (namen zijn fon)
[telefoonnummer]: wat dan?
[telefoonnummer]: Die kleine dingetjes een paar weet je
[telefoonnummer]: Oh..
[telefoonnummer]: ik ken hoofdpijn van mij je weet toch druk...
[telefoonnummer]: ehhh... mmm....(klinkt of hij onder invloed is)
[telefoonnummer]: efentjes.... een paar uurtjes of zo
[telefoonnummer]: nee ze zijn hier niet ik ben alleen
[telefoonnummer]: oh...
[telefoonnummer]: moe je straks in de avond effe dan langs komen
[telefoonnummer]: ja in de avond dan eh.. ik moet ze nu wegleggen [naam] (fon)
[telefoonnummer]: ja maar ze zijn er niet weet je waar ze zijn?
[telefoonnummer]: al sla je me dood pik
[telefoonnummer]: dan eh.... dan... in die buurt om de hoek zeg maar bij eehhh je weet toch die zwarte sweater is de [naam] (fon) dr oma woont.... daar zo.. ergens
[telefoonnummer]: ik kijk wel even verder weet je
[telefoonnummer]: is goed [11]
Een telefoongesprek, sessienummer 695, gevoerd op 28 april 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[telefoonnummer] : Die kanker ding blijft plakken eentje.
[telefoonnummer] : Watteh?
[telefoonnummer] : Zn ding hij blijft plakken erin.
[telefoonnummer] : Je moet gewoon naar achteren.
[telefoonnummer]: Groene ding hij komt er niet uit asabi, mensen zeggen dit is niks joh.
[telefoonnummer] : Kom maar terug joh. [12]
Een telefoongesprek, sessienummer 37, gevoerd op 9 mei 2014 tussen medeverdachte [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer] en een ander genaamd [C] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
(…)
[telefoonnummer]: Heb [verdachte] foto’s van die ding?
[telefoonnummer]: Ja
[telefoonnummer]: Hij moet effe foto’s sturen
[telefoonnummer]: Is goed. Heb zijn nummer toch?
[telefoonnummer]: Maar oh ja hij kan ook ruilen.
[telefoonnummer]: Ja maar ik moet geld hebben toch?
[telefoonnummer]: He?
[telefoonnummer]: Ik moet geld hebben joh.
[telefoonnummer]: Komt wel goed dan bel ik jou zo vanavond, als die jongen dat is.
[telefoonnummer]: ja
[telefoonnummer]: Hij heb ook een automatisch he een tag nine ofzo.
[telefoonnummer]: Maar ook echte?
[telefoonnummer]: Echte ja volgens mij.
[telefoonnummer]: Moeten effe kijken.
[telefoonnummer]: Ik neem zo naar jou mee kunnen jullie praten. Snap je.
[telefoonnummer]: Is goed later. [13]
Een telefoongesprek, sessienummer 1513, gevoerd op 9 mei 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte 4] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[telefoonnummer]: Jo broer.
[verdachte]: Jo. He maat.
[telefoonnummer]: He luister, effe een vraagje ja? Als als je die als als je die ding laad he moet het moet het balletje, je weet toch je weet toch die ding die wij laden.
[verdachte]: Ja.
[telefoonnummer]: Moet die, moet dat moet dat balletje naar mij toe? Of of aan de andere kant?
[verdachte]: Als je ‘m dr in doet zeg maar?
[telefoonnummer]: Ja.
[verdachte]: Naar de voorkant gewoon zeg maar, dr uit.
[telefoonnummer]: Ja maar, naar mij toe?
[verdachte]: Uh.... Effe kijken, als je ‘m d’r in, ik snap het niet echt. Hehehe.
[telefoonnummer]: Kijk, kijk wanneer je die ding hebt ja en je hebt de pen daar vast in je hand.
[verdachte]: Uhhuh.
[telefoonnummer]: Moet die ding die ik dr in doe, moet die met de rug naar mij toe of moet die richting mij komen.
[verdachte]: Uh...
[telefoonnummer]: Je hebt 1 kant waar die balletje uitkomt en je hebt de kant, de dichte.
[verdachte]: De rug ja, die dicht is zeg maar. Waar die uh waar die tegen aan tikt zeg maar.
[telefoonnummer]: Huh?
[verdachte]: Waar die tegen aan tikt zeg maar, die kant.
