ECLI:NL:RBMNE:2015:126

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
13 januari 2015
Zaaknummer
16/659934-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door verdachte in Houten met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

Op 13 januari 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichtingen in Houten. De verdachte heeft op 21 september 2014 en 8 september 2014 opzettelijk brand gesticht aan (papier)containers, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan brandstichting. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiftes van verschillende personen en de bekennende verklaring van de verdachte, in overweging genomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, onder de voorwaarde dat hij zich zal melden bij de reclassering en zich zal laten behandelen voor zijn psychische problemen en alcoholmisbruik. Daarnaast is er een werkstraf van 100 uur opgelegd, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportage die wees op een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte en heeft hem als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd.

De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen van de benadeelden zijn toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding in totaal vastgesteld op € 1.423,13, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld en de griffier aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659934-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 januari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1993],
wonende aan de [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 december 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouwe naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De verdenking komt er – kort weergegeven – op neer dat verdachte zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, door een papiercontainer in de brand te steken.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte de ten laste gelegde feiten, voor over de rechtbank deze bewezen acht, heeft bekend en de raadsvrouwe niet tot vrijspraak heeft gepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte door [aangever 1]; [1]
- de aangifte door [aangever 2]; [2]
- de bekennende verklaring van verdachte. [3]
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte door [aangever 3]; [4]
- de aangifte door [aangever 4]; [5]
- de bekennende verklaring van verdachte. [6]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 21 september 2014 te Houten, opzettelijk brand heeft gesticht aan containers, behorende bij percelen gelegen aan de [adres] en [nummer],
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
een brandende aansteker in aanraking gebracht met
- de in een (papier)container liggende kranten en
- kranten in die voornoemde (papier)container gebracht
ten gevolge waarvan containers geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die containers en schuren en een carport en de zich in of nabij die schuren en carport bevindende goederen te duchten was;
2.
op 8 september 2014 te Houten, opzettelijk brand heeft gesticht aan een (papier)container
nabij een schuur en/of open berging gelegen aan de [adres],
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
een brandende aansteker in aanraking gebracht met
in de voornoemde genoemde container liggend papier
ten gevolge waarvan die (papier)container en vervolgens voornoemde
schuur en open berging geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die en andere containers en schuren
en open bergingen en de zich in of nabij die schuren en open
bergingen bevindende goederen en de nabij gelegen schuttingen en
woningen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
Telkens: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft zich over de persoon van verdachte laten voorlichten door drs. F. Jonker, GZ-psycholoog, die op 12 december 2014 een rapport heeft uitgebracht.
Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid en alexythymie. Daarnaast is er sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van pyromanie en alcoholmisbruik. Uit het rapport blijkt voorts dat verdachte brand stichtte, omdat hij een kick krijgt van het werk van de brandweer. Alcohol is daarbij de katalysator geweest. Verdachte ervaart weinig emoties, waardoor hij mogelijk behoefte heeft aan extreem gedrag, om toch te kunnen voelen, aldus de deskundige in het rapport. Het kan er ook voor gezorgd hebben dat hij niet stilstond bij de emoties die brand bij anderen kan oproepen. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige ten aanzien van de toerekenbaarheid over en maakt deze tot de hare.
