In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een meerderjarige verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1983, werd ervan beschuldigd op 8 augustus 2013 in Utrecht meermalen seks te hebben gehad met een 14-jarige minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 18 februari 2014 heeft de verdachte in persoon verklaard en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.M.G. Peters.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuige, de minderjarige, beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen opgesomd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, wetende dat zijn handelen strafbaar was, opzettelijk heeft gehandeld door seks te hebben met de minderjarige, terwijl hij ook wist dat hij hiv-positief was en dit niet had vermeld aan het slachtoffer.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een verbod op contact met het slachtoffer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De rechtbank heeft ook de reclassering betrokken bij de beslissing, met als doel herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.