In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 februari 2015 uitspraak gedaan over een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling. De veroordeelde, geboren in 1990, had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd gekregen, met bijzondere voorwaarden waaronder het volgen van aanwijzingen van het Leger des Heils en deelname aan een behandeling bij Kade 17. Tijdens de zitting op 13 februari 2015 werd vastgesteld dat de veroordeelde zich aan de voorwaarden hield, ondanks eerdere problemen met het naleven van de bijzondere voorwaarden. De officier van justitie en de raadsman steunden de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat de veroordeelde inmiddels beter functioneerde en zijn afspraken bij het Leger des Heils nakwam. De rechtbank concludeerde dat de inspanningen van de veroordeelde op het gebied van werk, inkomen, en dagbesteding niet onder de opgelegde voorwaarden vielen, en dat er geen aanwijzingen waren dat hij zich niet aan de voorwaarden hield. De rechtbank heeft daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen.