ECLI:NL:RBMNE:2015:1304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
2762618 MC EXPL 14-1251
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst na verkregen toestemming van het UWV op grond van overtreding van de voorwaarde van wedertewerkstelling en doorbetaling van loon

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, BAWEX SERVICES B.V. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd, maar stelde dat de opzegging door de werkgever onterecht was, omdat deze in strijd was met de wederindienstredingsvoorwaarde die door het UWV was opgelegd. De kantonrechter oordeelde dat BAWEX SERVICES niet had aangetoond dat zij aan deze voorwaarde had voldaan, aangezien er een nieuwe werknemer in dienst was genomen voor een functie die gelijk of vergelijkbaar was aan die van de eiser. De kantonrechter heeft de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigd en de werkgever veroordeeld tot doorbetaling van het loon van de werknemer, met een wettelijke verhoging van 25%. Daarnaast werd de vordering van de werknemer tot wedertewerkstelling afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren veranderd dat een vruchtbare samenwerking niet meer te verwachten viel. De vordering tot betaling van een bonus en andere vergoedingen werd afgewezen, omdat de werkgever had aangetoond dat er geen recht op bonus bestond en de reiskostenvergoeding niet van toepassing was na de non-actiefstelling van de werknemer. De kantonrechter heeft BAWEX SERVICES veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civiel recht
kantonrechter
zitting houdend te Almere
Zaak- en rolnummer: 2762618 MC EXPL 14-1251
Datum vonnis: 21 januari 2015
Vonnis in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] (België),
eiser,
gemachtigde mr. A.P.J.M. Verbeek,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAWEX SERVICES B.V.,
(mede) h.o.d.n. Document Exchange,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
gemachtigde mr. A.D.J. van Ruyven.
Partijen zullen hierna [eiser] en Bawex Services genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 juli 2014
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 juli 2014
  • de conclusie na getuigenverhoor aan de zijde van Bawex Services
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor aan de zijde van [eiser].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Vernietiging opzegging

2.1.
Bij tussenvonnis van 16 juli 2014 heeft de kantonrechter aan Bawex Services (“Document Exchange”) de volgende bewijs opdracht vertrekt:
“Draagt Document Exchange op om te bewijzen dat Document Exchange niet binnen 26 weken na bekendmaking van de beslissing van het UWV van 18 oktober 2013 een werknemer in dienst heeft genomen voor de werkzaamheden van dezelfde aard als de werkzaamheden die [eiser] pleegde te verrichten.”
2.2.
Bawex Services heeft daartoe op 12 augustus 2014 een akte genomen waarbij de volgende producties zijn overgelegd
  • arbeidsovereenkomst tussen Bawex Beleggingen B.V. en [getuige 2] in de functie van Channel Manager;
  • het organisatieschema van de organisatie na reorganisatie;
  • het organisatieschema van vóór de reorganisatie;
  • loonstrook van [getuige 2] over de maand januari 2014
  • loonbelastingaangiftes over de maanden januari, februari en maart 2014.
2.3.
Bawex Services heeft ter verdere bewijsvoering verzocht de getuigen [getuige 1], directeur van Bawex Services en [getuige 2] te doen horen. Nadat voornoemde getuigen op 16 oktober 2014 zijn gehoord heeft [eiser] afgezien van het horen van getuigen in contra-enquête. Partijen hebben vervolgens bij akte hun standpunten ten aanzien van de bewijslevering kenbaar gemaakt.
2.4.
De kantonrechter staat thans voor de vraag of Bawex Services in haar bewijsopdracht, als onder overweging 2.1 is opgenomen, is geslaagd. Met inachtneming van hetgeen door de kantonrechter bij vonnis van 16 juli 2014 is overwogen, oordeelt de kantonrechter als volgt.
2.5.
