In deze zaak, die op 12 september 2014 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderde de besloten vennootschap Interwork Bouwbedrijven B.V. (hierna: Interwork) in kort geding dat de gedaagde, die werkzaamheden verrichtte voor de gemeente [gemeente], [stadsdeel], zou worden veroordeeld om de overtreding van een relatiebeding te staken. De gedaagde had op 31 maart 2014 een freelance overeenkomst met Interwork gesloten, waarin een relatiebeding was opgenomen dat hem verbood om zonder schriftelijke toestemming van Interwork werkzaamheden te verrichten voor de relaties van Interwork gedurende de looptijd van de overeenkomst en tot één jaar na afloop daarvan.
De procedure begon met een dagvaarding en mondelinge behandeling op 29 augustus 2014. Interwork stelde dat de gedaagde in strijd met het relatiebeding handelde door werkzaamheden te verrichten voor de gemeente [gemeente], [stadsdeel], terwijl de gedaagde betwistte dat hij het relatiebeding overtrad, omdat het beding volgens hem alleen betrekking had op de specifieke relatie die in de overeenkomst was genoemd.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het relatiebeding inderdaad uitsluitend betrekking had op de gemeente [gemeente], [stadsdeel], en dat de gedaagde geen overtreding beging door werkzaamheden voor [stadsdeel] te verrichten. De rechter concludeerde dat de vordering van Interwork niet voldoende aannemelijk was om te worden toegewezen, en wees de vordering af. Interwork werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die tot dat moment waren begroot op € 1.135,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.