ECLI:NL:RBMNE:2015:1044

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
20 februari 2015
Zaaknummer
383315 / HA RK 14-298
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedure tegen de gemeente Amersfoort

In deze zaak heeft verzoeker op 20 november 2014 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort. Na de zitting heeft verzoeker op 23 november 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R.C.H.M. Lips, die de zaak behandelde. Dit wrakingsverzoek is op 19 december 2014 behandeld door de wrakingskamer, bestaande uit mr. O.E. Mulder als voorzitter en mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en mr. A. van Holten als leden. Tijdens deze zitting heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de wrakingskamer ingediend, wat onderdeel uitmaakte van het proces-verbaal van de zitting.

De wrakingskamer heeft het verzoek van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de bezwaren van verzoeker voornamelijk procedurele aspecten betreffen en niet voldoende onderbouwd zijn om te concluderen dat er sprake is van partijdigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek ongegrond verklaard en benadrukt dat verzoeker niet heeft aangetoond dat de gewraakte rechters vooringenomen zijn.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoeker door het indienen van herhaaldelijke wrakingsverzoeken de voortgang van de hoofdzaken ernstig belemmert. Daarom is besloten dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker tegen leden van de rechtbank niet in behandeling zullen worden genomen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 februari 2015.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer 383315 / HA RK 14-298
beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken,
op het verzoek van:
[verzoeker]
wonend te [woonplaats],
verder te noemen verzoeker

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 20 november 2014 heeft mr. R.C.H.M. Lips ter zitting het beroep van verzoeker gericht tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort van 6 juni 2014 behandeld. Deze zaak is geregistreerd onder zaaknummer UTR 14/4247. Mr. Lips heeft na afloop van de behandeling het onderzoek ter zitting gesloten.
Op 23 november 2014 heeft verzoeker een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend tegen
mr. Lips.
1.2.
Het wrakingsverzoek tegen mr. Lips is op 19 december 2014 behandeld ter zitting van de wrakingskamer, bestaand uit mr. O.E. Mulder als voorzitter en mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en mr. A. van Holten als leden. Ter zitting heeft verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking van de wrakingskamer ingediend. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt. Het wrakingsverzoek maakt daar deel van uit.
1.3.
De uitspraak op het wrakingsverzoek van de leden van de wrakingskamer is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek en het verweer

