4.3.1Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
BewijsmiddelenAangever heeft bij de politie verklaard dat hij werkzaam is voor een pizzarestaurant genaamd '[naam]', voor welk restaurant hij pizza's bezorgt. Meestal doet aangever dit op een scooter. Op 18 februari 2013 moest aangever op de [adres] nummer [nummer] in Wijk bij Duurstede een bestelling afleveren. Aangever is direct vanuit het restaurant naar de bovengenoemde locatie gereden. Op de [adres] aangekomen, heeft aangever zijn helm afgedaan en vervolgens is hij met de pizza naar de portiekdeur gelopen die open was. Toen aangever de portiek inliep, hoorde hij geschreeuw. Aangever hoorde dat het om de Nederlandse taal ging met een licht accent. Het klonk volgens aangever als straattaal. Aangever keek om en zag direct twee jongens staan. Een van de jongens liep direct op aangever af. In zijn rechterhand had hij een pistool. De jongen met het vuurwapen kwam op aangever afgelopen en pakte aangever vast bij zijn arm. De jongen met het vuurwapen zei vervolgens: "geef je geld". Aangever heeft toen de rits van zijn jas open gedaan en zijn portemonnee gepakt. Aangever wilde het geld er uit pakken, maar kennelijk duurde het de jongen met het pistool te lang, want hij trok vervolgens de hele portemonnee uit de handen van aangever. Aangever weet dat hij van zichzelf [nummer] euro bij zich had en verder zat er nog ongeveer 200 euro van de pizzeria in zijn portemonnee. Vervolgens zijn beide jongens weggerend. Aangever heeft met betrekking tot de signalementen dader 1 (met het pistool) omschreven als een licht getinte man, ongeveer 1.80m en met zwarte kleding en iets van een muts. De tweede jongen zou volgens aangever de gehele tijd op een meter of vijf zijn blijven staan en deze persoon heeft aangever omschreven als een getinte man, van ongeveer 1.70m en zwarte kleding.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 18 februari 2013 getuige is geweest van een overval op een pizzakoerier door twee jongens waarvan een jongen een pistool had.
De bewoners van de [adres] hebben op 18 februari 2013 geen pizza besteld.
Uit onderzoek historische verkeersgegevens bleek dat het nummer dat eindigt op *062 zowel op het mobiele nummer van de eigenaar van de pizzeria als op het nummer van de pizzeria heeft gebeld op 18 februari 2013 om 19:46:24. Verder is uit onderzoek naar voren gekomen dat de simkaart met bovengenoemd telefoonnummer was geplaatst in de telefoon met het imeinummer [nummer]. Uit analyse van de historische verkeersgegevens van dit imeinummer is gebleken dat het telefoonnummer dat eindigt op *571 in de telefoon met bovengenoemd imeinummer werd geplaatst van 1 februari 2013 tot en met 18 februari 2013 te 14.13 uur. Vervolgens werd op 18 februari 2013 te 19.46:06 uur de simkaart met het telefoonnummer dat eindigt op *062 in de telefoon geplaatst. Op 23 februari 2013 werd de simkaart met het telefoonnummer dat eindigt op *571 weer terug geplaatst in de telefoon.
Bureau Jeugdzorg heeft aan de politie verklaard dat verdachte onder het telefoonnummer dat eindigt op *571 bereikbaar is.
[getuige 3] heeft op dinsdag 9 april 2013 aan de politie verklaard dat hij van verdachte, zijn buurman, een tweetal mobiele telefoons ter reparatie gekregen had. De verbalisant zag dat [getuige 3] een tweetal mobiele telefoons, van het merk Blackberry en zwart van kleur uit zijn kluisje pakte. De verbalisant hoorde [getuige 3] zeggen dat deze telefoons van zijn buurman waren. Tevens vertelde [getuige 3] dat hij de mobiele telefoons voor het afgelopen weekend van zijn buurman had gekregen.
Een van de twee mobiele bovengenoemde telefoons betrof een Blackberry 8900, zwart van kleur en met het imeinummer [nummer].