Nu er ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat recht zal worden gedaan overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal melden bij de reclassering, dat hij zich laten behandelen bij Kade17 en dat hem verboden wordt alcohol te gebruiken, wanneer en zolang de reclassering dit nodig acht. Verder heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit het adolescentenstrafrecht toe te passen en heeft voorts betoogd verdachte een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Aan een voorwaardelijk strafdeel kunnen de voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering, aldus de verdediging. Een werkstraf doorkruist niet alleen de baan van verdachte, maar zorgt er bovendien voor dat hij, naast het voldoen aan de bijzondere voorwaarden, wordt overvraagd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichtingen, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is omschreven. Hierdoor is niet alleen gemeen gevaar voor goederen ontstaan, maar zijn bij de betrokken bewoners ook gevoelens van angst ontstaan. Verdachte heeft het risico gelopen dat de branden hadden kunnen escaleren en dat de brand ook op andere objecten had kunnen overslaan. De rechtbank overweegt dat verdachte, door het plegen van die feiten, aan de slachtoffers schade, schrik en overlast heeft bezorgd en hij is volledig voorbijgegaan aan de belangen van de benadeelden.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de inhoud van het over verdachte opgemaakte rapport door drs. F. Jonker. Behalve hetgeen hierin wordt vermeld over de toerekeningsvatbaarheid, waarover de rechtbank zich hiervoor onder 7. heeft uitgelaten, wordt in het rapport opgemerkt dat het huidige reclasseringscontact, met alcohol- en uitgaansverbod, verdachte helpt om recidive te voorkomen. Zonder behandeling en zonder controle en beperking zou het recidiverisico op hoog worden ingeschat. In het rapport wordt verder opgemerkt dat verdachte eerder een succesvolle behandeling heeft gehad en zich nu heeft aangemeld voor een ambulante behandeling bij Kade17. Een ambulante behandeling lijkt volgens de deskundige haalbaar. Hierin kan een terugvalpreventieplan worden opgesteld, waarin aandacht dient te worden besteed aan situaties die de behoefte aan brandstichting uitlokken en die verdachte dus moet leren vermijden. Daarnaast dient verdachte signalen van opwinding en/of spanning bij zichzelf te leren herkennen. Familie en vrienden kunnen verdachte beschermen tegen terugval, door in zijn buurt te zijn of hem te wijzen op risicosituaties die hij zelf nog niet herkende. Wanneer onderzochte weer alcohol mag gebruiken, is het belangrijk om met hem af te spreken dat hij dit voorlopig alleen doet als er anderen bij zijn, aldus nog steeds de deskundige in het rapport.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de inhoud van het rapport van Reclassering Nederland van 3 december 2014, opgemaakt door B. Frankes. Ook in dit rapport wordt een ambulante behandeling geadviseerd, naast een meldplicht en een eventueel alcoholverbod, waarbij de Jongvolwassenenunit van de (volwassenen)reclassering de begeleiding kan uitvoeren.
Anders dan de vordering van de officier van justitie en het advies van voornoemde deskundige en de reclassering, zal de rechtbank geen recht doen overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht. Anders gezegd zal de rechtbank het adolescentenstrafrecht niet toepassen, maar verdachte berechten overeenkomstig het volwassenen strafrecht, reeds hierom nu de begeleiding van verdachte door de reclassering, hetgeen de rechtbank aangewezen acht, geadviseerd wordt door de Jongvolwassenenunit van de reclassering te laten plaatsvinden.
Uit de memorie van toelichting van wetsvoorstel 33.498 tot invoering van adolescentenstrafrecht volgt voorts dat toepassing van het jeugdstrafrecht met name aan de orde zal zijn bij jongvolwassenen die verdacht worden van relatief zwaardere delicten, als veelpleger te boek staan en die bijzonder kwetsbaar zijn. Verdachte kan niet als veelpleger worden beschouwd. Ter zitting heeft verdachte voorts verklaard binnenkort zijn school af te ronden en dat hij verwacht daarna een baan te kunnen vinden. Uit voornoemde psychologische rapportage omtrent verdachte volgt dat verdachte op dit punt ook in staat is zelf verantwoordelijkheid te nemen. De ontwikkeling van verdachte, waarvan niet is gebleken dat die achterloopt, geeft de rechtbank al met al geen aanleiding tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met een duur overeenkomstig de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Met deze straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bovendien maakt deze voorwaardelijke gevangenisstraf begeleiding door de reclassering en voortzetting van de behandeling bij Kade17 mogelijk, hetgeen de rechtbank noodzakelijk acht. Daarnaast zal de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een werkstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis opleggen.
Ad informandum gevoegde feiten
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat de ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met die feiten rekening houdt.
Nu verdachte de feiten heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met:
- brandstichting te Houten op 6 september 2014;
- brandstichting te Houten op 7 augustus 2014;
- brandstichting te Houten op 21 augustus 2014;
- brandstichting te Houten op 30 augustus 2014;
- brandstichting te Houten op 30 augustus 2014.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De vordering van [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van
€ 314,21, te weten € 14,21 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
De raadsvrouwe heeft bepleit de immateriële schadevergoeding te beperken tot € 200,00.
De behandeling van de vordering van [benadeelde] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor als ad informandum meegenomen feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt de materiële schade vast op een bedrag van € 14,21 en de immateriële schade op € 300,00. De vordering kan dan ook tot een bedrag van € 314,21 worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 augustus 2014.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd, waarbij de rechtbank de vervangende hechtenis op 6 dagen zal stellen.
9.2
De vordering van [aangever 3]
De benadeelde partij [aangever 3] heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van € 608,96, te weten € 108,96 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
De raadsvrouwe heeft bepleit de immateriële schadevergoeding te beperken tot € 200,00 en de gederfde inkomsten niet voor vergoeding in aanmerking te laten komen.
