ECLI:NL:RBMNE:2015:1215

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2015
Publicatiedatum
2 maart 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 804
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wmo-voorziening ter compensatie van beperkingen met betrekking tot antidecubituskussen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 maart 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een rolstoelafhankelijke vrouw, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt. Eiseres had een antidecubituskussen, type 'Jay J2', aangevraagd ter vervanging van een eerder kussen dat aan haar elektrische rolstoel was toegekend. Het college kende dit kussen toe op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres was het niet eens met het besluit van 30 december 2013, waarin haar bezwaar tegen de toekenning van het J2-kussen ongegrond werd verklaard, en heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 14 november 2014 is eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigden waren aanwezig. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat eiseres een elektrische rolstoel had gekregen ter compensatie van haar beperkingen. Eiseres voerde aan dat het J2-kussen niet het meest adequate kussen was en dat haar pijnklachten niet voldoende waren verholpen. De rechtbank overwoog dat eiseres haar stelling niet had onderbouwd en dat er geen bewijs was dat er een ander, meer adequaat kussen beschikbaar was.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR14/804

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 maart 2015 de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, verweerder

(gemachtigden: E. Fuhri Snethlage en A. van Schaik).

Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder een antidecubituskussen, type “Jay J2” (J2-kussen), aan eiseres toegekend op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zoals dat gold ten tijde in geding.
Bij besluit van 30 december 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2014. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1.
Eiseres is rolstoelafhankelijk. Ter compensatie van de beperkingen die eiseres als gevolg van haar lichamelijke stoornissen en klachten ondervindt heeft verweerder aan haar een elektrische rolstoel op grond van de Wmo toegekend.
1.2.
Op 23 januari 2013 heeft eiseres ter vervanging van een antidecubituskussen van de aan haar toegekende elektrische rolstoel een nieuw antidecubituskussen aangevraagd.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft het verweerder aan eiseres het J2-kussen toegekend. Dit kussen is op 5 maart 2013 aan eiseres geleverd.
2. Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wmo treft het college van burgemeester en wethouders ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6, van de Wmo ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.
3. Ter afwering van het bestreden besluit heeft eiseres, samengevat, aangevoerd dat verweerder verantwoordelijk is voor het bieden van het meest adequate vervangende antidecubituskussen. Het J2-kussen kan niet als het meest adequate vervangende kussen worden aangemerkt, nu met het J2-kussen haar pijnklachten niet in voldoende mate zijn verholpen.
Eiseres heeft het in het bestreden besluit ingenomen standpunt dat op 11 en 20 december 2012 sprake was van een definitieve keuze voor het J2-kussen, weersproken.
4. De rechtbank is van oordeel dat ook als wordt aangenomen dat op 11 en 20 december 2012 geen definitieve keuze voor een vervangende antidecubituskussen is gemaakt, deze omstandigheid niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden. Immers, eiseres heeft haar stelling dat het J2-kussen voor haar niet het meest adequate antidecubituskussen is niet onderbouwd. Voorts is gesteld noch gebleken dat ten tijde in geding naast het J2-kussen een andere antidecubituskussen bestond dat meer adequaat is dan het J2-kussen, dat wil zeggen dat meer beperkingen die eiseres ondervindt in haar zelfredzaamheid en haar maatschappelijke participatie als gevolg van de ten tijde in geding bestaande stoornissen en (pijn)klachten van eiseres, compenseert dan het J2-kussen.
5. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Rennen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.