4.3.1De feiten blijkend uit de bewijsmiddelen
4.3.1.1 Aanleiding en eerste contact met slachtoffer [slachtoffer 1]
Op 14 juni 2013, omstreeks 03.25 uur, werden de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verzocht te gaan naar een woning aan de [adres] te Utrecht. Aldaar vertelde het slachtoffer dat zij onder bedreiging van een al dan niet echt vuurwapen is gedwongen tot orale seks. Dit feit heeft volgens het slachtoffer plaatsgevonden in de Catherijnesteeg, op ongeveer 15 meter vanaf de Nieuwegracht, te Utrecht. Het slachtoffer vertelde waar het ongeveer had plaatsgevonden en dat ze iets had uitgespuugd.
4.3.1.2 Het informatieve gesprek met [slachtoffer 1]
Diezelfde nacht van vrijdag 14 juni 2013 vond er een zogenaamd informatief gesprek plaats met het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1]. Zij vertelde dat zij die nacht terug kwam van het stappen en dat op de Nieuwegracht er ineens een donkere man met een nep of echt pistool bij haar stond. Deze man zei haar dat ze stil moest zijn en dat ze mee moest lopen. Hij duwde haar zo’n beetje de steeg in en hield het pistool daarbij op haar zij gericht. Na ongeveer 15 meter in de steeg gelopen te hebben zei de man dat zij hem moest pijpen. Van de man moest ze daarbij op de grond gaan zitten. De man haalde zelf zijn penis uit zijn gulp en [slachtoffer 1] heeft hem vervolgens gepijpt en daarbij de penis van de man in haar mond op en neer bewogen. De man hield hierbij nog steeds het pistool op haar gericht. Nadat de man in haar mond klaarkwam heeft zij dat ter plaatse uitgespuugd.
4.3.1.3 Het veiligstellen van sporen en ter onderzoek aanbieden aan NFI
Om 05.00 uur, dezelfde nacht nog, werden er in de Catherijnesteeg te Utrecht op de bewuste plek door de forensische opsporing een zestal sporen veiliggesteld. Een drietal van deze sporen, allen aangetroffen op het wegdek, gaf bij een indicatieve test een positieve reactie op de aanwezigheid van sperma. Bemonsteringen van deze sporen werden voor onderzoek aangeboden aan het NFI. Eén van deze sporen (spoor op straat) werd voorzien van het sin AAGF5755NL.
4.3.1.4 Nadere verklaringen van [slachtoffer 1]
Na de verhoren gelijk na het incident is [slachtoffer 1] nog drie keer door de politie gehoord en heeft zij aangifte gedaan. Zij heeft tijdens deze verhoren verklaard dat zij die nacht met een bekende van haar aan het whatsappen was en dat zij haar laatste whatsappbericht heeft verstuurd om 03.09 uur. Het ontvangen whatsappbericht van 03.11 uur had zij niet meer gezien. De man had het pistool op heuphoogte op haar gericht en zei dat ze mee moest lopen het steegje in. [slachtoffer 1] dacht dat ze beroofd werd en zei dat ze niets bij zich had. De man zei dat ze stil moest zijn. Hij praatte zacht, rustig, heel beheerst en gebiedend. Ook zei hij zoiets als : “niet zo janken” en “ga zitten, ga zitten’. Nadat de man had gezegd dat ze hem moest pijpen haalde hij zijn piemel met zijn rechterhand uit zijn broek. Met zijn linkerhand hield hij het pistool op haar gericht.
4.3.1.5 De verklaring van [getuige 1]
Op 15 juni 2013 heeft [getuige 1], zijnde een huisgenoot van aangeefster, verklaard dat hij omstreeks 3.15 uur in bed lag en iemand hoorde huilen en hyperventileren bij de voordeur. Hij hoorde vervolgens [slachtoffer 1] naar haar slaapkamer gaan. Toen is [getuige 1] naar [slachtoffer 1] toegegaan, zag hij haar huilen en haar tandenpoetsen. [slachtoffer 1] vertelde hem dat zij door iemand was bedreigd met een wapen, dat zij een steeg was ingetrokken en dat zij iemand had moeten pijpen.
