ECLI:NL:RBMNE:2015:1298

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
16-661737-14 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit cocaïne-invoer

Op 30 januari 2015 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in de ontnemingszaak tegen de verdachte, die in 2015 was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijke invoer van cocaïne. De zaak kwam voort uit een schriftelijke vordering van de officier van justitie, waarin werd verzocht om de verdachte te verplichten tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 10.700,--. Tijdens de zitting op 16 januari 2015 werd de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.P.M. Adank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in april en juni 2014 cocaïne heeft gesmokkeld vanuit Curaçao naar Nederland en hiervoor in totaal € 10.700,-- heeft ontvangen. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, maar verzocht om verrekening van een in beslag genomen geldbedrag dat onder de vrouw van de verdachte was aangetroffen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het geldbedrag niet in verband kon worden gebracht met het bewezenverklaarde feit.

De rechtbank heeft op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht de verplichting tot betaling aan de Staat van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 10.700,-- opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. K.M. Strijbos, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661737-14 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 30 januari 2015
in de ontnemingszaak tegen
[verdachte],
geboren [1959] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres], [postcode] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2015.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- de schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 23 december 2014, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/661737-14, waaruit blijkt dat verdachte bij vonnis van 30 januari 2015 van deze rechtbank is veroordeeld ter zake van -kort gezegd- medeplegen van opzettelijke invoer van cocaïne in de periode van 16 tot en met 29 juli 2014;
- het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, nr. 2014208338 d.d.
16 september 2014, pagina 1 - 5;
- de overige stukken,
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord. Tevens is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 10.700,--.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zijn vordering gehandhaafd, zodat een bedrag van € 10.700,-- van veroordeelde ontnomen dient te worden.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De raadsman heeft de rechtbank verzocht het geldbedrag, in beslag genomen onder de vrouw van de veroordeelde, te verrekenen met het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel, nu zij in gemeenschap van goederen zijn getrouwd.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op grond van de navolgende feiten en omstandigheden die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend. [1]
De rechtbank gebruikt als grondslag voor de schatting van de hoogte van dit wederrechtelijk voordeel het bovengenoemde Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van
16 september 2014. De rechtbank stelt vast dat de wijze van het berekenen van de opbrengst of kosten door de verdediging niet is weersproken. De rechtbank ziet ook anderszins geen aanleiding om van deze wijze van berekening af te wijzen en neemt deze dan ook als uitgangspunt.
Opbrengst
De veroordeelde heeft verklaard in april 2014 cocaïne te hebben gesmokkeld vanuit Curaçao naar Nederland. Hiervoor heeft hij € 3.400,- ontvangen. In juni 2014 heeft hij wederom cocaïne gesmokkeld vanuit Curaçao naar Nederland. Hiervoor heeft hij € 7.300,- ontvangen. [2]
Aan de hand hiervan stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde door middel van of uit baten van andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan, voordeel heeft verkregen dat de rechtbank schat op een bedrag van € 10.700,--.
Kosten
Uit onderzoek is niet gebleken dat de veroordeelde kosten heeft gemaakt voor het smokkelen van cocaïne vanuit Curaçao naar Nederland. Er worden dan ook geen kosten in mindering gebracht bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. [3]
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van het voorgaande:
Opbrengst € 10.700,--
Af: Kosten € 0
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 10.700,--
De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van voormeld bedrag van € 10.700,-- kan aan de veroordeelde worden opgelegd.
In beslag genomen geldbedrag
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag, in beslag genomen onder medeverdachte [medeverdachte], verrekend dient te worden met het bedrag van het te ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank overweegt hieromtrent dat het geldbedrag, te weten € 4.539,32, is aangetroffen en in beslag genomen bij medeverdachte [medeverdachte] en dat zij heeft verklaard dat dit goed aan haar toebehoort. Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 30 januari 2015, bekend onder parketnummer 16/661736-14, is de teruggave van dit geldbedrag gelast aan medeverdachte [medeverdachte], nu niet is gebleken dat dit goed uit de baten van het ten aanzien van haar bewezenverklaarde feit is verkregen of dat medeverdachte [medeverdachte] op zodanige wijze betrokken was bij de verkoop van cocaïne door verdachte [verdachte], waarmee zij de cocaïne aanwezig had, dat dit geldbedrag alsnog in relatie te brengen is met het bewezenverklaarde strafbare feit. De rechtbank stelt dan ook vast dat voornoemd geldbedrag niet in aanmerking komt voor verrekening.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 10.700,-- (zegge: tienduizendzevenhonderd euro en nul eurocent).
Legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 10.700,-- (zegge: tienduizendzevenhonderd euro en nul eurocent).
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Gerritse, voorzitter,
mrs. A.R. Creutzberg en K.J. Veenstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Strijbos, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank 30 januari 2015.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nr. PL0940/2014208338(A t/m F), bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 226). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 30 juli 2014, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 21 t/m 26, met name pagina 22 en 23.
3.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 16 september 2014, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie Midden-Nederland, opgenomen op pagina 211 t/m 215, met name pagina 215.