In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Midden-Nederland, is een geschil ontstaan tussen twee besloten vennootschappen, [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V., over de vervulling van een ontbindende voorwaarde in een koopovereenkomst. De rechtbank heeft op 30 april 2014 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het vonnis voortbouwt op een eerder tussenvonnis van 9 oktober 2013. In het tussenvonnis werd [gedaagde] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs met betrekking tot de inspanningsverbintenis die in de akte van 10 juni 2005 was opgenomen. [gedaagde] heeft echter geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, waardoor de rechtbank oordeelt dat de inspanningsverbintenis enkel betrekking heeft op het bereiken van overeenstemming over het project Drachten Oost.
De rechtbank constateert dat [eiseres] heeft voldaan aan de verplichtingen uit de akte en dat er geen vervangend project is geleverd. Dit leidt tot de conclusie dat de ontbindende voorwaarde is vervuld, waardoor [eiseres] zich kan beroepen op ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank wijst het eerste deel van de vordering toe, waarin [eiseres] verzoekt om terugbetaling van de koopsom van EUR 350.000,-. Daarnaast is [gedaagde] verplicht om de handelsrente te betalen vanaf 2 april 2012.
De rechtbank wijst echter de vordering van [eiseres] tot terugbetaling van de betaalde BTW af, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De proceskosten worden aan de zijde van [eiseres] begroot op EUR 7.697,17, die door [gedaagde] moeten worden vergoed. De uitspraak bevestigt de rechtspositie van [eiseres] en onderstreept het belang van het naleven van contractuele verplichtingen.