Bawex Services beroept zich op door haar overgelegde stukken waaruit blijkt dat [getuige 2] niet in dienst is getreden van Bawex Services B.V., maar in dienst is getreden bij Bawex Beleggingen B.V.. De arbeidsovereenkomst staat immers op naam van Bawex Beleggingen B.V., terwijl ook de loonstroken van [getuige 2] op naam zijn gesteld van Bawex Beleggingen B.V.. De aangiften loonbelasting vermelden het LB nummer van Bawex Beleggingen B.V.. De functie van [getuige 2] vermeldt op de arbeidsovereenkomst is “Channel Manager” en niet “Commercieel Directeur/partner van Document Exchange”, zoals de functie van [eiser] luidde. De werkzaamheden die [getuige 2] verricht verschillen qua inhoud met die van [eiser] hetgeen onder meer blijkt uit de functie omschrijvingen in de respectievelijke arbeidsovereenkomsten. Deze schriftelijke bewijzen leiden reeds tot de conclusie dat Bawex Service is geslaagd in haar bewijsopdracht, aldus Bawex Services. De kantonrechter is van oordeel dat deze schriftelijke stukken weliswaar kunnen bijdragen tot het bewijs, maar dat bij de beoordeling in hoeverre Bawex Services geslaagd is in de aan haar verstrekte bewijsopdracht alle omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang moeten worden meegewogen in de beoordeling. Dit betekent dat niet zonder meer het bewijs uit de door Bawex Services overgelegde schriftelijke stukken kan worden afgeleid. Bawex Services gaat er bovendien aan voorbij dat de bewijsopdracht bovendien ziet op werkzaamheden ten behoeve van “Document Exchange” ten tijde van de arbeidsovereenkomst met [eiser] onderdeel van Bawex Services.
2.6.
De kantonrechter overweegt verder als volgt. Zoals bij tussenvonnis van 16 juli 2014 door de kantonrechter is overwogen wijst het Linkedin-profiel van [getuige 2] in een andere richting dan door Bawex Services gesteld:
“[getuige 2]
Directeur at Document Exchange
“Directeur
Document Exchange
January 2014 – present (2 months) Hilversum
Verantwoordelijk voor Sales, beheren en managen van de producten en services van Document Exchange via de indirecte kanalen, direct accounts en mogelijke partners. Tevens betrokken bij het opzetten van Document Exchange Archief activiteiten.
Document Exchange is in Nederland de dienstverlener op het gebied van online archiveren, Do it Yourself facturatie en online betaalservice.(..)”
2.7.
[getuige 2] is als getuige aan de zijde van Bawex Services gehoord. [getuige 2] heeft toen onder meer verklaard dat hij naar zijn wetenschap in dienst is van Bawex Services en dat “Document Exchange” (volgens getuige [getuige 1] de handelsnaam van Bawex Services voor het uitwisselen van documenten op digitale basis) onder Bawex Services valt, terwijl enige bekendheid met Bawex Beleggingen B.V. bij [getuige 2] ontbreekt. Hij zegt daarover het volgende:
“Ik ben in dienst van Bawex Services, dit staat op mijn arbeidsovereenkomst. U zegt dat op mijn arbeidsovereenkomst Bawex Beleggingen staat, ik heb geen idee wat het verschil is. Ik ben niet bekend met een aparte B.V. Bawex Beleggingen. Ik weet ook niet wat daar onder valt. Document Exchange valt onder Bawex Services.”
2.8.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat de functieomschrijvingen in de arbeidsovereenkomst van [getuige 2] ten opzichte van die van [eiser] inhoudelijk niet veel verschillen. De functieomschrijving van [getuige 2] luidt:
“In deze functie is werknemer verantwoordelijk voor het verkopen, beheren en managen van de producten en services binnen de Exchange Group via de indirecte kanalen, direct accounts en mogelijke partners. Tevens zal de werknemer betrokken worden bij het opzetten van de Archief activiteiten.”
De functieomschrijving van [eiser] luidt:
“De commercieel directeur is o.a. verantwoordelijk voor: (volledige omschrijving zie functieprofiel, welke volgt);
De ontwikkeling van het commercieel beleid in samenwerking met de managing partner en MT;
Het genereren van omzet door de verkoop van projecten.
