ECLI:NL:RBMNE:2014:990

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
16-661978
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door meerderjarige met hiv

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een meerderjarige verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1983, werd ervan beschuldigd op 8 augustus 2013 in Utrecht meermalen seks te hebben gehad met een 14-jarige minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 18 februari 2014 heeft de verdachte in persoon verklaard en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.M.G. Peters.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuige, de minderjarige, beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de rechtbank heeft de bewijsmiddelen opgesomd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, wetende dat zijn handelen strafbaar was, opzettelijk heeft gehandeld door seks te hebben met de minderjarige, terwijl hij ook wist dat hij hiv-positief was en dit niet had vermeld aan het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een verbod op contact met het slachtoffer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De rechtbank heeft ook de reclassering betrokken bij de beslissing, met als doel herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Parketnummer: 16/661978-13 (P)
Zittingslocatie Utrecht
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 maart 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1983],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2014. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H.M.G. Peters, advocaat te Breukelen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op/omstreeks 8 augustus 2013 in Utrecht met de 14-jarige [slachtoffer] meermalen seks heeft gehad.
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging eventuele kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat het feit wettig en overtuigend is bewezen, gelet op de verklaring van de verdachte ter zitting en op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich met betrekking tot de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de verdediging niet een vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft daarbij gelet op de inhoud van: [1]
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 februari 2014, inhoudende, zakelijk weergegeven, dat hij één maal op 8 augustus 2013 en éénmaal in de morgen van 9 augustus 2013 gemeenschap heeft gehad met de toen 14-jarige [slachtoffer]. [2]
- Een uittreksel uit het geboorteregister ten name van [slachtoffer]. [3]
- De verklaringen van getuige [slachtoffer] d.d. 18 oktober 2013 [4] en d.d. 26 oktober 2013 [5] .

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op en omstreeks 08 augustus 2013 te Utrecht, met [slachtoffer], geboren op [1998], die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meerdere malen zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en met zijn penis heen en weer gaande bewegingen gemaakt in de vagina van die [slachtoffer];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Met iemand die de leeftijd van twaalf maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, de verplichting zich ambulant te laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke instelling en een verbod om direct of indirect contact te zoeken met [slachtoffer]. De officier van justitie heeft bij haar eis rekening gehouden met het grote leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer], met het feit dat verdachte wist dat wat hij deed strafbaar was en met het feit dat verdachte, wetende dat hij met hiv is besmet, dit opzettelijk voor [slachtoffer] heeft verzwegen. Het contactverbod is volgens de officier van justitie noodzakelijk omdat verdachte zelfs tijdens zijn verblijf in het huis van bewaring niet heeft nagelaten contact te zoeken met [slachtoffer].
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit de oplegging van een straf die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis. Zij is van mening dat er ondanks het leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] sprake was van een gelijkwaardige relatie waarin twee personen verliefd waren op elkaar, en waar seks dan ook bij hoort. De sociaal ethische norm die aan art. 245 Sr ten grondslag ligt, acht zij achterhaald. Verdachte en [slachtoffer] kenden elkaar al enige tijd voordat zij met elkaar in Utrecht afspraken. [slachtoffer] heeft de zaak niet aanhangig gemaakt en het is evenmin haar wens dat verdachte voor het onderhavige feit wordt bestraft. Volgens de verdediging volgt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] dat voor zover er op dit moment problemen zijn, deze vooral zien op de spanningen die door het voorval in de relatie met de (stief)ouders zijn veroorzaakt en niet op de seks an sich. Verdachte spreekt doorgaans met een meisje dat hij leuk vindt niet direct over zijn hiv-bestemming omdat hij daarmee zijn potentiële partner zou afschrikken. Daarnaast is het zo dat de ziekte door medicijngebruik zodanig onder controle is dat er thans slechts een zeer geringe kans is dat het virus wordt overgedragen. Ter staving daarvan heeft de verdediging een medische verklaring overgelegd. Volgens de verdediging heeft er bovendien tussen verdachte en [slachtoffer] enkel beschermde seks plaatsgehad. Er is dus geen reden om de hiv-besmetting als strafverzwarende omstandigheid in aanmerking te nemen.
