ECLI:NL:RBMNE:2015:1271

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
16-701473-13 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering tegen verdachte met vrijspraak van witwassen

Op 30 januari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in een ontbindingszaak tegen de verdachte [A]. De zaak betreft een ontvankelijkheidsvordering van de officier van justitie, die op 18 december 2014 is ingediend. De officier vorderde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, geschat op € 77.650,14, aan de Staat zou worden betaald. Deze vordering was gebaseerd op artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Tijdens de zitting op 16 januari 2015 werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten van witwassen. De rechtbank oordeelde dat er, gezien de vrijspraak, geen grondslag was voor de vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft daarom de vordering afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. R.P. den Otter, en de andere rechters mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en mr. A.R. Creutzberg. De griffier, mr. R. Willemsen, was aanwezig maar kon het vonnis niet ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/701473-13 (ontneming)
Datum uitspraak: 30 januari 2015
Vonnisvan de meervoudige kamer voor strafzaken
op tegenspraakgewezen op vordering van de officier van justitie op grond van artikel 36e, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen:
[A],
geboren op [1988 2] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres], [woonplaats].
Raadsman: mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2015.

1.De vordering

De vordering van de officier van justitie d.d. 18 december 2014 strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en het opleggen aan [A] van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel van € 77.650,14.

2.Grondslag van de vordering

Nu [A] bij vonnis van 30 januari 2015 is vrijgesproken van het haar ten laste gelegde witwassen, is er geen grondslag voor de vordering en zal de rechtbank deze afwijzen.

3.DE BESLISSING

De rechtbank:
wijst de vordering van de officier van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. den Otter, voorzitter, mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en mr. A.R. Creutzberg, bijgestaan door mr. R. Willemsen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.