Het uitbouwen van sales en relatiebeheer bestaande klanten.
Het begeleiden en coördineren van projecten.
De uitvoering van coaching, training en consultancy taken.
Het maken van jaarbudgetten in samenwerking met de managing partner en MT.
De maandelijkse rapportages aan de hand van vooraf bepaalde KPI’s.”
De kantonrechter heeft [getuige 2] tijdens het getuigenverhoor de functieomschrijving van [eiser] voorgehouden en [getuige 2] heeft toen bevestigd dat die functieomschrijving erg lijkt op die van hemzelf. Hij zegt daar het volgende over:
“Ik hou mij bezig met commercieel beleid van Bawex Services, Bawex Beleggingen en Indica. Ik hou mij bezig met de omzet via verkoop van projecten via de resellers. Ik hou mij niet bezig met relatiebeheer met bestaande klanten. De resellers nemen niet onze dienstverlening af, zij verkopen het slechts door in samenwerking met ons. Ik ben verantwoordelijk voor het maken van jaarbudgetten. Ik moet ook maandelijks rapporteren over commerciële doelstellingen. Ik kan er moeilijk ontkennend op antwoorden dat de functieomschrijving van mij lijkt op die van dhr. [eiser].”
2.9.
[getuige 2] vermeldt in zijn Linkedin-profiel verder dat hij commercieel directeur is van “Document Exchange”. Dit vindt ook zijn bevestiging in zijn getuigenverklaring omtrent de door “Document Exchange” in 2014 opengestelde advertentie voor een vacature van Business Consultant/Project Management waarin onder meer is opgenomen:
“Voor beide onderdelen van de functie rapporteer je rechtstreeks aan de Commercieel Directeur en werk je nauw samen met de Senior/Account Manager”
[getuige 2] verklaart immers als getuige:
“U houdt mij voor de advertentie van business consultant waarin staat vermeld dat deze rapporteert aan de commercieel directeur. Die commercieel directeur dat ben ik.”
Daar doet overigens niet aan af dat de aangetrokken Business Consultant/Project Management later vanwege de technische inhoud van de functie is gaan rapporteren aan [A] en niet aan [getuige 2]. Ook [getuige 1] kwalificeert [getuige 2] naast de benamingen van Sales Directeur, Chanel Manager op enig moment als commercieel directeur. Hij verklaart:
“……ik heb ook een tijdje de rol van commercieel directeur vervuld. Deze rol heb ik vervuld tot het in dienst treden van [getuige 2], daarna heeft [getuige 2] de functie vervuld.”
2.10.
Bawex Services maakt nadrukkelijk onderscheid in het functieprofiel van [getuige 2] en [eiser] door aan te geven dat [getuige 2] zich uitsluitend bezig hield met de indirecte verkoop (verkoop van het product via distributeurs) binnen “Document Exchange”, terwijl [eiser] zich binnen “Document Exchange” uitsluitend bezig hield met de, naar zeggen van Bawex Services niet succesvol gebleken, directe verkoop (directe verkoop aan klanten zonder distributeurs). Uit de getuigenverklaring van [getuige 1] dient in ieder geval te worden afgeleid dat [getuige 2] in zijn functie werkzaamheden verricht voor Bawex Services meer specifiek voor “Document Exchange”. Dit onderscheid in directe verkoop en indirecte verkoop vindt niet zijn bevestiging in de functieomschrijving van [getuige 2], waarin expliciet is opgenomen dat [getuige 2] zich onder meer bezig houdt met “direct accounts”. [getuige 2] verklaart daar in zijn getuigenverklaring het volgende over:
“Ik sluit overeenkomsten met resellers namens “Document Exchange”. Die resellers zie ik als de “partners” en directe accounts zijn de klanten die wij zelf benaderen. Met dat laatste ben ik niet bezig geweest. Het is wel de bedoeling dat ik directe klanten in de toekomst ga werven, daar ga ik wel vanuit.”
