ECLI:NL:RBMNE:2015:1230

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
16-700536-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval, bedrijfsinbraak, voorhanden hebben van vuurwapen en munitie, hennepkwekerij en beroving van dagopbrengst

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 27 januari 2015, is de verdachte beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot overval, bedrijfsinbraak, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en het telen van hennep. De zaak is behandeld op verschillende zittingen, waarbij de verdachte en zijn raadsman hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 februari 2014 samen met anderen onder bedreiging van een vuurwapen en een mes een snackbar heeft overvallen, waarbij de eigenaar is afgeperst. Daarnaast heeft de verdachte op 30 januari 2014 geprobeerd een restaurant te overvallen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 tot 17 januari 2014 heeft ingebroken in een winkel en dat hij op 2 april 2014 een revolver en scherpe patronen voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft een hennepkwekerij gehad en is ook beschuldigd van het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft hem schuldig bevonden aan de overige ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 50 maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16/700536-14; 16/661713-14 (ter terechtzitting gevoegd) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1984] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein te Nieuwegein
raadsman mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld op de terechtzittingen van 13 juni 2014, 29 augustus 2014 en 21 november 2014 en is vervolgens inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 januari 2015, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is meerdere malen gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/700536-14
feit 1: op 1 februari 2014 samen met anderen onder bedreiging van een vuurwapen en een mes [benadeelde] heeft afgeperst;
feit 2: op 30 januari 2014 samen met anderen geprobeerd heeft om onder bedreiging van een vuurwapen [benadeelde 2] af te persen;
feit 3: op 2 april 2014 een revolver en scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
feit 4: in de periode van 16 tot en met 17 januari 2014 samen met anderen heeft ingebroken in een winkel;
feit 5: op 2 april 2014 samen met anderen hennep heeft geteeld, dan wel hennep aanwezig heeft gehad;
feit 6: in de periode van 1 januari 2014 tot en met 2 april 2014 in een woning vernielingen heeft gepleegd;
16/661715-14
feit 1: in de periode van 18 januari 2014 tot en met 2 april 2014 samen met anderen een hoeveelheid elektriciteit heeft weggenomen;
feit 2: op 2 april 2014 samen met anderen een op een echt vuurwapen gelijkend gasdrukpistool voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De dagvaarding is geldig.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De raadsman heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van het onder feit 6 van parketnummer 16/700536-14 niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Het Openbaar Ministerie heeft op 11 augustus 2014 schriftelijk aan verdachte meegedeeld dat hij ter zake het betreffende feit niet verder vervolgd zal worden.
De officier van justitie heeft zich – in tweede termijn – aangesloten bij het standpunt van de verdediging.
De rechtbank overweegt dat het feit in de door de raadsman overgelegde brief d.d. 11 augustus 2014 een ander parketnummer heeft, te weten 16/661771-14. Uit onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dit echter wel hetzelfde feit betreft als het onder feit 6 van parketnummer 16/700536-14 ten laste gelegde vernieling.
De sepotbeslissing van het Openbaar Ministerie is duidelijk. Verdachte mocht er vanuit gaan dat dat feit geseponeerd was en dat hij er op kon vertrouwen dat hij daarvoor niet verder vervolgd zou worden.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van het onder feit 6 van parketnummer 16/700536-14 niet ontvankelijk is.
De officier van justitie is ontvankelijk ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten onder de parketnummers 16/700536-14 en 16/661713-14.
3.4
Overige voorvragen
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 van parketnummer 16/700536-14 en het onder 1 van parketnummer 16/661713-14 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de deels bekennende verklaringen van verdachte, door de medeverdachte afgelegde verklaringen en de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
De officier van justitie acht ten aanzien van de onder feit 4 van parketnummer 16/700536-14 ten laste gelegde bedrijfsinbraak niet wettig en overtuigend bewezen dat er ook verlichting en gereedschap is weggenomen. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Voorts acht de officier van justitie het onder feit 2 van parketnummer 16/661713-14 ten laste gelegde niet wettig en overtuigen bewezen. De medeverdachte had het wapen verstopt, derhalve kan niet gesteld worden dat verdachte het wapen voorhanden had. Verdachte dient van dit feit vrijgesproken te worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1, 2 en 4 van parketnummer 16/700536-14 en onder 2 van parketnummer 16/661713-14 ten laste gelegde feiten.