[telefoonnummer]: Ja, ja maar kijk. Ik hou ‘m nu, ik hou ‘m nu met mijn duim hou ik die rug tot (fon) en
met mijn duim slinger hou ik die balletje vast.
[verdachte]: Die balletje, ja. Juistem juistem. Maar dan moet je als je, je moet gewoon, die
balletje naar de kant van de loop. Hehehe. Ik moet lachen gewoon jongen. Hahaha!
[telefoonnummer]: Hahahal Balletje moet naar de kant.
[verdachte]:. Hij moet gewoon de rest.
[telefoonnummer]: Is goed broer.
[verdachte]: Ik kan ‘t niet uitleggen, je weet toch.
[telefoonnummer]: Ja safi is goed. Ik ga ‘t proberen ja?
[verdachte]: Ja man. Je moet gewoon, hij moet gewoon aan de bovenkant. Hij moet sowieso
van jou af weet je, die balletje. Hij moet weg van jou.
[telefoonnummer]: Safi is goed. [14]
Een telefoongesprek, sessienummer 1641, gevoerd op 10 mei 2014 tussen verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte 4] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
[telefoonnummer]: Jo broer.
[verdachte]: Jo broer.
[telefoonnummer]: Hoe ist jongen.
[verdachte]: Lekker lekker. Met jou?
[telefoonnummer]: Ja prima man.
[verdachte]: Oke oke. Nee, ik had gebeld voor die ene maat die doos
hij zegt ik heb ‘m wel ergens maat ik moet zoeken weet je. Dat wordt uh
later pas dan.
[telefoonnummer]: Ja als ie ‘m dan even zoekt dan is t goed toch?
[verdachte]: Ja ik heb ‘t al gevraagd, ik zeg; kennen we niet nu zoeken. Hij zegt
ja maar mijn chickie is nou op vakantie dit dat. Dus dat wordt later pas.
[telefoonnummer]: Bedoel je later of bedoel je later uh... gewoon niet vanavond. Gewoon
later later.
[verdachte]: Ja hij bedoelt uh hij zegt sowieso is ze over vier, vijf dagen terug dus dat
wordt dan over een paar dagen zeg maar, die doos.
[telefoonnummer]: Ohhke
[verdachte]: Maar moet ie uh moet ie uh kijk als je die kleintje wil, kunnen we wel naar Amsterdam. Dan heb je gewoon een doos enzo maar met die andere, die ken ik dan
hier in Utrecht ophalen, dan hoeven we niet naar Amsterdam te rijden, snap je?
[telefoonnummer]: Oke. Ja maar ja broer kijk broer kijk ik doe dan zonder doos
[verdachte]: Ja hij moet wel goed. Klopt klopt. Dan denken ze van huh is niet goed snap je?
[telefoonnummer]: Kijk we kunnen wel, we kunnen wel een beeije met de prijs gaan praten snap je?
Want kijk als ik ‘m koop dan wil ik m niet meer ruilen, dan wil ik ‘m niet meer zien snap je?
[verdachte]: Nee dat is normaal. Sowieso is normaal.
[telefoonnummer]: Kijk maar zeg tegen hem als hij kijk als hij nieuw is. Maar zit er wel een pinpas in
of niet?
[verdachte]: Ja ja dat sowieso. Hij is gewoon alleen die doos kwijt snap je? Of kwijt die heb die..
[telefoonnummer]: Ja maar broer je moet het zo zien. Als jij een telefoon koopt zonder doos en
oplader gaat die prijs sowieso omlaag.
[verdachte]: Juist.
[telefoonnummer]: Zeg tegen hem dat als hij, als hij die ding kwijt wil dan kan die ‘m vandaag nog
kwijt maar ze zullen wel wat aan de prijs willen want ik heb mensen, ze willen ‘m heel graag.
[verdachte]: Uhhuh. Maar willen ze die foul (fon) of die kleine gewoon.
[telefoonnummer]: Wat kost ook alweer die foelle? (fon)
[verdachte]: Die foel (fon)wil tie eigenlijk, hij vroeg eigenlijk zes maar hij kan zakken tot vijf
nou zonder doos zegt ie.
[telefoonnummer]: Zonder doos?
[verdachte]: Ja zonder doos. En die andere, die kleintjes, zijn vier. Met doos, gewoon nieuw.