Dat [eiser] zich in het geheel niet zou hebben beziggehouden met indirecte verkoop, zoals door Bawex Services benadrukt, vindt bovendien zijn weerlegging in de als productie 6 bij de aanvraag van de ontslagvergunning overgelegde beschrijving van de contacten met Service Point België (productie 13 bij dagvaarding), waarin de betrokkenheid van [eiser] bij deze klant voor de indirecte verkoop uitvoerig wordt beschreven.
Overigens wat er ook van dit onderscheid (indirecte en directe verkoop) zij, uit de getuigenverklaring van [getuige 1] volgt dat de indirecte verkoop van “Document Exchange” wel degelijk valt onder Bawex Services, waarvan [eiser] voorheen commercieel directeur was. De kantonrechter neemt daarbij nog in aanmerking dat [getuige 2] reeds in mei of juni 2013 via een tussenpersoon door Bawex Services is benaderd kort na het moment dat [eiser] op non-actief was gesteld, terwijl [getuige 2] vervolgens kort na de opzegging van de arbeidsovereenkomst met [eiser] bij Bawex Services in dienst is getreden.
2.11.
De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat op basis van het bovengestelde in onderlinge samenhang bezien Bawex Services niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. Dit betekent dat [eiser] bij brief van 12 februari 2014 terecht de vernietiging van de door Bawex Services opgezegde arbeidsverhouding heeft ingeroepen en dat is komen vast te staan dat Bawex Services in strijd heeft gehandeld met de wederindienstredingsvoorwaarde als gesteld in de beslissing van het UWV door [getuige 2] met ingang van 1 januari 2014 in dienst te laten treden in een functie gelijk of vergelijkbaar aan die van [eiser].
2.12.
De primaire loonvordering van [eiser] zal dan ook worden toegewezen, zoals in het dictum omschreven. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding de wettelijke verhoging toe te wijzen tot 25%.
2.13.
Ten aanzien van de vordering wedertewerkstelling overweegt de kantonrechter het volgende. De toewijsbaarheid van een vordering van een werknemer om in de gelegenheid te worden gesteld de overeengekomen arbeid of andere passende arbeid te verrichten, moet worden beoordeeld aan de hand van de algemene maatstaf van artikel 7:611 BW, die, kort samengevat, verwijst naar wat een goed werkgever behoort te doen en na te laten. In het algemeen gesproken, brengt deze maatstaf voor een zodanige vordering mee dat de toewijsbaarheid afhangt van de aard van de dienstbetrekking, van de overeengekomen arbeid en van de bijzondere omstandigheden van het geval. De kantonrechter overweegt dat een algemeen recht op tewerkstelling ook door de Hoge Raad niet wordt aangenomen en dat het een werkgever daarom in beginsel vrij staat om geen gebruik te maken van de arbeid van een werknemer, mits aan de verplichting tot doorbetaling van salaris wordt voldaan. Weliswaar wordt algemeen aangenomen dat een werkgever de toelating tot werk van een werknemer alleen mag weigeren indien hij daarvoor een redelijke grond heeft, maar die algemene regel vraagt in individuele gevallen om een belangenafweging. In onderhavig geval brengt die belangenafweging met zich dat de vordering van [eiser] tot wedertewerkstelling zal worden afgewezen. De kantonrechter overweegt daartoe dat [eiser] op 8 mei 2013 op non-actief is gesteld en sindsdien voor Bawex Services geen werkzaamheden heeft kunnen verrichten. Gelet op het tijdsverloop van inmiddels ruim 1.8 jaar na non-actiefstelling en ruim ruim 1 jaar na de opzegging van de arbeidsovereenkomst en de gewijzigde omstandigheden binnen Bawex Services valt niet te verwachten dat tussen partijen nog sprake kan zijn van een zinvolle en vruchtbare samenwerking. Het staat Bawex Services uiteraard wel vrij, gelet op haar loondoorbetalingsverplichting [eiser] wel voor het werk op te roepen.
2.14.
