ECLI:NL:RBMNE:2015:1265

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
16-994252-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ter zake van belastingfraude

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1954 te Suriname, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2015 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van belastingfraude, waarbij hij in de periode van 26 september 2007 tot en met 14 juli 2010 feitelijke leiding heeft gegeven aan een bedrijf dat opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan. De verdachte verscheen op de zitting zonder advocaat en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie. De tenlastelegging is als bijlage aan het vonnis gehecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet als feitelijke leidinggever kan worden aangemerkt, maar dat hij wel opzettelijk onjuiste aangiften heeft ingediend. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft gedurende de genoemde periode telkens nihilaangiften ingediend, terwijl hij wist dat het onjuist was om deze aangiften te doen, aangezien het bedrijf wel degelijk omzet had gedraaid.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het hoge nadeelbedrag voor de Belastingdienst, dat tussen de € 150.000 en € 300.000 ligt. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994252-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 februari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [1954] te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2015. De verdachte is in persoon verschenen zonder advocaat.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: in de periode van 26 september 2007 tot en met 14 juli 2010 feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf] die telkens opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan;
Subsidiair: in de periode van 26 september 2007 tot en met 14 juli 2010 tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en [bedrijf] telkens opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd tegen het door de officier van justitie ingenomen standpunt en opgemerkt dat hij door bijzondere omstandigheden op deze wijze heeft gehandeld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, omdat hij naar het oordeel van de rechtbank in zijn rol als boekhouder/accountant geen feitelijke leidinggever was van [bedrijf].
Het bewijs ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende. [1]
[bedrijf] heeft tussen 26 september 2007 tot en met 24 juli 2010 aangiften omzetbelasting ingediend over de maanden januari tot en met december 2007, januari tot en met december 2008, januari tot en met december 2009 en januari tot en met juni 2010. [2]
De aangiften omzetbelasting betreffen alle nihilaangiften. [3]
Medeverdachte [medeverdachte] (hierna te noemen: [medeverdachte]) heeft verklaard dat verdachte de boekhouder was van [bedrijf]. [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat verdachte alle aangiften omzetbelasting heeft ingediend. [medeverdachte] was er van op de hoogte dat er nihilaangiftes waren gedaan en wist ook dat [bedrijf] in de ten laste gelegde periode omzet heeft gedraaid. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [bedrijf] omzet draaide en dat het onjuist was om nihilaangiften omzetbelasting te doen. Desondanks heeft verdachte toch telkens de nihilaangiften ingediend. [5]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Subsidiair
tezamen en in vereniging met [bedrijf] op meer tijdstippen in de periode van 26 september 2007 tot en met 24 juli 2010 in de gemeente(n) Almere en/of Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting over de maanden:
-januari 2007 en februari 2007 en maart 2007 en april 2007 en mei 2007 en juni 2007 en juli 2007 en augustus 2007 en september 2007 en oktober 2007 en november 2007 en december 2007 en
-januari 2008 en februari 2008 en maart 2008 en april 2008 en mei 2008 en juni 2008 en juli 2008 en augustus 2008 en september 2008 en oktober 2008 en november 2008 en december 2008 en
-januari 2009 en februari 2009 en maart 2009 en april 2009 en mei 2009 en juni 2009 en juli 2009 en augustus 2009 en september 2009 en oktober 2009 en november 2009 en december 2009 en
-januari 2010 en februari 2010 en maart 2010 en april 2010 en mei 2010 en juni 2010,
onjuist heeft gedaan, immers heeft die [bedrijf] telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Almere en/of Apeldoorn
en/of Heerlen ingediende aangiften omzetbelasting over genoemde maanden telkens een te laag belastbaar bedrag, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft opgemerkt dat hij een gevangenisstraf niet ziet zitten.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie jaar schuldig gemaakt aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting vanuit zijn functie als boekhouder voor [bedrijf]. Al die jaren is er telkens een nihilaangifte ingediend, terwijl uit het dossier blijkt dat [bedrijf] gedurende deze jaren wel degelijk omzet had, bij haar klanten omzetbelasting in rekening bracht en ook betaald kreeg, maar deze gelden vervolgens niet afdroeg aan de Belastingdienst. Hiermee heeft verdachte willens en wetens de Belastingdienst en dus de Staat benadeeld.