Op de in beslag genomen telefoon bij [medeverdachte 1] worden foto's gevonden van het identiteitsbewijs en rijbewijs van aangever.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte de ten laste gelegde overval op de pizzakoerier in Wijk bij Duurstede heeft gepleegd. De rechtbank baseert dat oordeel op het volgende, in onderling verband en samenhang bezien. De aangifte, waaronder het door aangever opgegeven signalement en het feit dat er een loktelefoontje is gepleegd, waarbij vastgesteld kan worden dat bij de buurjongen van verdachte een telefoon is aangetroffen met een IMEI-nummer dat voor wat betreft de relevante eerste veertien cijfers hetzelfde is als het IMEI-nummer van het toestel waarmee (met een niet aan verdachte toe te schrijven mobiel nummer) de pizzeria is gebeld en waarvan vast is komen te staan dat de simkaart van verdachte een aantal uur voor de overval nog in dit toestel heeft gezeten en wederom in het toestel is geplaatst een aantal dagen na de overval. Daarnaast heeft de buurjongen van verdachte verklaard dat dit toestel door verdachte aan hem ter reparatie is overhandigd. Daar komt bij dat er op de telefoon van [medeverdachte 1], een vriend van verdachte, foto's zijn aangetroffen van het identiteitsbewijs en rijbewijs van aangever, die bij de overval buit zijn gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders zijn dan dat verdachte diegene is geweest die de ten laste gelegde gewelddadige overval (mede) heeft gepleegd. Het verweer van de verdediging dat de aan de politie afgelegde verklaring van Bureau Jeugdzorg, met betrekking tot het telefoonnummer van verdachte, onrechtmatig is verkregen, verwerpt de rechtbank. De rechtbank is, zoals reeds is overwogen onder 3.1., van oordeel dat noch uit de wet noch uit jurisprudentie volgt dat de verschoningsgerechtigde voogd gewezen dient te worden op haar verschoningsrecht. De rechtbank neemt hierbij mede in overweging dat de voogd van Bureau Jeugdzorg een professional betreft die wordt geacht op de hoogte te zijn van haar rechten. Derhalve zal de rechtbank dit bewijsmiddel niet uitsluiten voor het bewijs.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Aangever heeft op 20 januari 2013 bij de politie verklaard dat hij werkzaam is bij het Shell tankstation aan de [adres] te Wijk bij Duurstede. Aangever zag op bovengenoemde datum omstreeks 18.45 uur dat een man het tankstation binnen kwam lopen. Hij zag dat er op dat moment geen auto's buiten stonden bij de benzinepompen. Aangever zag dat het een blanke man was van tussen de 16 en 18 jaar, ongeveer 1.70m lang en een slank, beetje slungelig, postuur. Verder had de man een zwart Adidas vest aan met drie witte strepen op beide mouwen vanaf zijn schouder tot aan zijn pols. Aangever zag dat de man direct naar hem toe kwam gelopen en schreeuwde: "Dit is een overval, geef mij al je geld". Aangever wilde hem alleen een paar biljetten van 20 euro geven en hoopte dat de man hier genoeg aan zou hebben. Vervolgens riep de man meerdere keren: "snel, snel snel!" De man pakte een plastic tas uit zijn zak en zei tegen aangever: "Doe het in de tas!" Aangever hoorde dat de man goed Nederlands sprak, zonder accent. Aangever pakte vervolgens de tas en deed de briefjes er in. Aangever hoorde dat de man riep: "Meer!", "Sneller!" Vervolgens haalde de man een pistool uit de zak van zijn vest. Aangever zag dat hij het pistool op zijn buik/borst richtte. Vervolgens zag aangever dat de man met een hand de kassa vast greep en over de balie heen hing. Hij zag dat de man vervolgens geld uit de kassalade haalde. Vervolgens rende de man de winkel uit.
Uit onderzoek blijkt dat er 1.220,00 euro uit de kassalade is weggenomen. Verbalisanten hebben de camerabeelden van het tankstation uitgekeken en bevestigen het verhaal van aangever.
Op de telefoon van verdachte wordt een foto aangetroffen van drie jongens die op een bank zitten met bankbiljetten in hun hand. Ook wordt een foto aangetroffen van [medeverdachte 1] met een pistool.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij zeker weet dat verdachte de overval op de shop van het Shell tankstation in Wijk bij Duurstede heeft gepleegd. De getuige heeft verder verklaard dat hij die avond met verdachte en [medeverdachte 1] in zijn woning aan de [adres] te Wijk bij Duurstede was, toen verdachte op de opoefiets van de getuige de deur uitging. De getuige wist dat verdachte op dat moment een zwart (nep)wapen bij zich had. Verdachte bleef niet lang weg en bij terugkomst liet verdachte het geld zien. De getuige heeft verklaard: “Op het moment dat verdachte met dat geld binnen kwam, deden wij een beetje popi jopie. Mijn vriendin [A] heeft de foto gemaakt waarop verdachte, [medeverdachte 1] en ik op de bank in de woonkamer zitten met het geld van de overval.”
Getuige [getuige 4] heeft bevestigd dat zij de foto heeft gemaakt. Ook heeft zij verklaard dat verdachte een zwart Adidasjack heeft met witte strepen op de mouwen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat verdachte diegene is geweest die de Shell heeft overvallen. De getuige heeft verder verklaard dat verdachte die avond bij [getuige 1] en hem binnenkwam met een tas vol geld.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij op 1 maart 2013 aan het werk was in de Zeeman te Wijk bij Duurstede. Om 19.45 uur bevond aangeefster zich samen met haar collega[getuige 5] bijna achterin de winkel. Opeens hoorde aangeefster roepen: "dit is een overval, ik wil geld, opschieten snel!" Aangeefster zag een persoon met een zwarte bivakmuts op. Zij zag dat deze persoon een pistool in zijn rechterhand had. Zij zag dat hij donkere handschoenen aan had en dat hij zich agressief gedroeg. Hij was gehaast en bleef ook maar roepen dat zij geld moesten geven en dat het snel moest. Aangeefster zag dat de overvaller op haar en haar collega af kwam rennen. Op het moment dat hij bij hen was, bleef hij met zijn pistool op hen gericht. Aangeefster zei tegen de overvaller dat zij de kassalade wel zou inpakken. Omdat aangeefster geen sleutel had, riep zij haar collega. Vervolgens gingen zowel haar collega als de overvaller naar de kassa toe. Aangeefster zag dat haar collega achter de kassa ging staan en dat zij de kassalade uit de kassa haalde. Aangeefster zag dat de overvaller de kassalade in zijn hand had. In de andere hand had hij een pistool vast. Hij draaide zich in de richting van aangeefster en hij riep: "geld in de tas! Geld in de tas!" Aangeefster pakte vervolgens de kassalade over. Zij probeerde het geld in de plastic zak te doen. Een deel van het kleingeld viel naast de tas. Vervolgens zag zij dat de overvaller de plastic tas op de grond liet vallen en dat hij de kassalade van haar afpakte en de winkel uit rende en per fiets ervandoor ging.