[telefoonnummer]: Ze komen nu uh... Ik krijg uh.. hoe heet het. Ik heb iemand gevraagd of hij het kon
regelen. Hij zei uh die kleine die die lady (fon) toch of niet.
[verdachte]: Uhhuh.
[telefoonnummer]: Hij zei tegen mij; broer die zijn voor minder dan 350 verkrijgbaar. Hij zegt, weet je
wat je doet; 350 is goed. Hij zei tegen mij wacht wacht volgens mij belt ie mij al.
[verdachte]: Aah [15]
De volgende whatsapp-gesprekken zijn gevoerd tussen verdachte met telefoonnummer [telefoonnummer] en medeverdachte [medeverdachte 4] met het telefoonnummer [telefoonnummer]:
Whatsapp-gesprek gevoerd op 19 april 2014 [16]
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
“Maat stuur me eens foto van die ding die k zo ga ophalen”
De rechtbank stelt vast dat er 3 afbeeldingen van een koffertje met daarin een vuurwapen en een zakje met munitie worden doorgestuurd van [telefoonnummer] naar [telefoonnummer]. [17]
Whatsapp-gesprek gevoerd op 20 april 2014 [18]
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Getest maat
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Wat een Knal
Whatsapp-gesprek 21 april 2014 [19]
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Haha speelgoed genoeg
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ma regel klante
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Aah oke. Maar heb je ook glock net als die van popo
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Is precies zelfde gwn alleen orgineel
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Kan je1 fixen
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ken wel ma is minimaal 2kop
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Daar beginne ze bij
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
En aka?
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Heb 1 pas gehaald voor 15
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ken hem kwijt voor 25
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Over 2 weken zijn er miss weer een paar
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ze kome vanuit Oostblok
Whatsapp-gesprek gevoerd op 22 april 2014 [20]
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Eej maat
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Wat is die type die ik gekocht heb vorige x
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Staat erop toch
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Bareta model
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Heb je een foto van dat tekstje
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Voor klannen man
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ben aan het fixen
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Je moet gwn foto sture
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ja ik weet maar ik heb hem hier nie bij me
De rechtbank stelt vast dat er 2 afbeeldingen met daarop een koffertje met een vuurwapen, een zakje met munitie en losse munitie worden doorgestuurd van [telefoonnummer] naar
[telefoonnummer]. Het whatsapp-gesprek wordt gecontinueerd met:
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Dat is joune
Van [telefoonnummer]
Naar [telefoonnummer]
Ekol firat magnum
16/661485-14, feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 mei 2014 een pistool, model 914, kaliber 9 mm P.A.K., zijnde een wapen van categorie III, voorhanden heeft gehad. Daarnaast acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een hoeveelheid scherpe patronen voorhanden heeft gehad, te weten 14 scherpe patronen, merk OZK, kaliber 9 mm en 37 scherpe patronen, kaliber .22 en 30 scherpe patronen kaliber .22 en 5 (scherpe) patronen kaliber 9 mm en 6 scherpe patronen, merk OZK, kaliber 9 mm en 15 (scherpe) patronen, kaliber 9 mm en 1 scherp patroon, merk Walther, kaliber 8 mm en 5 scherpe patronen, kaliber 9 mm en 20 scherpe patronen, kaliber 9 mm en 10 scherpe patronen, kaliber 9 mm Luger, merk S&B, 5 scherpe patronen, kaliber 9 mm Kort, merk Geco, 5 scherpe patronen, kaliber 7.65 Br., merk S&B.