De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat [medeverdachte 1] er een belang bij heeft om zijn zoon [medeverdachte 3] uit de wind te houden. De verdediging betwist de verklaringen van [medeverdachte 2] en is van mening dat [medeverdachte 2] onder druk van [medeverdachte 1], dan wel uit eigenbelang verklaard heeft dat verdachte bij de feiten betrokken was. De verdediging leidt uit de opgenomen OVC gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 2], in welke gesprekken [medeverdachte 2] het initiatief neemt, af dat [medeverdachte 2] een berekenende dader is. Voorts wijzigt [medeverdachte 2] later zijn verklaring op een belangrijk punt, te weten het steken met een mes bij de overval op [benadeelde].
Naast de betwiste verklaringen zijn er in het dossier geen aanwijzingen dat verdachte bij de betreffende feiten betrokken was.
Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van voornoemde feiten.
De onder 3 en 5 van parketnummer 16/700536-14 en onder 1 van parketnummer 16/661713-14 ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak feit 2 parketnummer 16/661713-14
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander op 2 april 2014 een gasdrukwapen voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het onder 2 van parketnummer 16/661713-14 ten laste gelegde feit
4.3.2 16/700536-14
16/700536-14 feit 3 en 5 en parketnummer 16/661713-13 feit 1
Nu verdachte de onder 3 en 5 van parketnummer 16/700536-14 en onder 1 van parketnummer 16/661713-14 ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
16/700536-14 feit 3
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 januari 2015;
  • het proces-verbaal van bevindingen pagina 760 van proces-verbaalnummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14;
  • het proces-verbaal van bevindingen pagina 767 tot en met 769 van proces-verbaalnummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14;
16/700536-14 feit 5
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 januari 2015;
  • het proces-verbaal van bevindingen pagina 863 en 864 van proces-verbaalnummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14;
16/661713-14 feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 januari 2015;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3], namens Stedin Netbeheer B.V., met als bijlage een rapportage diefstal energie, pagina 868, 869 en 870 tot en met 872 van proces-verbaalnummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14;
4.3.3 16/700536-14
16/700536-14 feit 1, 2 en 4 en parketnummer 16/661713-13 feit 2
Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14 en de aanvullende processen-verbaal in het onderzoek 09OUD14 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
16/700536-14 feit 1
Na middernacht op 1 februari 2014 sloot [benadeelde] zijn snackbar in Utrecht af. Op het moment dat hij met zijn vrouw in zijn auto weg wilde rijden werd zijn autoportier opengetrokken. Hij zag een man met een mes, de man hield het mes bij zijn hals en sleutelbeen en zei: “Geld, geld, geld”. Hij zag vervolgens een tweede man aan de buitenkant van zijn autoportier staan. Deze man hield een pistool op hem gericht. Beide mannen droegen een bivakmuts. Hij zag dat de man met het mes een stekende beweging maakte. Hij voelde een stekende pijn in zijn linker bovenbeen en zag dat er bloed uit kwam. Hij gaf vervolgens zijn portemonnee aan de man met het mes. De man met het pistool was intussen weggerend. In zijn portemonnee zaten onder andere een geldbedrag van € 150,00 en diverse pasjes. [1]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] wist dat de Chinese eigenaar van een snackbar de dagopbrengst mee naar huis nam. Zij waren daar naar toegegaan en hadden aan de overkant van de snackbar gewacht tot zij naar buiten kwamen. Hij, [medeverdachte 2], had een mes en [verdachte] een luchtdrukpistool. [verdachte] trok het portier aan de bestuurderskant open en hij, [medeverdachte 2], riep dat hij de dagopbrengst wilde hebben. De man pakte toen zijn portemonnee. Hij, [medeverdachte 2], zag bij de versnellingspook een plastic tas liggen en deed daar een graai naar, waarbij kennelijk de man had gesneden met het mes. [2]