Ter zitting is discussie geweest over de berekening van het nadeel voor de Belastingdienst. De rechtbank gaat er op basis van die discussie en de inhoud van het dossier vanuit dat dit bedrag in ieder geval ligt tussen de € 150.000,-- en € 300.000,--. Bij een fraudebedrag van een dergelijke omvang geven de oriëntatiepunten van de LOVS aan dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 9 en 12 maanden passend is.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen met politie of justitie.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Gelet op het hoge nadeelbedrag doet een andere strafmodaliteit geen recht aan de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank zal wel rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en daarom een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Een deel van de op te leggen straf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen met het doel dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden en zal zij deze straf aan verdachte opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Tezamen en in vereniging met een ander een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte, te weten
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. A.M. Verhoef en V. van Dam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 februari 2015.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat
Primair
[bedrijf] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
van 26 september 2007 tot en met 24 juli 2010 in de gemeente(n) Almere en/of
Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een)
bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting
over de maanden:
-januari 2007 en/of februari 2007 en/of maart 2007 en/of april 2007 en/of mei
2007 en/of juni 2007 en/of juli 2007 en/of augustus 2007 en/of september 2007
en/of oktober 2007 en/of november 2007 en/of december 2007 en/of
-januari 2008 en/of februari 2008 en/of maart 2008 en/of april 2008 en/of mei
2008 en/of juni 2008 en/of juli 2008 en/of augustus 2008 en/of september 2008
en/of oktober 2008 en/of november 2008 en/of december 2008 en/of
-januari 2009 en/of februari 2009 en/of maart 2009 en/of april 2009 en/of mei
2009 en/of juni 2009 en/of juli 2009 en/of augustus 2009 en/of september 2009
en/of oktober 2009 en/of november 2009 en/of december 2009 en/of
-januari 2010 en/of februari 2010 en/of maart 2010 en/of april 2010 en/of mei
2010 en/of juni 2010,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft die [bedrijf] (telkens) opzettelijk op het bij de
Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Almere en/of Apeldoorn
en/of Heerlen ingediende aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e) maand(en)
(telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag
aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te
weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte al dan
niet tezamen met [medeverdachte] en/of met een ander of anderen (telkens) opdracht
heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en)
verdachte al dan niet tezamen met [medeverdachte] en/of met een ander of anderen,
(telkens) leiding heeft gegeven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij tezamen en in vereniging met [medeverdachte] en/of [bedrijf],
althans alleen, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26
september 2007 tot en met 24 juli 2010 in de gemeente(n) Almere en/of
Apeldoorn en/of Heerlen en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een)
bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting op
naam van [bedrijf] over de maanden:
-januari 2007 en/of februari 2007 en/of maart 2007 en/of april 2007 en/of mei
2007 en/of juni 2007 en/of juli 2007 en/of augustus 2007 en/of september 2007
en/of oktober 2007 en/of november 2007 en/of december 2007 en/of
-januari 2008 en/of februari 2008 en/of maart 2008 en/of april 2008 en/of mei
2008 en/of juni 2008 en/of juli 2008 en/of augustus 2008 en/of september 2008
en/of oktober 2008 en/of november 2008 en/of december 2008 en/of
-januari 2009 en/of februari 2009 en/of maart 2009 en/of april 2009 en/of mei
2009 en/of juni 2009 en/of juli 2009 en/of augustus 2009 en/of september 2009
en/of oktober 2009 en/of november 2009 en/of december 2009 en/of
-januari 2010 en/of februari 2010 en/of maart 2010 en/of april 2010 en/of mei
2010 en/of juni 2010,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op
het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Almere en/of
Apeldoorn en/of Heerlen ingediende aangifte(n) omzetbelasting over genoemd(e)
maand(en) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te
laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte
dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 68 lid 1 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier (FIOD-ECD Kantoor Zwolle, Gefisnr. 50566) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.D-102, D-103, D-104 en D-105.
3.D-027.
4.V02-02, p. 3 tot en met 5.
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 februari 2015.