4.3.1vrijspraak feit 1 en 2 onder parketnummer 16/661714-14
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een ander een ploertendoder en een busje CS-gas voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanknopingspunten.
De rechtbank overweegt daartoe dat voornoemde voorwerpen in de woning van de vader van verdachte zijn aangetroffen. Verdachte heeft deze ooit, in het verleden, aan zijn vader gegeven. Voorts woont verdachte niet bij zijn vader. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij niet meer wist dat deze voorwerpen daar lagen. Niet aannemelijk is geworden dat verdachte wist waar de ploertendoder en het busje CS-gas zich in de woning bevonden.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat niet wordt voldaan de vereisten van het voorhanden hebben van voornoemde voorwerpen.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de onder parketnummer 16/661714-14 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.3.2bewezenverklaring
4.3.2.1
parketnummer 16/700535-14, feit 1, 2 en 3
Nu verdachte de onder 1, 2 en 3 van parketnummer 16/700535-14 ten laste gelegde feiten heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 januari 2015;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], met bijlage, pagina 480 tot en met 484 van proces-verbaalnummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14.
Voorwaardelijk opzet steken met mes
De rechtbank overweegt dat verdachte met zijn mededader een vooropgezet plan had om het slachtoffer van de dagopbrengst van zijn bedrijf te beroven en dat zij daartoe onder andere een (nep)vuurwapen en een mes hebben meegenomen. Het slachtoffer zat in zijn auto en verdachte stond naast het slachtoffer, tussen het geopende portier en het slachtoffer, en hield zijn mes op het slachtoffer gericht hield. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich, terwijl hij het mes in zijn hand hield, over het slachtoffer heen heeft gebogen teneinde een plastic zak te pakken die naast het slachtoffer in de auto lag.
Verdachte heeft door zo te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardt dat hij, in de krappe en beperkte ruimte van de auto, het slachtoffer met het mes zou steken.
De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte in ieder geval het voorwaardelijk opzet aanwezig was op het steken van het slachtoffer.
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 januari 2015;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], pagina 237 en 238 van proces-verbaalnummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 240 van proces-verbaalnummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14.
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 januari 2015;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde], namens Woonpunt B.V., met bijlagen, pagina 653 van proces-verbaalnummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14;
- het proces-verbaal van verhoor van [A], pagina 738 van proces-verbaalnummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14.
aanvullende overweging
De rechtbank acht op basis van de verklaring van [A] en de aangifte van [benadeelde] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten bij de inbraak, naast een hoeveelheid beddengoed, ook lampen en gereedschap hebben weggenomen.
4.3.2.2
parketnummer 16/700535-14, feit 4 en 5
Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer 1402041835 ZD1, onderzoek 09OUD14, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
16/700535-14 feit 4
Op 2 april 2014 werd tijdens een doorzoeking van de woning gelegen aan [adres] te [woonplaats] in de woonkamer een stoomstootwapen in de vorm van een zaklamp aangetroffen.Voornoemd stroomstootapparaat is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 5 van de Wet Wapens en munitie.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de woning van [C] te Houten verbleef. Hij wist dat dat de zaklamp, die op een tafel in de woning lag, in feite een stroomstootwapen was.
De rechtbank acht op basis van voornoemde feiten wettig en overtuigend bewezen dat het betreffende stroomstootwapen in de onmiddellijke nabijheid van verdachte was, verdachte een zekere handelingsbevoegdheid over het wapen had en verdachte bewust was van de aanwezigheid van het wapen in de woning waar hij verbleef. Aldus heeft verdachte voornoemd stroomstootwapen voorhanden gehad. Het enkele gegeven dat het stroomstootwapen niet het eigendom van verdachte was, doet daar niet aan af.
16/700535-14 feit 5
Op 2 april 2014 werd tijdens een doorzoeking van de woning van [B] te Houten in de afzuigkap in de keuken een zwart, op een vuurwapen gelijkend, voorwerp aangetroffen. Op het wapen stonden het opschrift “ND45” en het nummer “11F14544”.Voornoemd wapen is een gasdrukwapen, dat voor wat betreft de vorm en de afmeting een sprekende gelijkenis vertoond met echt bestaande vuurwapens en is derhalve voor be- en afdreiging geschikt. Het gasdrukwapen is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I onder 7 van de Wet Wapens en munitie.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het gasdrukpistool van hem was en dat hij dit wapen, na de overvallen op Klein Zwitserland en de snackbarhouder, had verborgen in de afzuigkap van de woning van [B] in Houten.
De rechtbank overweegt dat voor het voorhanden hebben van een wapen niet vereist is dat het wapen zich in de onmiddellijke nabijheid van verdachte bevindt. Van belang is dat de verdachte over het wapen kan beschikken. Daarnaast dient er een zekere handelingsbevoegdheid/beschikkingsmacht van verdachte met betrekking tot het wapen te zijn. Voorts dient de verdachte zich bewust te zijn van de aanwezigheid van het wapen.
De rechtbank is van oordeel dan aan voornoemde vereisten is voldaan nu verdachte het wapen, dat zijn eigendom was, buiten medeweten van [B] had verstopt in diens woning. Verdachte woonde in bij [C] - de moeder van [B] - en de reservesleutels van de woning van [B] lagen in de woning van [C]. Verdachte had daarmee toegang tot de woning van [B].
De rechtbank is op basis van voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 2 april 2014 voornoemd gasdrukwapen voorhanden heeft gehad.