Aangezien verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting; [21]
- het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van het in beslag genomen vuurwapen en de munitie in de personenauto Volkswagen Polo, voorzien van kenteken [kenteken]; [22]
- Het proces-verbaal van bevindingen, nader onderzoek aan het in beslag genomen wapen en de munitie; [23]
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming op het adres [adres] te [woonplaats]; [24]
- het proces-verbaal van bevindingen, nader onderzoek van de in beslag genomen munitie. [25]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
Aanvullende bewijsoverweging
Feit 1 gewoonte
De rechtbank overweegt ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 1, tweede gedeelte, “tezamen en in vereniging met anderen een gewoonte of beroep maken van het vervoeren / overdragen / voorhanden hebben / verhandelen van wapens” als volgt. Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte en zijn mededaders vanaf februari 2014 meermalen naar Purmerend zijn geweest en daar vuurwapens en munitie hebben gekocht. Voort is komen vast te staan dat verdachte de vuurwapens en munitie heeft vervoerd en heeft doorverkocht. De rechtbank acht, gelet op de hierboven aangehaalde telefoongesprekken en whatsapp gesprekken bewezen dat het om meer vuurwapens gaat dan de vuurwapens waar verdachte over verklaart.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van het vervoeren en overdragen en
voorhanden hebben en verhandelen van wapens en munitie. De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte en zijn mededaders van vervoeren, overdragen, voorhanden hebben en verhandelen van wapens en munitie een gewoonte hebben gemaakt. Dit gelet op het aantal keren dat verdachte en zijn mededaders voornoemde handelingen hebben verricht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat deze feiten met elkaar in verband staan, zowel wat betreft de (objectieve) aard van de feiten als wat betreft de (subjectieve) gerichtheid van de daders.
Feit 3 criminele organisatie
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is sprake als blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Vast moet komen te staan dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Daarnaast moet verdachte een aandeel hebben in het samenwerkingsverband dan wel moet verdachte de gedragingen, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, ondersteunen. Tot slot moet bewezen kunnen worden dat verdachte opzet had op het deelnemen van de organisatie. Voldoende daarvoor is dat verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Uit vermelde telefoon- en whatsapp-gesprekken blijkt van een onderling afstemmen van activiteiten tussen (in ieder geval) [verdachte] en [medeverdachte 2] en tussen [verdachte] en [medeverdachte 4]. Ook blijkt van een onderlinge verdeling van werkzaamheden.
De rechtbank ziet de volgende verdeling van taken/werkzaamheden.
[verdachte] en [medeverdachte 2] kopen de vuurwapens en verkopen deze door. [verdachte] beschikt over de foto’s van deze vuurwapens en kan deze op aanvraag doorsturen naar de afnemers. [medeverdachte 4] is afnemer, zorgt voor de klanten en fungeert als tussenpersoon tussen [verdachte] en de afnemers. De betreffende samenwerking heeft onmiskenbaar een gezamenlijk oogmerk van een criminele organisatie, te weten de handel in vuurwapens en het daarmee behalen van winst. Uit bovenstaande bewijsmiddelen is gebleken dat er meermalen vuurwapens en munitie zijn gekocht en verkocht. Voorts is gebleken van de intentie om dit structureel te blijven doen, slechts tot stilstand gebracht door de aanhouding van de verdachten. De rechtbank is daarom van oordeel dat de samenwerking structureel en van duurzaam karakter is geweest. De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] hebben deelgenomen aan een criminele organisatie.
Het onder 3 ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
16/018575-14, feit 1 en 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 februari 2013 twee kogelpatronen, zijnde munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad en opzettelijk XTC-pillen aanwezig heeft gehad.
Aangezien verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting; [26]
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]; [27]
- het rapport van het Douane Laboratorium d.d. 8 april 2013; [28]
- het proces-verbaal sporenonderzoek, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3]. [29]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
16/661485-14
1.
in de periode van 01 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens
wapens van categorie III en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad
en
een gewoonte heeft gemaakt van het vervoeren en overdragen en
voorhanden hebben en verhandelen van wapens van categorie II en/of categorie
III en/of munitie van categorie II en/of categorie III;
2.
op 12 mei 2014 te Utrecht en/of Breukelen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een wapen van categorie III, te weten een pistool, model 914, kaliber 9 mm
P.A.K. en
een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten
14 scherpe patronen, merk OZK, kaliber 9 mm en 37 (scherpe) patronen,
kaliber .22 en 30 (scherpe) patronen kaliber .22 en 5 (scherpe) patronen
kaliber 9 mm en/of 6 scherpe patronen, merk OZK, kaliber 9mm en/of 15 (scherpe)
patronen, kaliber 9 mm en 1 scherp patroon, merk Walther, kaliber 8 mm en 5 scherpe patronen, kaliber 9 mm en 20 scherpe patronen, 10x9mm Luger, merk S&B, 5x9mm Kort, merk Geco, 5x7.65 Br., merk S&B, voorhanden heeft gehad;
3.
