ECLI:NL:RBMNE:2014:964

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2014
Publicatiedatum
13 maart 2014
Zaaknummer
UTR 13-3027-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake wijziging van dienstverband van een docent en motiveringsgebrek bij besluitvorming

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 14 maart 2014, wordt de zaak behandeld van eiseres, een docente, die in beroep is gegaan tegen een besluit van de Stichting Gemeentelijk Gymnasium Hilversum. Het primaire besluit, genomen op 27 april 2012, beëindigde haar dienstverband per 1 augustus 2012. Dit besluit werd echter op 12 juni 2012 ingetrokken, waarna eiseres een tijdelijke aanstelling voor bepaalde tijd werd aangeboden. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 juli 2012, waarin haar vaste aanstelling werd omgezet naar een tijdelijke aanstelling. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door de verweerster. De rechtbank stelt vast dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres haar bezwaar daadwerkelijk heeft ingetrokken, ondanks een gespreksverslag waarin dit zou zijn vermeld. De rechtbank concludeert dat de verweerster niet adequaat heeft gereageerd op de bezwaren van eiseres en dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd, in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank biedt de verweerster de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen vier weken na verzending van de tussenuitspraak. De verdere beslissing wordt aangehouden tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 13/3027-T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2014 in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres
en
Stichting Gemeentelijk Gymnasium Hilversum, verweerster
(gemachtigde: mr. S. Geerdink).

Procesverloop

Bij besluit van 27 april 2012 (het primaire besluit) heeft verweerster eiseres meegedeeld dat haar dienstverband als docent [docente] met ingang van 1 augustus 2012 wordt beëindigd.
Bij besluit van 12 juni 2012 is het ontslagbesluit van 27 april 2012 ingetrokken.
Bij besluit van 6 juli 2012 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat de aanstelling in vaste dienst van 1 augustus 2010 wijzigt in een aanstelling voor bepaalde tijd tot 1 augustus 2012. Aansluitend wordt een nieuwe tijdelijke aanstelling aangeboden van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2013. Daarbij wordt eiseres opgedragen om een onderwijsbevoegdheid te behalen en haar functioneren op nader aan te geven verbeterpunten te verbeteren.
Bij besluit van 4 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, althans ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, de heer [A] . Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens verweerster waren voorts ter zitting aanwezig [B] en [C] .