Verder is aangevoerd dat verdachte niet eerder openheid van zaken heeft gegeven omdat hij zich in de setting van zijn detentie onvoldoende veilig voelde om te verklaren. Tot slot wordt geen aanleiding gezien voor behandeling, nu verdachte de fase van bagatellisering voorbij is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de volgende omstandigheden laten meewegen.
Verdachte heeft als 30-jarige man tussen 8 en 9 augustus 2013 in een hotel ten minste twee keer seksuele gemeenschap gehad met de 14-jarige [slachtoffer]. Zij hadden elkaar eerder ontmoet tijdens een vakantie in Hongarije en onderhielden sindsdien contact via zogenaamde whatsapp-berichten. Uit de feiten en omstandigheden, en met name uit de inhoud van deze whatsapp-berichten van verdachte aan die [slachtoffer] leidt de rechtbank – anders dan de verdediging - af dat verdachtes handelen niet zozeer gericht was op het aangaan van een affectieve relatie, maar veeleer op het hebben van seks met haar. Hij stuurde met dat doel aan op een ontmoeting in een hotel. De grote hoeveelheid whatsapp-berichten gaan over weinig anders. In ieder geval blijkt daaruit niet dat verdachte interesse had in het dagelijkse wel en wee van [slachtoffer]. Wel blijkt daaruit dat verdachte goed geïnformeerd was over de strafbaarheid van zijn handelen. Ruim een week voor de ontmoeting in het hotel – toen verdachte overigens nog een relatie had met een andere vrouw – stuurde hij aan [slachtoffer] het bericht dat ontuchtige handelingen met minderjarigen tussen de twaalf en zestien jaar verboden zijn zelfs als ze op vrijwillige basis plaatsvinden en dat dergelijke handelingen worden bedreigd met maximaal acht jaar gevangenisstraf. Art. 245 Sr strekt tot bescherming van minderjarigen tegen het ondergaan van ernstige seksuele handelingen en tegen misbruik van hun afhankelijkheid van en kwetsbaarheid ten opzichte van anderen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, wetende dat wat hij deed strafbaar was, heeft aangestuurd op het hebben van seks met [slachtoffer].
Nadat [slachtoffer] hem daarover had bevraagd, en nog voordat de seksuele gemeenschap met haar plaatshad, heeft verdachte gelogen over zijn hiv-besmetting. De rechtbank leidt uit de verklaringen van [slachtoffer] af dat verdachte ten minste éénmaal onbeschermde seks met haar heeft gehad. Zij ziet – anders dan de verdediging - geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dit onderdeel van de verklaringen, temeer nu de 14-jarige [slachtoffer] daarin zeer gedetailleerd over de gang van zaken met betrekking tot de onveilige seks heeft verklaard. De rechtbank rekent de verdachte – wat er ook zij van het mogelijk beperkte besmettingsgevaar – zeer aan dat hij zijn hiv-besmetting voor de 14-jarige [slachtoffer] welbewust heeft verzwegen én onbeschermde seks met haar heeft gehad en zo zijn eigen belangen boven die van [slachtoffer] heeft gesteld.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt de impact van het gebeuren op het leven van [slachtoffer]. Zij is verdrietig en teleurgesteld en haar vertrouwen is ernstig geschaad. Bovenal hebben zij en haar ouders maandenlang in spanning de –uiteindelijk gunstige - uitslag van een hiv-test af moeten wachten.
Verdachte heeft lange tijd geen openheid van zaken gegeven. Aanvankelijk ontkende hij de ontmoeting met [slachtoffer]. Later, tegenover de reclassering, heeft verdachte in strijd met de waarheid verteld dat hij na een dag optrekken met [slachtoffer] inzag dat zij te jong was en daarom geen seks met haar heeft gehad. Eerst ter terechtzitting heeft verdachte tegenover de rechtbank toegegeven tweemaal seks te hebben gehad met [slachtoffer]. Daarbij heeft verdachte duidelijk gemaakt dat hij weliswaar op de hoogte is van de strafbaarheid van zijn handelen, maar dat hij de strafwaardigheid daarvan niet inziet. De rechtbank heeft ook deze omstandigheden meegewogen bij de strafoplegging.
