ECLI:NL:RBMNE:2014:7696

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2014
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
C/16/335415 / HL ZA 13-9
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervulling ontbindende voorwaarde koopovereenkomst en terugbetaling koopsom

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Midden-Nederland, is een geschil ontstaan tussen twee besloten vennootschappen, [eiseres] B.V. en [gedaagde] B.V., over de vervulling van een ontbindende voorwaarde in een koopovereenkomst. De rechtbank heeft op 30 april 2014 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het vonnis voortbouwt op een eerder tussenvonnis van 9 oktober 2013. In het tussenvonnis werd [gedaagde] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs met betrekking tot de inspanningsverbintenis die in de akte van 10 juni 2005 was opgenomen. [gedaagde] heeft echter geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, waardoor de rechtbank oordeelt dat de inspanningsverbintenis enkel betrekking heeft op het bereiken van overeenstemming over het project Drachten Oost.

De rechtbank constateert dat [eiseres] heeft voldaan aan de verplichtingen uit de akte en dat er geen vervangend project is geleverd. Dit leidt tot de conclusie dat de ontbindende voorwaarde is vervuld, waardoor [eiseres] zich kan beroepen op ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank wijst het eerste deel van de vordering toe, waarin [eiseres] verzoekt om terugbetaling van de koopsom van EUR 350.000,-. Daarnaast is [gedaagde] verplicht om de handelsrente te betalen vanaf 2 april 2012.

De rechtbank wijst echter de vordering van [eiseres] tot terugbetaling van de betaalde BTW af, omdat deze onvoldoende onderbouwd is. De proceskosten worden aan de zijde van [eiseres] begroot op EUR 7.697,17, die door [gedaagde] moeten worden vergoed. De uitspraak bevestigt de rechtspositie van [eiseres] en onderstreept het belang van het naleven van contractuele verplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civielrecht
Zittingsplaats Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/335415 / HL ZA 13-9
Vonnis van 30 april 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C.J. de Tombe te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P. Wanders te Amsterdam.
Partijen zullen hierna wederom [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 oktober 2013
  • het bericht aan de zijde van [gedaagde] van 26 februari 2014 dat geen stukken zullen worden overgelegd en dat vonnis wordt gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen in het vonnis van 9 oktober 2013 (hierna: het tussenvonnis) is overwogen en beslist.
2.2.
In het tussenvonnis is [gedaagde] toegelaten tot het tegenbewijs van het voorshands bewezen geachte feit dat de inspanningsverbintenis, genoemd in artikel II. lid 4. van de akte van 10 juni 2005, alleen ziet op het bereiken van inhoudelijke overeenstemming tussen [eiseres] en Bouwfonds over de marktconforme prijs en kwaliteit met betrekking tot het realiseren van het project Drachten Oost.
2.3.
[gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid tot het leveren van tegenbewijs. Daaruit volgt dat in de onderhavige procedure bewezen wordt geacht dat de inspanningsverbintenis alleen ziet op het bereiken van overeenstemming over het project Drachten Oost. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] heeft voldaan aan de in artikel II. lid 4. van de akte vermelde verplichting om zich in te spannen voor het bereiken van overeenstemming over het project Drachten Oost.
2.4.
Tussen partijen is evenmin in geschil dat [eiseres] geen vervangend project heeft geleverd gekregen. Dat betekent dat voldaan is aan de ontbindende voorwaarde uit de akte, zodat [eiseres] zich met succes kan beroepen op ontbinding van de in de akte vastgelegde overeenkomst. Het eerste deel van de vordering is toewijsbaar.
2.5.
Ingevolge artikel II. lid 3. van de akte is [gedaagde] bij ontbinding verplicht onverwijld aan [eiseres] de koopsom van EUR 350.000,- terug te betalen. Daaruit volgt dat de vordering tot terugbetaling van de koopsom eveneens dient te worden toegewezen.
2.6.
In de akte is verder bepaald:
“Indien alsdan omzetbelasting is verschuldigd, is deze door [gedaagde] verschuldigd boven de genoemde te restitueren koopsom”.
2.7.
[eiseres] vordert naast betaling van de koopsom tevens betaling van 21% BTW over de koopsom. Volgens haar is destijds BTW betaald en moet deze worden terugbetaald. Ter comparitie is door de raadsman van [eiseres] verklaard dat er -subsidiair- wellicht een mogelijkheid is de levering van 2005 “fiscaal te niet te doen”.
2.8.
[gedaagde] betwist dat (21%) BTW verschuldigd is over de koopsom.
2.9.
Gelet op de betwisting door [gedaagde] heeft [eiseres] haar stelling dat door [gedaagde] 21% BTW verschuldigd zal zijn over de hoofdsom, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De vordering met betrekking tot BTW zal daarom worden afgewezen. De gevorderde handelsrente zal worden toegewezen nu deze niet specifiek is betwist.
2.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op
explootkosten EUR 76,17
vast recht EUR 3.621,00
advocaatkosten
EUR 4.000,00(2pt x tarief 2.000,00)
totaal EUR 7.697,17

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat de in artikel II. lid 3. van de akte van 10 juni 2005 opgenomen ontbindende voorwaarde is vervuld en dat [eiseres] de ontbindende voorwaarde terecht op 19 maart 2012 jegens [gedaagde] heeft ingeroepen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een bedrag te betalen van EUR 350.000,- te vermeerderen met de handelsrente ex artikel 6:119a BW, vanaf 2 april 2012, tot de dag der volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 7.697,17, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2014.