Getuige [getuige 5] heeft het verhaal van aangeefster bevestigd.
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat de overval op de winkel Zeeman in Wijk bij Duurstede is gepleegd door verdachte. De getuige heeft verder verklaard dat [medeverdachte 1], verdachte en hijzelf die avond in zijn woning waren. Verdachte ging alleen de deur uit en pakte de fiets van getuige. Hij heeft ook verklaard dat verdachte zei dat hij naar de Zeeman ging om een overval te plegen. De getuige zag dat verdachte een balletjespistool mee naar buiten nam. Volgens de getuige had verdachte inderdaad een zwart jack aan met witte strepen over de mouwen. Verdachte bleef niet lang weg. Toen hij terugkwam, zag de getuige dat verdachte een witte kassalade in zijn hand had.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op die avond bij [getuige 1] thuis zat samen met de vriendin van [getuige 1]. Vervolgens kwam verdachte binnen. Hij had geld bij zich toen hij binnenkwam. Verdachte had die avond een spijkerbroek aan met daarop een donkerkleurige sweater met capuchon.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 en 3
De rechtbank is, gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde overvallen op respectievelijk het Shell tankstation en de Zeeman heeft gepleegd. Er ligt in beide gevallen een aangifte met daarbij de belastende verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte 1], waarbij de verklaringen van [getuige 1] zeer specifiek zijn en overeenkomen met details uit de aangiftes. Ook is er duidelijk sprake van eenzelfde modus operandi.
Het verweer van de verdediging dat de verklaringen van zowel [getuige 1] als ook die van [medeverdachte 1] moeten worden uitgesloten van het bewijs, verwerpt de rechtbank. De rechtbank stelt daartoe vast dat de getuigenverklaringen van[getuige 1] niet zijn afgenomen volgens de regelgeving welke is vastgelegd in de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (AVR). De ten laste gelegde feiten betreffen misdrijven met een strafbedreiging van 12 jaar of meer. De rechtbank constateert dat de getuigenverklaringen van[getuige 1] in Houten en in Doorn niet auditief zijn geregistreerd en dat dit formeel wel had moeten gebeuren. Voorts constateert de rechtbank dat geen van de verklaringen van getuigen in deze zaak auditief zijn geregistreerd. De rechtbank is echter van oordeel dat niet is gebleken van doelbewust omzeilen of negeren van de aanwijzing AVR tijdens het getuigenverhoor van[getuige 1]. De rechtbank zal derhalve constateren dat er sprake is van een vormverzuim, echter zal zij hieraan niet het gevolg van bewijsuitsluiting verbinden. De rechtbank is verder van oordeel dat uit de verklaringen van[getuige 1] niet is gebleken van de toepassing van ongeoorloofde druk. Ook ziet de rechtbank verder geen aanleiding om aan te nemen dat hij bezijden de waarheid heeft verklaard, integendeel de rechtbank acht zijn verklaring juist betrouwbaar en overweegt daartoe dat getuige [getuige 1] eerst weigerde een verklaring af te leggen over hetgeen hij wist met betrekking tot de aan verdachte ten laste gelegde feiten, maar later toch is gaan verklaren en vanaf dat moment zowel bij de politie als ook bij de rechter-commissaris consistent heeft verklaard over het feit dat verdachte, ondanks het feit dat [getuige 1] bevriend is met de verdachte, diegene zou zijn die bij het ten laste gelegde betrokken zou zijn geweest en zonder daarbij zijn eigen aandeel kleiner te maken of buiten beschouwing te laten. Daar komt bij dat de verklaring van [getuige 1] op veel (specifieke) onderdelen steun vindt bij andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is verder van oordeel dat niet is gebleken dat de politie reeds op de hoogte was van de inhoud van de tapgesprekken van de ouders van [medeverdachte 1] ten tijde van het bezoek van [X ], de moeder van [medeverdachte 1], aan haar zoon. Voorts is niet gebleken dat de politie doelbewust de regels dienaangaande heeft overtreden. De rechtbank zal derhalve niet tot bewijsuitsluiting overgaan van de verklaring van [medeverdachte 1].