De kantonrechter komt, gelet hierop niet toe aan de verdere beoordeling van de subsidiaire vordering verband houdend met de gestelde kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsverhouding.
2.15.
De kantonrechter komt vervolgens toe aan bespreking van de overige vorderingen van [eiser].
Bonus
2.16.
[eiser] vordert betaling van de overeengekomen bonus over het jaar 2012 van € 78.000,00 en 2013 van € 73.388,00 vermeerderd met de wettelijke rente. De arbeidsovereenkomst kent de volgende bepaling met betrekking tot de bonus;
“Werknemer ontvangt per jaar een bonus op basis van de behaalde omzet en EBITDA conform het budget wat in de maand december van het voorgaande jaar in overleg zal worden bepaald. De omzet en EBITDA bestaan uit de geconsolideerde omzet en EBITDA van de activiteiten welke onder Bawex Services B.V. vallen.
De maximale bonusvergoeding bij het behalen van de overeengekomen targets bedraagt in 2012 € 78.000,-.
Deze bonus wordt jaarlijks geïndexeerd. De bonus in 2012 wordt vastgesteld conform de structuur in bijlage 1 en op basis van het definitieve budget dat wordt vastgesteld uiterlijk op 30 januari 2012.”
2.17.
Bawex Services heeft als onvoldoende weersproken gesteld dat op basis van de overgelegde resultatenrekening van Bawex Services de omzet over het jaar 2012 € 111.842,00 bedroeg, terwijl de EBITDA (samengevat: de winst zonder de kosten en opbrengsten van de financieringen) op basis waarvan de bonus dient te worden berekend over 2012 € 224.285 negatief bedroeg. Bij akte van 12 augustus 2014 heeft Bawex Services nog nadere financiële stukken overgelegd, waaruit blijkt dat het bedrijfsresultaat over 2012 een verlies heeft opgeleverd van € 312.671,00 en over 2013 een verlies van € 244.902,00. Nu de door Bawex Services in het geding gebrachte cijfers onvoldoende door [eiser] zijn weersproken, moet het naar het oordeel van de kantonrechter ervoor worden gehouden dat aan [eiser] geen bonus toekomt over de jaren 2012 en 2013. De vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
Concurrentiebeding
2.18.
De primaire vordering tot vernietiging van het concurrentiebeding en de subsidiaire vordering tot betaling van een maandelijkse vergoeding tot einde looptijd van het beding zal in dit stadium van het geding worden afgewezen. [eiser] heeft geen belang bij zijn vordering omdat door de kantonrechter is geoordeeld dat het dienstverband tussen partijen in stand is gebleven.
Reis- en onkosten
2.19.
[eiser] vordert betaling van de overeengekomen reiskostenvergoeding van 1 mei 2013 tot 1 december 2013 van totaal € 7.000,00 fiscaal technisch vast te stellen op € 5320,00 netto en € 1.680,00 bruto. [eiser] stelt daartoe dat op basis van de arbeidsovereenkomst de reiskostenvergoeding een vast loonbestanddeel vormt, omdat ongeacht de werkelijke gemaakte kosten een minimaal vast bedrag van € 1.000,00 is overeengekomen. Daarnaast vordert [eiser] de door hem gemaakte onkosten € 1.427,96. Bawex Services bestrijdt dat de reiskosten een vast loonbestanddeel vormen. De vergoeding is gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten. Op 8 mei 2013 is [eiser] door Bawex Services op non-actief gesteld zodat hij vanaf die datum ook geen onkosten heeft gemaakt. Bovendien heeft [eiser] nooit nota’s daartoe overgelegd, aldus Bawex Services.
2.20.
De arbeidsovereenkomst vermeldt daarover het volgende:
“6.1 Voor vergoeding van reiskosten is het volgende afgesproken:

Alle zakelijke en woon-werk reiskosten worden vergoed op declaratiebasis op basis van € 0,25 per kilometer. Minimale vergoeding is € 1.000,- per maand.

