Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het vonnis van 23 juli 2014
- de akte van [eiser], met producties
- de akte van [gedaagde], met producties
- de schriftelijke reactie van mr. Van der Brug op het pleidooi in tweede termijn van mr. Both van 7 juli 2014
- de antwoordakte van [eiser]
- de antwoordakte van [gedaagde]
2.De verdere beoordeling
vorderingen en verzoeken naar aanleiding van het vonnis van 23 juli 2014
– zoals gezegd – nog niet op beslist. De rechtbank betrekt bij haar beoordeling het verweer van [eiser] tegen de uitvoerbaarbijvoorraadverklaring, ook al is dat slechts gericht tegen het (vergeefse) beroep van [gedaagde] op artikel 31 en/of 32 Rv (in de akte van [eiser] van 15 oktober 2014). Dit verweer houdt samengevat in dat het vonnis van 23 juli 2014 onjuist is. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank zal de gevorderde uitvoerbaarbijvoorraadverklaring dus alsnog toewijzen.
3.De beslissing
woensdag 11 maart 2015teneinde [gedaagde] in de gelegenheid te stellen bij akte mede te delen op welke wijze hij bewijs wil leveren,
in de drie maanden nadienverhinderd zijn; hij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden,
;