4.3.1.6 Aanleiding en eerste contact met slachtoffer [slachtoffer 2] en meldster [getuige 2]
Op donderdag 14 november 2013, om 05.34 uur kregen de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de melding te gaan naar een woning aan de [adres] te Utrecht. Aldaar zou een vriendin van de meldster zijn, die net onder bedreiging van een mes onzedelijke handelingen had moeten verrichten. Ter plaatse vertelde de meldster, genaamd [getuige 2], dat een vriendin van haar zojuist was bedreigd met een mes en dat deze vriendin iemand had moeten pijpen. Dit feit zou volgens [getuige 2] plaatsgevonden moeten hebben tussen 05.01 uur, zijnde het moment van het laatste whatsappbericht van het slachtoffer en 05.10 uur, zijnde het tijdstip van het telefoontje van het slachtoffer waarin zij meldster vertelde wat haar was overkomen. In de woning werd vervolgens met het slachtoffer gesproken, genaamd [slachtoffer 2]. Zij verklaarde dat zij vanaf de Nachtegaalstraat de [adres] was ingelopen. In de [adres] passeerde haar een man, deze man kwam later teruggelopen en bedreigde haar met een mes. Deze man zei haar dat ze hem moest pijpen en dat heeft ze toen gedaan.
4.3.1.7 Het veiligstellen van sporen en ter onderzoek aanbieden aan NFI
[getuige 2] vertelde dat er een spermavlek op de panty van [slachtoffer 2] zat. Deze panty is vervolgens veiliggesteld.
Nadat een indicatieve test een positieve indicatie gaf op de aanwezigheid voor ejaculatievocht met betrekking tot de aangetroffen sporen op de veiliggestelde panty is deze voor onderzoek aangeboden aan het NFI. De sporen met betrekking tot de panty zijn voorzien van het nummer AAGT0378NL.
4.3.1.8 Nadere verklaringen van [slachtoffer 2]
heeft tegenover de politie meermalen een verklaring afgelegd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij rond 5 uur ’s nachts van studentenvereniging [naam] op weg was naar huis. Zij wilde in de [adres] haar fiets pakken. Daar kwam een man aanlopen, die eerst door liep en vervolgens terugkwam met een mes in zijn linkerhand. Deze man vroeg aan [slachtoffer 2] of zij geld had, waarop zij zei dat ze dat niet had. De man had hierna nogmaals gezegd: “geef me je geld”. Nadat ze weer zij dat ze geen geld had zei de man “kom mee”. [slachtoffer 2] is toen meegelopen omdat de man een mes had en zij het heel bedreigend vond. Na ongeveer 10 meter stonden ze stil en zag zij dat de man nog steeds het mes in zijn linkerhand had. [slachtoffer 2] en de man met het mes stonden op dat moment tussen een fietsenrek en de stoep, tussen huizen. De man zei tegen haar dat ze op haar knieën moest gaan zitten en dat zij hem moest pijpen. [slachtoffer 2] heeft de man meermalen gevraagd of dit het enige was wat ze moest doen, hetgeen hij bevestigde. De broek van de man was open. [slachtoffer 2] ging op haar knieën zitten en heeft de man gepijpt. De man haalde zijn piemel uit haar mond en trok zichzelf tussendoor ook af met zijn rechterhand. Toen hij klaarkwam deed hij zijn piemel in haar mond. De man had het mes nog steeds in zijn linkerhand, ter hoogte van zijn heup. De man zei dat ze het door moest slikken, maar [slachtoffer 2] heeft het uitgespuugd. Volgens [slachtoffer 2] is dit allemaal op haar panty terechtgekomen.
4.3.1.9. De verklaring van [getuige 2]
Op 18 november 2013 heeft [getuige 2] tegenover de politie verklaard dat [slachtoffer 2] haar om 5.10 uur belde. [getuige 2] hoorde [slachtoffer 2] huilen en hoorde daarbij dat ze in paniek was. [getuige 2] is vlug naar de deur gerend en heeft die open gedaan. [slachtoffer 2] liep huilend naar binnen en ze hoorde haar zeggen:
“er was een man met een mes en ik moest hem pijpen.”
4.3.1.9 Aanleiding en eerste contact met slachtoffer [slachtoffer 3]
Op donderdag 19 juni 2014 te 04.45 uur kregen de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] de melding te gaan naar studentencafé [naam], gevestigd aan het Janskerhof, te Utrecht. Aldaar zou een vrouw aan de portier hebben gemeld dat zij was aangerand. Ter plaatste hoorden de verbalisanten de vrouw, genaamd [slachtoffer 3], vertellen dat zij 10 minuten eerder het café had verlaten en naar haar fiets op de Drift was gelopen. Op het moment dat zij gebukt stond om haar fiets van het slot af te halen kreeg zij ineens een piemel in haar gezicht geduwd en kreeg zij sperma in haar gezicht.