In het reclasseringsrapport van 31 december 2013 komt naar voren dat verdachte er een levensstijl op nahoudt waarin hij alleen wil doen waar hij zelf zin in heeft. Vanaf zijn 18e jaar heeft hij overmatig cannabis en amfetamine gebruikt. Sinds hij, mogelijk als gevolg van overmatig drugsgebruik, vier jaar geleden een herseninfarct kreeg, gebruikt hij geen amfetamine meer. Hij blowt af en toe en gebruikt geregeld overmatig alcohol. Onder invloed raakt hij seksueel ontremd. Hij heeft veel wisselende seksuele contacten gehad en heeft daarbij uiteindelijk hiv opgelopen. Zijn zelfcontrole op seksueel gebied lijkt beperkt. Hij houdt daarbij geen rekening met zichzelf of de ander. Ook zijn inlevingsvermogen is beperkt. Hij presenteert zich competent en vol zelfvertrouwen. Hij is gericht op eigen belang en heeft grote moeite met autoriteit. De reclassering adviseert aan verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting teneinde zijn seksuele gedrag onder controle te houden.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank houdt met deze omstandigheid ten gunste van de verdachte rekening.
Alles bijeengenomen komt de rechtbank met de officier van justitie tot het oordeel dat verdachte een ernstig feit is aan te rekenen, waarvoor een gevangenisstraf op zijn plaats is. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat reclasseringstoezicht en behandeling is aangewezen om gevaar voor herhaling te verminderen. Ter bevordering daarvan zal de rechtbank- anders dan door de officier van justitie is gevorderd – een groter deel van de gevorderde 12 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op straffen die in het verleden in min of meer vergelijkbare gevallen zijn opgelegd.
Tot slot zal de rechtbank aan verdachte – overeenkomstig de eis van de officier van justitie en ter bescherming van [slachtoffer] – een contactverbod opleggen. Art. 245 Sr strekt tot bescherming van minderjarigen tot 16 jaar. [slachtoffer] is inmiddels 15 jaar oud. De rechtbank is dan ook van oordeel dat met een contactverbod voor de duur van één jaar kan worden volstaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14c, 14c, 14d, 27, 245 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf maar nog niet de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland (Vivaldiplantsoen 200, 3353 JE Utrecht) stelt en zich daartoe binnen 2 dagen na zijn invrijheidstelling meldt bij Reclassering Nederland op Vivaldiplantsoen 200 te Utrecht en vervolgens gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland zal blijven. Daartoe moet hij aan elke oproep van de Reclassering Nederland gehoor geven. Hierna moet hij zich gedurende de proeftijd blijven melden zo vaak als de reclassering dat nodig acht.
5. zich laat behandelen bij De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen zal gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt.
6. gedurende de eerste 12 maanden van de proeftijd van twee jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer].
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mrs. G. Perrick en R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van drs. M.G.M. van Rijnstra, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2014.
Aanvulling:
De voorzitter en de rechters die over de zaak hebben geoordeeld zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen. De griffier is eveneens buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Deze aanvulling is getekend door mr. H.A. Brouwer, teamvoorzitter binnen de Afdeling Strafrecht van deze rechtbank, wegens ontstentenis van de voorzitter en de rechters die over de zaak hebben geoordeeld.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 08 augustus 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met [slachtoffer], geboren op [1998], die de
leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit of mede hebben
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij,
verdachte, vijf, althans één of meerdere malen, zijn penis in de vagina van
die [slachtoffer] gebracht en/of met zijn penis heen en weer gaande bewegingen
gemaakt in de vagina van die [slachtoffer];
art 245 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 18 februari 2014 (uit te werken bij appel)
3.Het schriftelijk stuk als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5, pagina 121;
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer], pagina’s 30, 31, 33;
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer], pagina’s 103-105;