ECLI:NL:RBMNE:2015:1273

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
16-701475-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor witwassen en voorhanden hebben hennep; veroordeling voor voorhanden hebben vuurwerk

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 30 januari 2015, is de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van 320 gram hasjiesj en het witwassen van een geldbedrag van € 60.300,14, maar veroordeeld voor het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De verdachte, geboren in 1991 in Joegoslavië, was op de zitting aanwezig en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.A.S. Jansen. Tijdens de zitting op 16 januari 2015 werd de tenlastelegging besproken, die onder andere het voorhanden hebben van hennep en hasjiesj omvatte. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van de hasjiesj, omdat niet duidelijk was waar en of deze was aangetroffen. Ook voor het witwassen was er onvoldoende bewijs, aangezien de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven over de herkomst van het geld en de Volkswagen Golf. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet voldoende had onderzocht of de goederen een legale herkomst hadden. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, dat was aangetroffen in zijn woning. De rechtbank legde een geldboete van € 200 op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de economische delicten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701475-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 30 januari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [1991] te [geboorteplaats] (Joegoslavië),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2015. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. S.A.S. Jansen, advocaat te Veenendaal.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: tezamen en in vereniging met een ander of anderen 1560 gram hennep en 320 gram hasjiesj voorhanden heeft gehad;
Feit 2: een gewoonte heeft gemaakt van witwassen van een geldbedrag van € 60.300,14 en een Volkswagen Golf;
Feit 3: tezamen en in vereniging met een ander of anderen professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren met uitzondering van de 320 gram hasjiesj, omdat dit per ongeluk in de tenlastelegging terecht is gekomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle feiten en daartoe aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de hennep en het vuurwerk. De verdediging heeft ten aanzien van het witwassen gesteld dat uit de nadere getuigenverklaringen en overgelegde stukken blijkt dat het vermogen van verdachte geen illegale herkomst heeft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 1
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het voorhanden hebben van 320 gram hasjiesj, nu niet duidelijk is waar en of dit is aangetroffen en per ongeluk in de tenlastelegging terecht lijkt te zijn gekomen.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van 1560 gram hennep overweegt de rechtbank het volgende. In de woning van verdachte en zijn medeverdachte is 1560 gram hennep aangetroffen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben verklaard dat zij hier niets vanaf wisten en dat de hennep niet van hen is. De hennep lag in een logeerkamer op zolder waar zij zelden komen en ook niet recentelijk geweest zijn. [zus van medeverdachte], de zus van de medeverdachte [medeverdachte], heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de hennep van haar is en dat zij die recentelijk buiten medeweten van verdachte en medeverdachte heeft neergelegd op hun zolder.
Het enkele aanwezig zijn in de woning van de hennep is volgens vaste jurisprudentie onvoldoende om tot wettig en overtuigend bewijs te komen van het voorhanden hebben daarvan. Er dient namelijk sprake te zijn van een meer of mindere mate van bewustheid van de aanwezigheid van de hennep bij verdachte. Uit het dossier blijkt onvoldoende duidelijk wanneer (voor of na het openen van de tonnen met hennep), door wie en op welke plaatsen in de woning de gestelde hennepgeur door de politie is geroken. Niet staat vast dat er voor verdachte een hennepgeur in de woning te ruiken was. Hoewel een bewustheid van goederen in de eigen woning in beginsel kan worden aangenomen is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de verklaring die [zus van medeverdachte] daarover heeft afgelegd, hiervoor in onderhavige zaak onvoldoende bewijs voor is. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het voorhanden hebben van 1560 gram hennep zoals dat onder feit 1 is tenlastegelegd .
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Bij de toetsing of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen zal allereerst moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Zo’n verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben reeds in de beginfase van het onderzoek stukken en verklaringen overgelegd waarmee de legale herkomst van het aangetroffen geld en de Volkswagen Golf werd onderbouwd. Verschillende verklaringen van personen zijn aan het dossier toegevoegd en deze personen zijn later bij de rechter-commissaris gehoord waar zij hun verklaringen hebben bevestigd. Deze verklaringen vinden alle enige steun in de bewijsmiddelen in het dossier.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte en de medeverdachte een concrete en min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring hebben afgelegd. Het door de verdachte geboden tegenwicht geeft aanleiding daar nader onderzoek naar te doen. Het had dan ook op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om de verklaring van verdachte nader te onderzoeken. Van een dergelijk nader onderzoek is niet gebleken. Nu geen nader onderzoek is gedaan aan de hand van de verklaring van verdachte en zijn medeverdachte, kan niet met voldoende mate van zekerheid uitgesloten worden dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van (gewoonte)witwassen heeft begaan en zal hem daarvan dan ook vrijspreken.
Het bewijs ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende. [1]
Op 21 mei 2013 is de woning van verdachte aan [adres] te [woonplaats] doorzocht. Door verbalisanten wordt vuurwerk aangetroffen in de schuur behorend bij de woning. [2] Op dit adres wonen verdachte en [medeverdachte]. [3]
Uit onderzoek komt het volgende naar voren. Het vuurwerk weegt netto 1,5 kilogram en betreft 10 stuks knalvuurwerk (flashbangers). [4] Het vuurwerk is niet ingedeeld in een categorie. [5]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 3
De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat het vuurwerk in de schuur lag, acht de rechtbank niet aannemelijk nu verdachte niet wil verklaren van wie het vuurwerk dan wel is en ook geen verklaring geeft hoe het vuurwerk dan wel in de schuur terecht is gekomen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de ontkenning van verdachte en acht wettig en overtuigend bewezen dat hij tezamen en in vereniging met zijn vriendin professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de vraag of het vuurwerk kan worden aangemerkt als professioneel vuurwerk overweegt de rechtbank het volgende. In het Vuurwerkbesluit is in artikel 5.3.5 een overgangsbepaling opgenomen, waarin een omschrijving wordt gegeven wat mede onder professioneel vuurwerk wordt verstaan. Meer specifiek is in artikel 5.3.5, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vuurwerkbesluit het volgende bepaald:
Tot en met 3 juli 2013 wordt onder professioneel vuurwerk mede verstaan vuurwerk dat niet behoort tot categorie 1, 2 of 3 en wel behoort tot:
a. (…),
b. vuurwerk bestemd voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2, achtste lid, van het Vuurwerkbesluit (omdat het achtste lid niet bestaat begrijpt de rechtbank: artikel 1.2.2, zevende lid, van het Vuurwerkbesluit).
Artikel 1.2.2, zevende lid, aanhef en onder c van het Vuurwerkbesluit luidt als volgt:
‘Van bestemd voor particulier gebruik’ als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake indien het aangetroffen wordt bij een particulier.
Op grond van het hiervoor weergegeven bewijs stelt de rechtbank vast dat het vuurwerk niet was ingedeeld in een categorie en is aangetroffen bij een particulier. De rechtbank moet dan ook vaststellen dat het vuurwerk moet worden aangemerkt als professioneel vuurwerk.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
3.
op 21 mei 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met een ander, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 10 stuks knalvuurwerk (flashbangers), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 3: medeplegen van het opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met zijn vriendin 1,5 kilogram professioneel vuurwerk voorhanden gehad. De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 december 2014 en een reclasseringsadvies van 23 juli 2013.
De rechtbank gaat voor de strafoplegging uit van straffen die voor soortgelijke feiten bij strafbeschikking worden opgelegd en zal daarom een geldboete van 200,-- euro aan verdachte opleggen.