4.3.1.10 Het veiligstellen van sporen en ter onderzoek aanbieden aan NFI
Onder meer van de linkerzijde van het gezicht van [slachtoffer 3] is een bemonstering genomen. Deze is voorzien van het nummer AAHG7875NL en voor onderzoek aangeboden aan het NFI.
4.3.1.11 De verklaring van [slachtoffer 3]
heeft verklaard dat zij op 19 juni 2014 uit was geweest in de [naam] en dat zij haar fiets had gestald op de Drift. Bij haar fiets bukte zij om de sleutel in het slot te doen. Hierna hoorde ze iets, keek ze omhoog en toen zag zij dat er bijna een piemel in haar mond zat. Binnen drie tellen kwam er vervolgens sperma in haar gezicht. Ze is toen teruggerend naar de portier van de [naam].heeft ook aangifte gedaan.
4.3.1.12 De verklaring van [getuige 3]
Op 6 september 2014 heeft [getuige 3], portier bij de [naam], verklaard dat er die bewuste avond in juni 2014 een vaste bezoekster van het café voor de deur stond. Dit meisje was totaal overstuur, aan het huilen en snikken. Het meisje vertelde hem dat toen zij naar huis ging en zij haar fiets wilde losmaken een jongen zich vreemd gedroeg. Het meisje had [getuige 3] verder verteld dat deze jongen bij het losmaken van haar fiets achter haar stond en zij toen sperma in haar gezicht heeft gekregen.
4.3.1.12 Het DNA-onderzoek en de match met verdachte
Uit rapportage van het NFI van 13 augustus 2014 blijkt dat de veiliggestelde sporen, te weten een bemonstering van de linkerzijde van het gezicht van aangeefster (feit 3), een bemonstering van spoor 6 (feit 1) en de bemonstering van de panty (feit 2) met elkaar blijken te matchen, dus van dezelfde persoon zijn. De sporen zijn opgenomen in de databank onder het DNA-profielcluster 26563. Tussen deze genoemde sporen was geen link aangetroffen naar een in de databank opgenomen persoon en zodoende werd de donor ‘onbekende man A’ genoemd. Nadat alle opsporingsmiddelen waren uitgeput, waaronder uitgebreid technisch en tactisch onderzoek, opsporingsberichtgeving via de media en een etniciteitsonderzoek, heeft de officier van justitie op 8 juli 2014 een vordering ingediend bij de rechter-commissaris tot het verrichten van een DNA-verwantschapsonderzoek, als bedoeld in artikel 151da van het Wetboek van Strafvordering. De rechter-commissaris heeft op 9 juli 2014 hiertoe een machtiging afgegeven. Op 23 oktober 2014 ontving de politie van het NFI, zowel telefonisch als via de mail, de uitslag van het verwantschapsonderzoek. Er was een zeer sterke verwantschap aangetroffen in de databank. De gevonden persoon in de databank, genaamd [broer], zou een broer kunnen zijn van de dader. Andere verwantschapsrelaties, met uitzondering van de ouder kind relatie, werden op voorhand niet uitgesloten. Uit onderzoek bleek dat [broer] één in leven zijnde broer heeft, genaamd [verdachte] (hierna: verdachte). Verdachte bleek in het politiesysteem voor te komen in een zaak waarbij een aangeefster in haar billen was geknepen en was beroofd van haar tas. Op 24 oktober 2014 is verdachte aangehouden en is zijn woning doorzocht. Omdat verdachte weigerde om op vrijwillige basis DNA af te staan, is nadat er daartoe door de officier van justitie een bevel was afgegeven op 27 oktober 2014 DNA (wangslijmvlies) bij verdachte afgenomen. Dit wangslijmvlies is voorzien van nummer RABE9050NL en verzonden naar het NFI.
Uit het rapport van het NFI van 28 oktober 2014 blijkt dat het DNA-profiel van verdachte (RABE9050NL) matcht met de DNA-profielen van de opgenomen bemonsteringen in cluster 26563, te weten spoor 6 feit 1 (AAGF5755NL#01), panty feit 2 (AAGT0378NL#01) en gezicht aangeefster feit 3 (AAHG7875NL#01).