16/700536-14 feit 2
Nadat op 30 januari 2014 de laatste klanten zijn restaurant [naam] te Driebergen-Rijsenburg hadden verlaten, zag [benadeelde 2] twee personen met bivakmutsen het restaurant binnen komen. Het waren jongens en beiden hadden een bivakmuts op en droegen donkere kleding. De dichtstbijzijnde jongen riep dat het geen grap was en riep daarna: “Geld, geld, geld”. Hij zag dat jongen die het verst bij hem vandaan stond met zijn linkerhand een vuurwapen op hem richtte. Hij liet beide jongens weten dat er geen geld in de kassalade zat. Vervolgens wilde hij naar de kluis lopen om de dagopbrengst te pakken. Hij hoorde vervolgens een geluid en zag dat beide jongens naar buiten liepen. [3]
[getuige] zag twee mannen het restaurant binnen komen. Hij hoorde dat de voorste overvaller zei: “Ik wil geld”. Deze man hield een mes vast en nam een dreigende houding aan richting zijn baas. De achterste overvaller hield in zijn linkerhand een alarmpistool of BB gun. [4]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] naar het restaurant [naam] was gereden. Zij hadden een gasdrukpistool, een mes, bivakmutsen en handschoenen meegenomen. Hij, [medeverdachte 2], had het mes bij zich en was als eerste naar binnen gegaan en had tegen de eigenaar van het restaurant gesproken. [verdachte] had het gasdrukpistool bij zich. [5]
16/700536-14 feit 4
[aangever 4] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn winkel Woonpunt B.V. aan de [adres] te Zeist in de periode van 16 januari 2014 op 17 januari 2014. Bij de inbraak was het raam van de kelder opengebroken en werd een grote hoeveelheid beddengoed weggenomen evenals een koffer met gereedschappen en diverse lampen. [6]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij met [verdachte] en [medeverdachte 3] ingebroken had bij Woonpunt in Zeist. Hij had het raam opengebroken en was met [verdachte] naar binnen geweest, hadden spullen gepakt en deze naar boven gebracht. [medeverdachte 3] had geholpen de spullen weg te brengen. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] had ingebroken bij Woonpunt in Zeist. Zij hadden tevoren met zijn drieën een plan gemaakt om daar in te breken. [medeverdachte 2] en [verdachte] zouden het breekwerk voor hun rekening nemen en hadden het raam geforceerd. Hij zou op de uitkijk staan en had de spullen van [medeverdachte 2] en [verdachte] aangepakt. Er werden dekbedden, kussens en dekbedovertrekken meegenomen. [verdachte] nam ook een koffer met gereedschappen mee. Verder waren er nog lampen meegenomen. Iedereen zou een gelijk deel van de buit krijgen. [8]
(bewijs)overwegingen
Verklaringen [medeverdachte 2]
De verdediging heeft de verklaringen van [medeverdachte 2] betwist.
De rechtbank acht, anders dan de verdediging, de verklaringen van [medeverdachte 2] betrouwbaar en zal deze ook bezigen voor het bewijs.
De rechtbank overweegt daartoe dat medeverdachte [medeverdachte 2] op enig moment heeft aangegeven schoon schip te willen maken en bekennende verklaringen heeft afgelegd. [medeverdachte 2] heeft daarbij belastend verklaard over verdachte en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 2] heeft ook zeer belastend over zijn eigen aandeel verklaard.
De verklaringen van [medeverdachte 2] vinden steun in onder andere de door [benadeelde] en [benadeelde 2] en [medeverdachte 3] afgelegde aangiftes/verklaringen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat het bij de overvallen gebruikte mes van verdachte was. Voorts zou hij, [medeverdachte 2], het bij de overvallen gebruikte gasdrukwapen na de overvallen in de woning van [X] hebben verstopt.