Overwegingen

1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt voor 1 januari 2013.
2.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Verzoekster werkte vanaf januari 2008 als docent [docente] bij het Gemeentelijk Gymnasium Hilversum (GGH). Zij werkte daar vanaf augustus 2008 in een vast dienstverband. Bij besluit van 27 april 2012 heeft verweerster de vaste aanstelling van verzoekster beëindigd. Dit besluit is vervolgens, nadat verzoekster daartegen bezwaar had gemaakt, bij besluit van 12 juni 2012 ingetrokken. Bij besluit van 6 juli 2012 is de aanstelling van eiseres in vaste dienst van 1 augustus 2010 gewijzigd in een aanstelling voor bepaalde tijd tot 1 augustus 2012. Aansluitend wordt een nieuwe tijdelijke aanstelling aangeboden van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2013. In een mailbericht van 16 mei 2013 heeft eiseres aan verweerster verzocht om haar bezwaarschrift te behandelen. Verweerster heeft hierop het bezwaarschrift verder behandeld en het bestreden besluit genomen.
3.
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of het bezwaarschrift van eiseres van 6 juni 2012 als ingetrokken moet worden beschouwd.
4.
Verweerster heeft in het bestreden besluit gesteld dat eiseres tijdens een gesprek op 11 juli 2012 heeft verklaard het bezwaar te zullen intrekken. Eiseres heeft een verslag van dat gesprek, waarin deze mededeling is vermeld, getekend. Subsidiair is verweerster van mening dat eiseres geen belang meer heeft bij het bezwaar omdat het besluit, waartegen in bezwaar is opgekomen, is ingetrokken.
5.
Eiseres stelt dat zij dit gespreksverslag onder dwang heeft getekend en in latere contacten met verweerder erop heeft gewezen dat zij het bezwaar niet wenste in te trekken
6.
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit, waarbij het dienstverband van eiseres is beëindigd en waartegen eiseres in bezwaar is opgekomen, door verweerder is ingetrokken bij besluit van 12 juni 2012. Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 6 juli 2012 de aanstelling van eiseres in vaste dienst van 1 augustus 2010 gewijzigd in een aanstelling voor bepaalde tijd tot 1 augustus 2012. Aansluitend wordt een nieuwe tijdelijke aanstelling aangeboden van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2013. Voorts stelt de rechtbank vast dat zich in het dossier een verslag bevindt van een gesprek van 11 juli 2012 tussen eiseres en een delegatie van verweerder, waarin is vermeld “het ingediende bezwaar zal worden ingetrokken”. Dit verslag is voorzien van een handtekening van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat aan het ondertekenen van dit verslag niet de conclusie kan worden verbonden dat het bezwaar tussen partijen als ingetrokken dient te worden beschouwd. De formulering in het gespreksverslag van 11 juli 2012 laat ruimte voor een -nog te volgen- daadwerkelijke intrekking van het bezwaar. De rechtbank heeft daarbij ook het volgende in de beoordeling betrokken.
7.
Bij de stukken bevindt zich een verslag van een gesprek van 28 augustus 2012, waarin onder meer is vermeld dat verweerder eiseres heeft gewezen op de toezegging dat zij het bezwaar zou intrekken, maar dat dat “tot op heden” nog niet is gebeurd.
Verweerder geeft eiseres in overweging haar bezwaar alsnog in te trekken. De rechtbank leidt daaruit af dat verweerder het bezwaar van eiseres op dat moment kennelijk niet als ingetrokken beschouwde. De stelling van verweerder dat eiseres haar bezwaar heeft ingetrokken, kan dan ook niet worden gevolgd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder ten onrechte het bezwaar van eiseres niet ontvankelijk heeft verklaard.
8.
De rechtbank komt thans toe aan de beoordeling van de subsidiaire grondslag van het bestreden besluit, waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard.
9.
Tussen partijen is niet in geschil dat het besluit van 27 april 2012 bij besluit van 12 juni 2012 is ingetrokken. Voorts is niet in geschil dat verweerder op 6 juli 2012 een nieuw besluit heeft genomen, waarbij de vaste aanstelling van eiseres is omgezet naar een tijdelijke aanstelling voor de duur van één jaar en daarbij nadere voorwaarden zijn gesteld.
10.
Ingevolge de artikelen 6:18 en 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft een bezwaar van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking of wijziging van het bestreden besluit, tenzij dat besluit aan het bezwaar geheel tegemoet komt. Gezien de gronden van bezwaar is het bezwaar gericht tegen een wijziging van het sedert augustus 2008 bestaande vaste dienstverband. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bezwaar van eiseres zich tevens richt tegen het besluit van 6 juli 2012.
11.
In het kader van de eiseres toekomende rechtsbescherming kan verweerders stelling, dat eiseres met de brief van 9 juli 2012 en het ondertekenen van de nieuwe akte van aanstelling op 12 september 2012 haar bezwaren tegen het besluit van 6 juli 2012 kennelijk niet langer handhaafde, niet worden aanvaard. Het ingaan op het aanbod voor een tijdelijke aanstelling voor de duur van een jaar staat er niet aan in de weg dat eiseres haar bezwaren tegen de wijziging van de vaste aanstelling overeind heeft gehouden. Gelet hier op had het op de weg van verweerder gelegen om inhoudelijk, en niet slechts kort ten overvloede, te reageren op de door eiseres naar voren gebrachte bezwaren, in het licht van het besluit van 6 juli 2012. Nu verweerder dit heeft nagelaten, is het besluit dus in strijd met artikel 7:12 van de Awb niet deugdelijk gemotiveerd.
12.
Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Ter zitting is namens verweerder kenbaar gemaakt van die gelegenheid gebruik te zullen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraakteneinde verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.,
13.
Nadat verweerder gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. Indien verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
14.
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877).
15.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- - stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.K. Nihot, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins-Langedijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.