9.Het beslag

De rechtbank zal geen beslissingen nemen ten aanzien van de in beslag genomen goederen, omdat daar conservatoir beslag op rust.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1a en 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 3: medeplegen van het opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 200,--(zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 4 (vier) dagen.
Heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en J.P.H. van Driel Van Wageningen rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Nieuwegein, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft een hoeveelheid van ongeveer 1560 gram hennep en/of 320 gram
hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of
hasjiesj, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 21 mei 2013, te
Nieuwegein, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft
gemaakt, immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s), (telkens)
(opzettelijk) (een) voorwerp(en), te weten
- een of meer (grote) geldbedrag(en) (met een totale waarde van (tenminste)
60.300,14 euro)
en/of
- een personenauto (Volkswagen Golf met kenteken [kenteken])
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omzet, althans gebruik heeft
gemaakt van genoemd(e) voorwerp(en), terwijl zij wist dat bovenomschreven
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig
misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Nieuwegein, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel
vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten 10, althans één of meer,
stuk(s) knalvuurwerk (flashbangers), voorhanden heeft gehad
en/of
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis professioneel
vuurwerk, te weten 10, althans één of meer, stuk(s) knalvuurwerk
(flashbangers) voorhanden heeft gehad;
(strafbaarstelling: artikel 1a onder 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten
juncto artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 lid 1 en artikel
1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit juncto artikel 2 Regeling aanwijzing consumenten
en theatervuurwerk juncto bijlage II Ract)
art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 395.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 6 en verklaring [medeverdachte] d.d. 22 mei 2013, pagina 126.
4.Het proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, pagina 398 tot en met 402.
5.Rapport d.d. 10 oktober 2013, opgesteld door het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 464.