in de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en de volgende personen: [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het telkens handelen in strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van de Wet wapens en munitie onder andere het vervoeren en voorhanden hebben en overdragen en verhandelen van vuurwapens);
16/018575-14
1.
op 16 februari 2013 te Utrecht voorhanden heeft gehad twee kogelpatronen (kaliber .22), munitie in de zin van de Wet wapens en munitie van categorie III;
2.
op 16 februari 2013 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad tien XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
16/661485-14
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie II en/of categorie III en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen en munitie categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3:deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
16/018575-14
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie categorie III;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1 en 3 van parketnummer 16/661485-14. De verdediging heeft daarom bepleit tot oplegging van een lichtere straf dan door de officier van justitie is geëist.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen bezig gehouden met de handel in vuurwapens en munitie binnen een georganiseerd verband.
De verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van voornoemde wapens in de samenleving. De illegale handel in vuurwapens dient met het oog op de veiligheid van personen en ter voorkoming van gevoelens van onveiligheid in de samenleving streng te worden bestraft. De rechtbank ziet verdachte als de drijvende kracht in deze criminele organisatie. Het gemak waarmee verdachte zich aan deze wapenhandel heeft schuldig gemaakt en de omvang hiervan, is verontrustend te noemen. Verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van het gevaar dat hij hiermee voor de samenleving heeft veroorzaakt terwijl verdachte wist dat de door hem verhandelde wapens bij gebruik dodelijk kunnen zijn en in sommige gevallen zodanig ondeskundig omgebouwd waren dat er geen gecontroleerd bezit van mogelijk was. In een aantal gevallen zijn de wapens immers ofwel spontaan ontploft dan wel heeft het wapen spontaan een kogel afgevuurd. Het pleidooi van verdachte om vooral rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden dient derhalve in de schaduw te staan van de ernst en omvang van zijn strafbare handelen.
Daarnaast heeft verdachte opzettelijk XTC-pillen in zijn bezit gehad, hetgeen een gevaar oplevert voor de gezondheid.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 juni 2014. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor strafbare feiten, voor het laatst op 20 mei 2014. De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
- een verdachte betreffend rapport van Palier forensische en intensieve zorg d.d. 8 juli 3014, opgemaakt door [D], waarin wordt geadviseerd verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting en andere voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte.
De rechtbank oordeelt dat voor afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een (gedeeltelijk voorwaardelijke) gevangenisstraf.
Gelet op de mate van betrokkenheid van deze verdachte bij de wapenhandel, zoals die op basis van het dossier kan worden vastgesteld komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank ziet - gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting waaruit blijkt dat hij niet gemotiveerd is om zich te onderwerpen aan begeleiding door de reclassering en gelet op het feit dat uit eerdere rapportages is gebleken dat voorwaardelijke opgelegde straffen ten uitvoer zijn gelegd omdat verdachte zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden - geen aanleiding voor opleggen van een verplicht reclasseringscontact. Het voorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf is derhalve met name bedoeld om
verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63, 140 van het Wetboek van Strafrecht en het artikel 55 van de Wet wapens en munitie en het artikel 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
Verklaart de dagvaarding geldig.
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
16/661485-14
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens en munitie categorie II en/of categorie III en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep of gewoonte maken;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen en munitie categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3:deelnemen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
16/018575-14
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie categorie III;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
36 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte,
te weten 6 maanden, van deze gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd van 2(twee) jarennavolgende voorwaarde niet is nagekomen:
Algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Schroten, voorzitter,
mrs. H.A. Gerritse en M.P. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van drs. E.M.S. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 maart 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
16/661485-14
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari
2014 tot en met 12 mei 2014 te Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend
en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
een of meer wapen(s) van categorie II en/of een of meer wapen(s) van categorie
III, en/of munitie van categorie II en/of munitie van categorie III voorhanden
heeft gehad
en/of
een gewoonte of beroep heeft gemaakt van het vervoeren en/of overdragen en/of
voorhanden hebben en/of uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen
en/of verhandelen van een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie
III en/of munitie van categorie II en/of categorie III;
2.
