Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 december 2013;
- de akte na tussenvonnis van 15 januari 2014 met producties 1 tot en met 3 van de zijde van [gedaagden] c.s.;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 27 maart 2014;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 30 oktober 2014;
- de conclusie na enquête van [gedaagden] c.s. van 10 december 2014;
- de conclusie na enquête van [eiser]van 10 december 2014.
2.De verdere beoordeling
NJ2007, 262; Intrahof/Bart Smit). Weliswaar voert [gedaagden] c.s. aan dat de hoogte van de vordering alle proportionaliteit te buiten gaat, dit vormt zonder een op dit punt ontbrekende concrete op de situatie toegespitste onderbouwing onvoldoende grond om de door [gedaagden] c.s. aan [eiser]verschuldigde boete te matigen. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat toepassing van het boetebeding onder de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat leiden.
3.129,00(3,5 punten × tarief € 894,00)