3.3
Als tweede argument tegen het kortingsbesluit, heeft [eiser] aangevoerd dat de korting in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (ERVRM). Door de korting is zijn eigendom, bestaande uit zijn opgebouwde pensioenrechten, geschonden. De pensioenfondsen, zoals PNO, kunnen, naar [eiser] heeft gesteld, als overheden worden aangemerkt dan wel moeten deze daarmee gelijk worden gesteld. De pensioenfondsen dienen volgens hem, gelet op het uitermate strakke toezicht van DNB, waardoor zij nauwelijks beleidsvrijheid hebben, als een verlengstuk van DNB te worden aangemerkt. Daarnaast is volgens [eiser] van belang dat pensioenfondsen een monopoliepositie op de markt hebben, hetgeen met name blijkt uit de verplichtstellingsbesluiten, waardoor bedrijven uit een bepaalde sector automatisch zijn aangesloten bij een bepaald pensioenfonds.
Het voormelde argument van [eiser] gaat naar het oordeel van de kantonrechter evenmin op. Ingevolge vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) biedt voormeld artikel bescherming tegen handelen van overheidsinstellingen en moeten daaronder verstaan worden instellingen die een publieke taak uitoefenen, die bij wet is toegekend. Daarvan is bij PNO geen sprake. PNO is immers niet meer dan een stichting, die is opgericht door de betrokken werkgevers- en werknemersorganisaties in de bedrijfssector media, ter uitvoering van de door de werkgevers en werknemers in die sector vrijwillig afgesloten pensioenovereenkomsten, waarbij geldt dat de aansluiting bij PNO niet wettelijk verplicht is gesteld. Dat PNO als pensioenfonds onder toezicht staat van DNB en dat PNO zich bij de uitvoering van haar taken dient te houden aan wettelijke regels, doet daar niets aan af. Dat maakt nog niet dat zij als overheidsinstelling in de voormelde zin dient te worden aangemerkt. Het voormelde argument gaat bovendien niet op nu volgens de tekst van het voormelde artikel 1 en vaste rechtspraak van het EHRM artikel 1 geen absolute bescherming biedt. Een inbreuk op het eigendomsrecht is namelijk geoorloofd indien deze bij wet is voorzien, noodzakelijk en proportioneel is. In casu is in de korting op de pensioenaanspraken van [eiser] bij wet, te weten in artikel 134 Pensioenwet, voorzien. Verder was de korting, naar PNO onbetwist heeft gesteld, noodzakelijk, omdat zij niet tijdig beschikte over het vereiste MVEV. Voor wat betreft het proportionaliteitsvereiste heeft te gelden, gelijk ook PNO uitvoerig uiteen heeft gezet, dat enerzijds overheden een ruime beoordelingsvrijheid hebben bij het nemen van maatregelen die een inbreuk maken op eigendom, maar dat anderzijds geen sprake mag zijn van een onevenredige last bij de benadeelde. Niet kan worden gezegd dat het kortingsbesluit een onevenredige last voor [eiser] oplevert. Zijn kale, verder niet toegelichte stelling, dat, gezien zijn lage inkomen, die korting niet als beperkt kan worden aangemerkt, kan die conclusie in elk geval niet rechtvaardigen, te meer nu uit productie 2 bij dagvaarding is op te maken dat de korting voor [eiser] heeft geleid tot een verlaging van zijn jaarlijkse bruto pensioen van een bedrag van € 7.769,00 naar een bedrag € 7.504,85, oftewel tot een verlaging van zijn maandelijkse bruto pensioen met een bedrag van € 22,01. Ook niet in samenhang met zijn vage, te algemene en niet op zijn persoonlijke financiële situatie toegespitste betoog dat ten gevolge van fiscale repressiemaatregelen, belastingverhogingen en verhogingen als gevolg van de overheveling van centrale overheidstaken naar gemeenten, een aanzienlijk koopkrachtverlies bij de Nederlandse bevolking is opgetreden, kan gezegd worden dat de korting heeft geleid tot een onevenredige last voor hem.
Kortom, ook de stelling van [eiser] dat de korting van 3,4 % op zijn pensioenaanspraken in strijd is met artikel 1 van het eerste Protocol van het EVRM kan niet tot vernietiging van het kortingsbesluit leiden. De door hem in dit verband nog gemaakte vergelijking met de certificaathouders van SNS-bank maakt dit niet anders. Die vergelijking gaat mank. Die certificaathouders kunnen op grond van artikel 6:8 lid 1 Wet op het Financieel Toezicht aanspraak maken op schadevergoeding, omdat hun effecten onteigend worden door de Minister van Financiën. Nog daargelaten of, zoals [eiser] heeft gesteld en PNO heeft betwist, zijn Uniform Pensioen Overzicht als een effect in de zin van artikel 1.1. van de Wet op het Financieel Toezicht kan worden aangemerkt, de Pensioenwet voorziet niet in een recht op schadevergoeding bij korting van de pensioenaanspraken. Artikel 134 Pensioenwet verschaft juist, indien noodzakelijk, een wettelijke basis voor korting. Toekenning van schadevergoeding door PNO zou het doel van de korting ook ondergraven.