2.1.
De wrakingskamer leidt uit het proces-verbaal van de zitting van 19 december 2014 en uit het daaraan gehechte schriftelijke wrakingsverzoek af dat verzoeker zich op het standpunt stelt dat de wrakingskamer van deze rechtbank de schijn van partijdigheid niet kan buitensluiten, aangezien deze rechtbank het wrakingsinstrument misbruikt door zijn eerdere wrakingsverzoeken niet op inhoudelijke gronden, maar op grond van het aantal door hem reeds ingediende wrakingsverzoeken af te wijzen. Volgens verzoeker kunnen zijn belangen niet meer worden behartigd, omdat zijn adviseur in de toegang tot de rechter belemmerd wordt. De rechtbank onderneemt daar niets tegen en brengt wrakingskosten in rekening. Verzoeker stelt dat de wrakingskamer zijn zaak had dienen door te geleiden naar een wrakingskamer buiten deze rechtbank. Aan zijn wrakingsverzoek legt verzoeker - kort samengevat - ten grondslag:
De afwijzing van zijn verzoek om de behandeling van het wrakingsverzoek aan te houden om daarmee mr. Lips in de gelegenheid te stellen het proces-verbaal van de zitting van 20 november 2014 alsnog op te stellen.
De afwijzing - al voorafgaand aan de zitting - van zijn verzoek om geluidsopnamen te maken tijdens de zitting van de wrakingskamer.
De weigering van de leden van de wrakingskamer om zich te verschonen.
De samenstelling van de wrakingskamer - en dan met name dat de voorzitter van de wrakingskamer niet volgens het zittingsrooster is geïnstalleerd en dat in de wrakingskamer geen rechter uit de afdeling belastingrecht zitting had.
2.2.
De gewraakte rechters verwijzen met betrekking tot de wrakingsgronden naar het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 19 december 2014, waarin de standpunten van de wrakingskamer reeds zijn verwoord. Zij benadrukken dat ieder wrakingsverzoek dat ter beoordeling wordt voorgelegd op zijn eigen merites wordt beoordeeld en dat die beoordeling onpartijdig en onbevooroordeeld geschiedt. In het geval dat in een wrakingsverzoek gronden naar voren worden gebracht die niet specifiek op de voorliggende zaak betrekking hebben en al eerder door verzoeker in een ander wrakingsverzoek naar voren zijn gebracht, ligt het echter wel voor de hand dat op dergelijke gronden zal worden beslist in lijn met de eerder daarover al gegeven beslissingen. Dat betekent echter niet dat zij in die situatie partijdig of bevooroordeeld zijn en evenmin dat zij zich zouden moeten verschonen.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.2.
In artikel 8:18, tweede lid, van de Awb is bepaald dat de verzoeker en de rechter van wie wraking is verzocht in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord. Met dit artikel is beoogd verzoekers de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hen aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan zij menen dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in geding is. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek.
3.3.
In dit geval ziet de rechtbank desondanks aanleiding om - in afwijking van het in artikel 8:18 van de Awb neergelegde uitgangspunt - uitspraak doen zonder dat het wrakingsverzoek ter zitting wordt behandeld. Voor het bestaan van deze mogelijkheid vindt de rechtbank steun bij artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a van het Wrakingsprotocol van de Hoge Raad, dat ook van toepassing is bij fiscale zaken. Hierin is bepaald dat de wrakingskamer het verzoek tot wraking zonder behandeling ter zitting aanstonds kan afwijzen, indien het verzoek kennelijk ongegrond is.
3.4.
Aan de beslissing om het wrakingsverzoek in dit geval zonder zitting af te doen ligt het volgende ten grondslag. De bezwaren van verzoeker zijn alle gelegen in onvrede met procedurele aspecten en de wijze van samenstellen van de wrakingskamer. Nu verzoeker er door meerdere uitspraken van de wrakingskamer van op de hoogte kon zijn dat dergelijke gronden in het algemeen geen wrakingsgrond opleveren, had het op zijn weg gelegen om een nadere en duidelijke onderbouwing te geven om welke reden bij hem de vrees bestaat dat (een van) de gewraakte rechters van de wrakingskamer jegens hem vooringenomen zijn. Nu hij dit heeft nagelaten bestaat er, gelet op de hiervoor weergegeven omstandigheden, geen grond om verzoeker in de gelegenheid te stellen ter zitting een nadere toelichting te geven op zijn verzoek. De rechtbank zal de gronden hieronder apart beoordelen.
3.5.
Niet is gebleken van enige persoonlijke vooringenomenheid van de gewraakte rechters jegens verzoeker, zodat thans slechts onderzocht wordt of verzoeker in objectieve zin reden heeft te vrezen dat het de rechters aan onpartijdigheid ontbreekt.
3.6.
Voor zover het wrakingsverzoek zich uitstrekt tot betrokkenheid van de gewraakte rechters bij eerdere wrakingszaken van verzoeker en reeds om die reden de rechters zich hadden dienen te verschonen, rechtvaardigt de enkele omstandigheid dat de betreffende rechters eerder betrokken zijn geweest bij een wrakingszaak van verzoeker niet reeds de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid en/of het ontbreken van onpartijdigheid. Deze grond kan niet leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek. De gewraakte rechters hebben slechts tot taak de (on)partijdigheid van de gewraakte rechter mr. Lips te beoordelen. Zoals hiervoor als is overwogen, wordt een rechter vermoed uit hoofde van zijn aanstelling onpartijdig te zijn. Betrokkenheid van deze rechters bij eerdere procedures van verzoeker is op zichzelf niet te kwalificeren als een bijzondere omstandigheid die een aanwijzing oplevert dat anders geoordeeld moet worden. Met betrekking tot hetgeen verzoeker opmerkt over de wrakingskosten die de rechtbank in rekening brengt, wijst de rechtbank verzoeker erop dat voor de behandeling van een wrakingsverzoek geen griffierecht in rekening wordt gebracht en ook overigens in wrakingsbeslissingen geen veroordeling in de proceskosten plaatsvindt.
3.7.