Getuige [getuige], aanwezig bij de poging overval op [naam], herkent het in de woning van verdachte aangetroffen mes tot in detail als soortgelijk aan het mes dat bij de overval gebruikt is. Ook het in de woning van [X] aangetroffen gasdrukwapen wordt door getuige [getuige] tot in detail herkend als soortgelijk aan het wapen dat bij de overval gebruikt is. Ook [A] en [B] verklaren dat zij bij verdachte wel eens een soortgelijk wapen hebben gezien.
Verdachte heeft ontkend ook maar iets met de overvallen, de inbraak en het gasdrukwapen te maken te hebben. Hij stelt dat degenen die belastend over hem verklaren hem “er in willen luizen”. Verdachte heeft deze stelling op geen enkele manier voldoende onderbouwd en heeft geen alibi voor de data en tijdstippen waarop de overvallen en de inbraak hebben plaats gevonden. Integendeel, verdachte heeft getracht door een aantal getuigenverklaringen af te laten leggen door anderen, zichzelf te voorzien van een vals alibi betreffende de overval op [naam]. Uit onderzoek ter terechtzitting van 29 augustus 2014 en nader politie onderzoek is gebleken dat deze getuigen valse verklaringen hadden afgelegd. Twee van voornoemde getuigen zijn ter terechtzitting aangehouden ter zake van meineed. Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 januari 2015 bekend dat hij een leugenachtige verklaring had afgelegd betreffende zijn alibi.
Voorts heeft verdachte, ook ter zake de door hem ter terechtzitting bekende feiten, diverse wisselende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Zo verklaart verdachte wisselend over het in zijn woning aangetroffen mes en over het gegeven op welke wijze en van wie hij gehoord zou hebben dat er een overval op de eigenaar van de snackbar had plaatsgevonden.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de verklaringen van verdachte niet aannemelijk en op onderdelen leugenachtig zijn.
De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich aan voornoemde feiten heeft schuldig gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
16/700536-14
feit 1:
op 01 februari 2014 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud van onder andere een geldbedrag van 150 euro) toebehorende aan [benadeelde], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en/of zijn mededader
- een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes op die [benadeelde] gericht heeft/hebben (gehouden) en
- hierbij die [benadeelde] mondeling de woorden heeft toegevoegd: "geld, geld, geld" en
- met voornoemd mes die [benadeelde] in zijn linkerbeen heeft gestoken;
feit 2:
op 30 januari 2014 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en diens mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van een onbekend geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 2], als volgt heeft/hebben gehandeld: zijnde en hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader tezamen en in vereniging met een ander
- de horecagelegenheid van [benadeelde 2] betreden en
- op die [benadeelde 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht en
- op die [benadeelde 2] een mes gericht en
- hierbij die [benadeelde 2] mondeling de woorden toegevoegd: "Geld, geld, geld!",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
feit 3:
op 02 april 2014 in de gemeente Zeist een wapen van categorie III, te weten een revolver en munitie van categorie III, te weten 81 scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
feit 4:
in de periode van 16 januari 2014 tot en met 17 januari 2014 te Zeist, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, uit een winkel heeft weggenomen een grote hoeveelheid beddengoed (onder andere van het merk Auping) en verlichting en gereedschap toebehorende aan Woonpunt BV en/of [aangever 4], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak;
feit 5:
op 02 april 2014 te Zeist tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van in totaal 217 hennepplanten,, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
16/661713-14
feit 1:
in de periode van 18 januari 2014 tot en met 2 april 2014 te Zeist tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Stedin;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
16/700536-14
feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 5: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
16/661713-14
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 66 maanden, met aftrek.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraken, verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen welke gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte geprobeerd een restaurant te overvallen. Omdat bij deze overval geen goederen zijn buit gemaakt, heeft verdachte vervolgens samen met zijn mededader ruim een dag later de eigenaar van een snackbar rond sluitingstijd van de snackbar opgewacht en deze in het bijzijn van zijn vrouw overvallen. Bij beide feiten hebben verdachten hun gezicht verhuld met een bivakmuts en de slachtoffers bedreigd met een op een echt vuurwapen gelijkend wapen en een mes. De snackbareigenaar is daarbij met het mes in zijn been gestoken.
