In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen IMKO Opleidingen B.V. en een gedaagde, die een opleidingsovereenkomst had gesloten voor een beroepsopleiding tot kapster. De gedaagde had de opleiding geannuleerd wegens gezondheidsklachten en stelde dat zij op grond van onvoorziene omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 6:258 BW, de overeenkomst diende te ontbinden. IMKO vorderde betaling van het volledige cursusgeld, terwijl de gedaagde verweer voerde en haar betalingsverplichting wilde laten ontbinden.
De rechtbank oordeelde dat de gedaagde gehouden was aan de annuleringsvoorwaarden die in de algemene voorwaarden van IMKO waren opgenomen. De gedaagde had de opleiding op 9 januari 2012 gestart en had op 31 oktober 2012 geannuleerd. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde niet had kunnen voorzien dat de opleiding lichamelijk te zwaar voor haar zou zijn en dat de gezondheidsklachten niet als onvoorziene omstandigheden konden worden aangemerkt die tot ontbinding van de overeenkomst konden leiden. De rechtbank wees de vordering van IMKO toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van € 7.226,49, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
In reconventie wees de rechtbank de vorderingen van de gedaagde af, waarbij werd geoordeeld dat de gedaagde niet in haar recht stond om de overeenkomst te ontbinden of haar betalingsverplichting te wijzigen. De rechtbank benadrukte dat de gedaagde de kosten van de opleiding diende te voldoen, conform de voorwaarden die bij de overeenkomst waren overeengekomen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter M.C.P. de Ridder.