hij op of omstreeks 12 mei 2014 te Utrecht en/of Breukelen, althans in het arrondissement Midden Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in elk
geval in Nederland,
een wapen van categorie III, te weten een pistool, model 914, kaliber 9 mm
P.A.K. en/of
een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten
14 ( scherpe) patronen, merk OZK, kaliber 9 mm en/of 37 (scherpe) patronen,
kaliber .22 en/of 30 (scherpe) patronen kaliber .22 en/of 5 (scherpe) patronen
kaliber 9mm en/of 6 scherpe patronen, merk OZK, kaliber 9mm en/of 15 (scherpe)
patronen, kaliber 9 mm en/of 1 scherp (patroon), merk Walther, kaliber 8 mm
en/of 5 (scherpe) patronen, kaliber 9 mm en/of 20 (scherpe) patronen, 10x9mm
Luger, merk S&B, 5x9mm Kort, merk Geco, 5x7.65 Br., merk S&B, voorhanden heeft
gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot en met 12 mei 2014, te
Utrecht en/of te Amsterdam en/of te Purmerend en/of (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte
en/of een of meer van de volgende personen: [medeverdachte 2] en/of
[medeverdachte 4] , welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens)
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid en/of artikel 31 van de Wet
wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste en vierde lid van
de Wet wapens en munitie (onder andere het vervoeren en/of voorhanden hebben
en/of overdragen en/of uitwisselen en/of anderszins ter beschikking stellen
en/of verhandelen van vuurwapens);
16/018575-14
1.
hij op of omstreeks 16 februari 2013 te Utrecht, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, voorhanden heeft gehad twee, in elk geval een
of meer, kogelpatronen (kaliber .22), in elk geval munitie in de zin
van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
2.
hij op of omstreeks 16 februari 2013 te Utrecht, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
tien, in elk geval een of meer, XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om het on de processen-verbaal in het einddossier 09Appel, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris op 22 december 2014.
3.Foto verdachte, p. 1965 van map 5.2 van het einddossier van 09Appel.
4.Proces-verbaal van verhoor [A], p. 1952, 1953, 1958, 1962 van map 5.2 van het einddossier 09Appel.
5.Proces-verbaal van verhoor [B], p. 1985 en 1987 van map 5.2. van het einddossier 09Appel.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2015.
7.Zie ook: Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 1335 van map 5.1. van het einddossier 09Appel.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 1338 van map 5.1. van het einddossier 09Appel.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 1335 van map 5.1 van het einddossier 09Appel.
10.In zijn verklaring tegenover de RC d.d. 27 november 2014 verklaart hij een wapen aan verdachte te hebben verkocht. In zijn verklaring tegenover de politie zegt hij dat het om twee wapens zou gaan; proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3], p. 1719 van map 5.2. van het einddossier 09Appel.
11.Tapgesprek 29, d.d. 18 april 2014, p. 62 van map 7 van het einddossier 09Appel.
12.Tapgesprek 695, d.d. 28 april 2014, p. 1503 van map 5.1 van het einddossier 09Appel.
13.Tapgesprek 37, d.d. 9 mei 2014, p. 148 van map 7 van het einddossier 09Appel.
14.Tapgesprek 1513, d.d. 9 mei 2014, p. 183 van map 7 van het einddossier 09Appel.
15.Tapgesprek 1641 d.d. 10 mei 2014, p. 185 van map 7 van het einddossier 09Appel.
16.Whatsapp-gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 4], p. 203 van map 7 van het einddossier 09Appel.
17.Afbeeldingen via whatsapp, p. 204 van map 7 van het einddossier 09Appel.
18.Whatsapp-gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 4], p. 206 van map 7 van het einddossier 09Appel.
19.Whatsapp-gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 4], p. 208-210 van map 7 van het einddossier 09Appel.
20.Whatsapp-gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 4], p. 212-213van map 7 van het einddossier 09Appel.
21.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2015.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 547 van map 1 van einddossier 09Appel.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1035-1036 van map 4 van einddossier 09Appel.
24.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 534-535 van map 1 van einddossier 09Appel.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1044-1045 van map 4 van het einddossier 09Appel.
26.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2015.
27.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage B van het proces-verbaal PL27WU/13-011605.
28.Rapport Douane Laboratorium, bijlage I van het proces-verbaal PL27WU/13-011605.
29.Proces-verbaal sporenonderzoek, bijlage J van het proces-verbaal PL27WU/13-011605.