Het spreekt voor zich dat de op deze manier uitgevoerde feiten voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest, zij voelden zich zeer bedreigd en vreesden voor hun leven. Zij ondervinden hiervan nog gedurende een lange tijd, ook in hun privéleven, de gevolgen. Voorts zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft daar op dat moment in het geheel niet bij stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen.
Daarnaast had verdachte een hennepkwekerij, een vuurwapen en munitie in zijn woning aanwezig, in welke woning ook zijn zoontje verbleef.
Tevens heeft hij zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak.
Vuurwapens vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Tegen het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie dient dan ook streng te worden opgetreden.
Met de hennepkwekerij heeft verdachte een aandeel geleverd in de handel in softdrugs.
Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel in softdrugs aanzienlijke financiële belangen zijn gemoeid en grote winsten worden behaald en dat deze handel niet zelden hand in hand gaat met geweld, bedreigingen en ripdeals. Aan dergelijke handel medewerking verlenen, op welke wijze dan ook, is laakbaar en kan verdachte worden verweten.
Voor of door verdachte is een vals alibi voor het tijdstip van de poging overval op [naam] verzonnen. Verdachte heeft dit later bekend. Ter onderbouwing van dit alibi zijn vier personen aangezet tot het schrijven van een leugenachtige verklaring, die door de advocaat van verdachte in het proces zijn ingebracht.
Verdachte heeft vervolgens ter terechtzitting van 29 augustus 2014 een verklaring afgelegd, inhoudende dit verzonnen alibi. Aansluitend op dezelfde zitting zijn bedoelde getuigen, in het bijzijn van verdachte en publiek, uitgebreid en langdurig gehoord en hebben onder ede hun leugenachtige verklaring herhaald. Twee van hen zijn daarop aangehouden op verdenking van meineed. Dit heeft vrijwel een hele zittingsdag bij de meervoudige strafkamer in beslag genomen.
Wetende dat de getuigen onder ede logen en dat zij daarmee een strafbaar feit pleegden heeft verdachte deze schijnvertoning laten voortduren en aldus getracht de rechtbank, de officier van justitie en zijn eigen raadsman op een belangrijk punt te misleiden. De rechtbank neemt verdachte dit ernstig kwalijk.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de overval op de snackbareigenaar meer is dan een gemiddelde straatroof. Dit gelet op de aard en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd: het met een vooropgezet plan beroven van het slachtoffer van de dagopbrengst van zijn snackbar, waarbij gewacht wordt tot het slachtoffer zijn bedrijf heeft verlaten, waarna beide verdachten, beiden met een bivakmuts op, onder bedreiging van een vuurwapen en een mes het slachtoffer dwingen geld af te geven en waarbij deze met een mes in zijn been wordt gestoken. De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat, voor het bepalen van een uitgangspunt voor een straf, gelet op de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, aansluiting kan worden gezocht bij de straffen die voor een gewelddadige overval op een bedrijf worden opgelegd.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij eenmaal eerder is veroordeeld ter zake vernieling en eenmaal een strafbeschikking heeft ontvangen ter zake winkeldiefstal.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 26 mei 2014.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst en de aard van de feiten, met name de overvallen en het vuurwapen bezit, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd is.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het LOVS en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, passend en geboden. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.De benadeelde partijen

7.1
[benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] vordert ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 16/700536-14 een schadevergoeding van € 1.747,09, vermeerderd met de wettelijke rente, waarvan
€ 347,09 ter zake materiele schade en € 1.400,00 ter zake immateriële schade, met daarbij de wettelijke rente.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd voornoemde vordering in haar geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade van € 1.747,09 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 347,09 ter zake materiele schade en € 1.400,00 ter zake immateriële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering voor dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 februari 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel voor de helft van het toegewezen bedrag opleggen. De rechtbank overweegt daartoe dat, gelet op de verstandhouding tussen verdachte en zijn medeverdachte, contact en/of een confrontatie met zijn medeverdachte over een financiële kwestie ongewenst is.
7.2
Stedin Netbeheer B.V.
De benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. vordert ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 16/661713-14 een schadevergoeding van € 3.245,89, met daarbij de wettelijke rente.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd voornoemde vordering deels toe te wijzen, voor een bedrag van € 2.957,47, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding. Dit betreft de posten elektriciteitsverbruik, materiaal en arbeidsloon.
Voor het overige dient de vordering afgewezen te worden.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat zij de vordering onvoldoende duidelijk en onvoldoende onderbouwd acht. Zo lijken de kosten voor wat betreft heraansluiting elektra (materiaal en arbeidsloon) kennelijk ook in rekening gebracht te zijn bij mw. [M], de eigenaresse van de betreffende woning.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade betreffende de post elektriciteitsverbruik, groot
€ 599,03 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering voor dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 18 januari 2014 tot de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van het overige deel van de vordering overweegt de rechtbank dat verdachte gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Dat leidt ertoe dat deze posten onvoldoende duidelijk en onvoldoende onderbouwd zijn, bezien in het licht van deze gemotiveerde betwisting.
De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk in de vordering nu de vordering niet van eenvoudige aard is en de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7.3
[M]
De benadeelde partij [M] vordert een schadevergoeding van € 17.545,50 met daarbij de wettelijke rente.
Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij aangegeven dat een bedrag van € 1.150,00 op de vordering in mindering moet worden gebracht. Voormeld bedrag betreft de schade aan de voordeur ten gevolge van het binnentreden van de politie in de woning. Deze schade is inmiddels door het Openbaar Ministerie vergoed.
7.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering aan de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij, gelet op de bepleite niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, niet aan de orde is.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de vordering niet eenvoudig en onvoldoende onderbouwd is. Zo lijkt er voor wat betreft de door de benadeelde partij [M] opgevoerde kosten van Stedin betreffende de elektra, een overlap te zijn met de kosten die Stedin zelf als benadeelde partij van verdachte vordert.
7.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij vordert ter zitting de door haar gestelde schade ten gevolge van de vernielingen die hebben plaatsgevonden bij de inrichting van een hennepkwekerij in de door haar aan verdachte verhuurde woning, welke schade is ontstaan aan onder meer plafonds, kasten en muren. Ter zitting bleek zij deze vordering eerder schriftelijk te hebben ingediend in strafzaken met als verdenking vernieling tegen verdachte en zijn partner. Deze stukken heeft de benadeelde partij wederom ingebracht ter zitting.
Na pleidooi van de raadsman bleek dat het openbaar ministerie deze strafzaken eerder reeds geseponeerd had.
Na diverse zittingen en diverse wijzigingen van de tenlastelegging is ter zitting van 9 januari 2015 alsnog de vernieling van de woning van [M] als feit 6 onder parketnummer 16/700536-14 opgenomen, kennelijk gelet op de vordering van de benadeelde partij. Het Openbaar Ministerie wordt echter niet ontvankelijk verklaard ten aanzien van dit feit en voor zover de vordering is ingediend ter zake van dit feit (de ten laste gelegde vernieling), heeft dat onvermijdelijk tot gevolg dat de rechtbank de vordering niet ontvankelijk zal verklaren.