De omstandigheid dat de gewraakte rechters afwijzend hebben beslist op het verzoek om de behandeling ter zitting aan te houden en opdracht te geven tot het opmaken van een proces-verbaal van de zitting van 20 november 2014, is niet toereikend om de bij verzoeker bestaande vrees dat het de rechters aan onpartijdigheid ontbreekt objectief gerechtvaardigd te achten. Anders dan verzoeker stelt, vereist het wrakingsprotocol niet dat in de situatie, waarin na de zitting een wrakingsverzoek is gedaan, een proces-verbaal dient te worden opgemaakt. De verplichte opname van het proces-verbaal in het wrakingsdossier ziet op de situatie waarin tijdens de zitting een verzoek tot wraking wordt gedaan.
De gewraakte rechters hebben het verzoek in beginsel afgewezen met daarbij de toelichting dat daarop nog kan worden teruggekomen als blijkt dat meer informatie nodig is voor een juiste beoordeling.
3.8.
Met betrekking tot de afwijzing van het verzoek om geluidsopnamen te maken, stelt de rechtbank vast dat verzoeker per e-mail van 13 december 2014 de vraag stelt of hij geluidsopnamen van de zitting van de wrakingskamer mag maken. Daarop heeft de secretaris van de wrakingskamer bij brief van 16 december 2014 aan verzoeker meegedeeld dat het verzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer en aan de afdeling communicatie van deze rechtbank en dat het in beginsel niet is toegestaan om binnen de rechtbank opnamen te maken met audio(visuele) apparatuur. In dit geval is dan ook geen aanleiding gezien om toestemming te verlenen.
De rechtbank stelt voorop dat het aan de behandelend rechter is om het maken van opnames al of niet toe te staan. De enkele omstandigheid dat een rechter niet toelaat dat er een geluidsopname van de zitting wordt gemaakt, is onvoldoende om partijdigheid te kunnen aannemen. De wrakingskamer heeft blijkens het proces-verbaal haar beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar het beleid van de rechtbank dat zonder voorafgaande toestemming geen opnamen mogen worden gemaakt. Dit is terug te vinden onder de huisregels zoals bekend gemaakt op de website www.rechtspraak.nl.
Daarbij komt dat de weigering van de rechters om aan het verzoek van verzoeker tegemoet te komen een procedurele beslissing betreft. Dat wil zeggen een beslissing over het verloop van de procedure dan wel over de wijze waarop die procedure wordt gevoerd in het bijzonder met betrekking tot de openbare orde ter zitting. De rechter heeft omtrent de openbare orde ter zitting een discretionaire bevoegdheid. Volgens vaste jurisprudentie kan een dergelijke beslissing in beginsel niet tot wraking leiden. Dit is slechts anders indien een beslissing zo onbegrijpelijk is dat doordoor de schijn van vooringenomenheid wordt gewekt. Hiervan is echter niet gebleken.
3.9.
Het had op verzoekers weg gelegen om aan zijn wrakingsgrond met betrekking tot het verbod tot het maken van geluidsopnamen een duidelijke onderbouwing te geven om welke reden bij hem hierdoor de vrees is ontstaan dat (een van) de gewraakte rechters van de wrakingskamer jegens hem vooringenomen is. Nu hij dit heeft nagelaten acht de rechtbank het verzoek op grond van de thans aangevoerde gronden kennelijk ongegrond.
3.10.
Met betrekking tot de wrakingsgrond gericht tegen de samenstelling van de wrakingskamer verwijst de rechtbank naar hetgeen hieromtrent is opgenomen in het Wrakingsprotocol Rechtbank Midden Nederland.
3.11.
De wrakingsgrond dat voorzitter mr. Mulder niet is geïnstalleerd volgens het zittingsrooster, volgt de rechtbank niet. Mr. Mulder is plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer. Voorts is het wrakingsverzoek van verzoeker gepland op de eerstvolgende reguliere wrakingszitting van 19 december 2014, waarvan de onderhavige samenstelling al sinds aanvang 2014 bekend was en welke nadien niet is gewijzigd. Voorts merkt de rechtbank op dat binnen de rechtbank geen afdeling belastingrecht bestaat. De belastingzaken worden behandeld binnen de afdeling bestuursrecht door in belastingzaken gespecialiseerde rechters. Nu geen belastingrechters deelnemen in het vaste wrakingsteam kon in dit specifieke geval geen lid deelnemen uit de afdeling waarin het wrakingsverzoek is gedaan. Bovenal heeft verzoeker niet aangevoerd waarom de wijze van samenstelling van de wrakingskamer bij hem de vrees heeft doen ontstaan dat de rechters jegens hem vooringenomen zijn.
3.12.
Nu geen der aangevoerde gronden doel treft, zal het verzoek ongegrond worden verklaard.
3.13.
Tot slot overweegt de rechtbank dat verzoeker door het voortdurend indienen van wrakingsverzoeken in diverse procedures de voortgang van de hoofdzaken ernstig belemmert. De voorschriften tot behandeling van wrakingsincidenten wijzen er op dat beoogd is de vertraging van de behandeling van de hoofdzaak zo kort als mogelijk te doen zijn. Vaststaat dat verzoeker in andere procedures waarbij hij partij is wrakingsverzoeken heeft ingediend en dat hij herhaaldelijk wrakingsverzoeken indient tegen de wrakingskamer die daarover moet oordelen. Zo ook in de onderhavige zaak. Daarom zal de rechtbank thans reeds bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker tegen leden van de rechtbank belast met de behandeling van het wrakingsverzoek met rekestnummer 381664 / HA-RK 14-265 niet in behandeling zullen worden genomen. Het ongemotiveerd wraken van de leden van de wrakingkamer moet worden beschouwd als misbruik van de bevoegdheid tot het indienen van een wrakingsverzoek.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking van leden van de
rechtbank belast met de behandeling van het verzoek tot wraking met rekestnummer 381664 / HA-RK 14-265 niet in behandeling wordt genomen;
4.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker en aan de rechters, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.4.
draagt de griffier van de wrakingskamer voorts op deze beslissing te zenden aan de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter,
mr. M.C. Oostendorp en mr. K.J. Veenstra als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. M.S.D. de Weerd, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open