In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 maart 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een rolstoelafhankelijke vrouw, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt. Eiseres had een antidecubituskussen, type 'Jay J2', aangevraagd ter vervanging van een eerder kussen dat aan haar elektrische rolstoel was toegekend. Het college kende dit kussen toe op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiseres was het niet eens met het besluit van 30 december 2013, waarin haar bezwaar tegen de toekenning van het J2-kussen ongegrond werd verklaard, en heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 14 november 2014 is eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigden waren aanwezig. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder dat eiseres een elektrische rolstoel had gekregen ter compensatie van haar beperkingen. Eiseres voerde aan dat het J2-kussen niet het meest adequate kussen was en dat haar pijnklachten niet voldoende waren verholpen. De rechtbank overwoog dat eiseres haar stelling niet had onderbouwd en dat er geen bewijs was dat er een ander, meer adequaat kussen beschikbaar was.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.