Indien de kosten hoger zijn dan € 1.250,- per maande gaan partijen in overleg voor een lease auto.
6.2
Werkgever zal alle redelijke telefoonkosten vergoeden.
6.3
Werkgever zal alle door werknemer bij zakelijke uitoefening redelijkerwijs gemaakte kosten op declaratiebasis vergoeden, tegen overlegging van de bewijsstukken/facturen.
2.21.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uitgangspunt in de arbeidsovereenkomst is dat de reiskosten worden vergoed op declaratiebasis tegen een kilometervergoeding van € 0,25. Partijen hebben in dat verband een minimale vergoeding afgesproken van € 1.000,00 per maand, waarbij kennelijk een inschatting is gemaakt van de door [eiser] in zijn functie als commercieel directeur te maken reiskosten, waaronder die van woon-werkverkeer, in dit geval van Kinrooi (Belgie) naar Vreeland. De ter zake gemaakte afspraak gaat uit van de premisse dat ook daadwerkelijk kosten worden gemaakt. Weliswaar moet worden toegegeven dat in het bedrag van € 1.000,00 een verkapt looncomponent is opgenomen wanneer de gedeclareerde kosten onder dit bedrag blijven, maar dat betekent niet dat het minimaal overeengekomen bedrag van € 1.000,00 moet worden gekwalificeerd als loon in de zin van artikel 7:617 BW. Een redelijke uitleg van de bedoeling van partijen is dat een reiskostenvergoeding wordt uitgekeerd voor zover daar ook werk, in dit geval met name woon-werkverkeer, en dus (deels) daadwerkelijk gemaakte kosten tegenover staat. Nu [eiser] op 8 mei 2013 op non-actief is gesteld, is daarvan geen sprake en komt de vordering van [eiser] gelet op het bovengestelde naar het oordeel van de kantonrechter niet voor toewijzing in aanmerking.
2.22.
[eiser] heeft verder zijn gemaakte onkosten bij Bawex Services gedeclareerd onder overlegging van bonnetjes en facturen. Voor de maand april 2013 heeft [eiser] € 84,17 gedeclareerd en voor de maand mei 2013 € 25,35 (productie 20 bij dagvaarding). Deze onkosten zien op kosten gemaakt tijdens gehouden “meetings” voor het moment van de non-actiefstelling van [eiser]. Onweersproken is dat deze kosten verband houden met de door [eiser] verrichte werkzaamheden, zodat de gevraagde vergoeding van deze bedragen zal worden toegewezen. [eiser] heeft voorts telefoonkosten in rekening gebracht voor een bedrag van € 1.318,44. Uit de door [eiser] overgelegde factuur blijkt dat het gaat om een eindafrekening onder vermelding van “kosten t/m september 2012”. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] slechts recht op vergoeding van telefoonkosten heeft voor zover deze verband houden met de werkzaamheden, zoals opgenomen in artikel 6.2 van de arbeidsovereenkomst. Nu de afrekening van de telefoonkosten kennelijk ziet op de periode dat [eiser] nog werkzaam was voor Bawex Services en Bawex Services de verschuldigdheid daarvan onvoldoende heeft weersproken zal dit onderdeel van de vordering eveneens worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten af. De werkzaamheden waarnaar [eiser] verijst (productie 26) zien op werkzaamheden die vallen onder de kosten genoemd in artikel 238/239 Rv.
2.23.
Bawex Services zal als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt Bawex Services tegen bewijs van kwijting tot betaling aan [eiser] van het achterstallige loon en emolumenten te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 25% vanaf 1 december 2013 tot dat de dienstbetrekking op rechtsgeldige wijze is beëindigd te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de maandelijkse vervaldatum van de verschuldigdheid van het loon tot aan die der voldoening;
- veroordeelt Bawex Services tegen bewijs van kwijting tot betaling aan [eiser] van € 1.427,96 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2013 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt Bawex Services in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
 € 2.800,00 voor salaris gemachtigde
 € 93,80 voor explootkosten
 € 462,00 voor griffierecht;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2015.