ECLI:NL:RBMNE:2015:1298
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit cocaïne-invoer
Op 30 januari 2015 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in de ontnemingszaak tegen de verdachte, die in 2015 was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijke invoer van cocaïne. De zaak kwam voort uit een schriftelijke vordering van de officier van justitie, waarin werd verzocht om de verdachte te verplichten tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 10.700,--. Tijdens de zitting op 16 januari 2015 werd de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.P.M. Adank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in april en juni 2014 cocaïne heeft gesmokkeld vanuit Curaçao naar Nederland en hiervoor in totaal € 10.700,-- heeft ontvangen. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, maar verzocht om verrekening van een in beslag genomen geldbedrag dat onder de vrouw van de verdachte was aangetroffen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat het geldbedrag niet in verband kon worden gebracht met het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht de verplichting tot betaling aan de Staat van het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 10.700,-- opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. K.M. Strijbos, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.