De rechtbank zal, gelet het ogenschijnlijk logische verband tussen de schade en de aanleg van een hennepkwekerij in de woning van de benadeelde partij, daarom nagaan of er voldoende
rechtstreeks verbandis tussen de gestelde schade het ten laste gelegde ‘telen, bereiden en bewerken van hennep’ zoals strafbaar gesteld in de Opiumwet. Van rechtstreekse schade is sprake indien iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. Het belang waarin de benadeelde partij is getroffen, is het ongestoord gebruik/genot van een goed. Het beschermd belang bij de Opiumwet is de volksgezondheid. Dat leidt tot het oordeel dat er onvoldoende rechtstreeks verband is tussen de ten laste gelegde overtreding van de Opiumwet. De rechtbank zal de vordering derhalve niet ontvankelijk verklaren en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
Teruggave aan verdachte van een tweetal onder verdachte inbeslaggenomen gsm’s
Verbeurd verklaring van het onder verdachte in beslaggenomen geldbedrag van € 5.020,00
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de onder verdachte in beslaggenomen gsm’s aan verdachte terug te geven. Het geldgedrag dient terug gegeven te worden aan de moeder van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De verbeurdverklaring
Het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 5.020,00 is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de onder verdachte inbeslaggenomen gsm’s aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 310, 311, en 317 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 11 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor het onder 6 van parketnummer 16/700536-14 ten laste gelegde feit;
- verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk;
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 van parketnummer 16/661713-14 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
16/700536-14
feit 1: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 5: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
16/661713-14
feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 50 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd:
een geldbedrag van € 5.020,00;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
2 gsm’s (goednummer 1119508 en goednummer 1119510);
Benadeelde partijen
[benadeelde]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 1.747,09, waarvan € 347,09 ter zake van materiële schade en € 1.400,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 873,55 te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 17 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
STEDIN B.V.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Stedin B.V. van € 599,03, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Stedin B.V., € 599,03 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[M]
- verklaart de benadeelde partij [M] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.E. Somsen, voorzitter, mr. E.A.A. van Kalveen en mr. G.D. Kleijne, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 januari 2015.
mr. G.D. Kleijne is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Parketnummer 16/700536-14
1.
hij op of omstreeks 01 februari 2014 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met inhoud van onder andere een geldbedrag van 150 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en / of zijn mededader(s)
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, en/of een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,althans een wapen, op die [benadeelde] gericht heeft/hebben (gehouden) en / of
- ( hierbij) die [benadeelde] mondeling de woorden heeft
/hebbentoegevoegd: "geld, geld, geld" en/of
- met voornoemd mes, althans voornoemd wapen, die [benadeelde] in zijn linkerbeen heeft
/hebbengestoken
/gesneden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2014 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of diens mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van een onbekend geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
als volgt heeft/hebben gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer) van zijn mededader(s)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
-
de/eenhorecagelegenheid
(van [benadeelde 2])betreden en/of
- op die [benadeelde 2] een (vuur)
wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpgericht en/of gericht gehouden en/of
- op die [benadeelde 2] een mes en/of een scherp en/of puntig voorwerp, gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( hierbij) die [benadeelde 2] mondeling de woorden toegevoegd: "Geld, geld, geld!",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 02 april 2014 in de gemeente Zeist althans in het arrondissement Midden-Nederland, een wapen van categorie III, te weten een revolver (pagina 767) en/of munitie van categorie III, te weten 81 scherpe patronen, in elk geval een hoeveelheid scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
de in bovenstaande telastelegging gebruikte termen worden, voorzover daaraan in de "Wet Wapens en Munitie" betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebruikt;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
4.
hij
in of omstreeks de periodevan 16 januari 2014
tot en met17 januari
2014te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in /uit een winkel heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid beddengoed (onder andere van het merk Auping) en/of verlichting en/of gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Woonpunt BV en/of [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij, op of omstreeks 02 april 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 217 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 2 april 2014 te Zeist, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk (het interieur/de inhoud van diverse kamers (waartoe behoort/behoren (een) mu(u)r(en) en/of (een) plafond(s) en/of (een) vloer(en)) van de woning (gelegen aan de [adres] te [woonplaats]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [M], in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (als gevolg van het opzetten van een hennepkwekerij in die woning);
Parketnummer 16/661713-14
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 januari 2014 tot en met 2 april 2014 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 april 2014 te Driebergen-Rijsenburg, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten (een) nabootsing(en) van (een) (gasdruk)pistool, dat/die door zijn/hun vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) echt bestaand vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde], met bijlagen, pagina 480 tot en met 482 van proces-verbaal, nummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 juni 2014, pagina 8 van het aanvullend proces-verbaal onderzoek 09OUD14.
3.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2], pagina 237 en 238 van proces-verbaal, nummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 73240 en 241 van proces-verbaal, nummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 5 juni 2014, pagina 7 van het aanvullend proces-verbaal onderzoek 09OUD14.
6.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 4], met bijlagen, pagina 653 van proces-verbaal, nummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 727 en 738 van proces-verbaal, nummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3], pagina 737 en 738 van proces-verbaal, nummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14.