De behandeling van de vordering van [aangever 3] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt de materiële schade vast op een bedrag van € 108,96. [aangever 3] heeft onweersproken gesteld dat hij twee verlofdagen op heeft moeten nemen op een voor hem ongewenst moment. Uit de door hem bijgevoegde salarisspecificatie volgt dat diens werkelijke uurloon aanzienlijk hoger is dan de door hem gevorderde vergoeding per verlofuur. De aldus door [aangever 3] geleden schade betreft materiële (inkomens)schade en komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt de immateriële schade vast op
€ 500,00. De vordering kan dan ook tot een bedrag van € 608,96 worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 september 2014.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd, waarbij de rechtbank de vervangende hechtenis op 12 dagen zal stellen.
9.3
De vordering van [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een schadevergoeding gevorderd ten bedrage van
€ 608,96, te weten € 108,96 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot het bedrag van € 500,- en voor het overige de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsvrouwe heeft bepleit de immateriële schadevergoeding te beperken tot € 200,00 en de gederfde inkomsten niet voor vergoeding in aanmerking te laten komen.
De behandeling van de vordering van [benadeelde 2] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank stelt de immateriële schade vast op € 500,00. De vordering kan dan ook tot een bedrag van
€ 500,00 worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 september 2014.
Het restant van de vordering met betrekking tot de materiële schade levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte opgelegd, waarbij de rechtbank de vervangende hechtenis op 10 dagen zal stellen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor onder 4 vermeld, heeft begaan;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 6 genoemde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt;
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- de tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen een werkdag volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE te Utrecht en dit blijft doen, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. wordt verplicht om deel te nemen aan een behandeling voor de gediagnosticeerde psychische problematiek en zijn alcoholmisbruik bij Kade17 of een soortgelijke ambulante forensische polikliniek, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
6. wordt verboden alcohol te gebruiken, wanneer en zolang de reclassering dit nodig acht.
- geeft opdracht aan de Jongvolwassenenunit van Reclassering Nederland om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- legt aan verdachte voorts op een
werkstrafvoor de duur van
100 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht naar de maatstaf van twee uur per dag bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering gebracht zal worden;
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 314,21, bestaande uit
€ 14,21 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 314,21 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2014 tot aan de dag van algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
- wijst de vordering van [aangever 3] toe tot een bedrag van € 608,96, bestaande uit
€ 108,96 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3], € 608,96 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2014 tot aan de dag van algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 12 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
- wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2014 tot aan de dag van algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte op de verplichting om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], € 500,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 september 2014 tot aan de dag van algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. P. Bender en P.P.C.M. Waarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 januari 2015.
Mr. Van Ommeren is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 september 2014 te Houten, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht aan een of
meerdere containers, behorende bij percelen gelegen aan de [adres]
en/of [nummer],
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
een brandende aansteker, in elk geval (open) vuur, in aanraking gebracht met
- de in een (papier)container liggende kranten, althans papier en/of
- kranten, althans papier en/of (vervolgens) in die voornoemde
(papier)container gebracht
ten gevolge waarvan een of meerdere containers geheel of gedeeltelijk is /
zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die containers en/of schuren en/of
carporten en/of de zich in of nabij die schuren en/of carporten bevindende
goederen en/of in de nabije omgeving van voornoemde containers gelegen
woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 08 september 2014 te Houten, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht aan een (papier)container
(nabij de hierna te noemen schuur en/of open berging) en/of in/aan een schuur
en/of open berging gelegen aan de [adres],
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
een brandende aanteker, in elk geval (open) vuur, in aanraking gebracht met
de in de voornoemde genoemde container liggende kranten, althans papier en/of
kranten, althans papier en/of (vervolgens) in die voornoemde container
gebracht,
ten gevolge waarvan die (papier)container en/of (vervolgens) voornoemde
schuur en/of open berging geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor die en/of andere containers en/of schuren
en/of open bergingen en/of de zich in of nabij die schuren en/of open
bergingen bevindende goederen en/of de nabij gelegen schuttingen en/of
woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 16-17 van het proces-verbaal dossiernummer PL0900-2014266372 Z, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 89.
2.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 18-19.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 30 december 2014.
4.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot1 genoemde proces-verbaal, pagina 10-12.
5.Het proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde proces-verbaal, pagina 13-15.
6.De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 30 december 2014.