ECLI:NL:RBMNE:2014:7659

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
2548850 LC EXPL 13-4715
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van gefactureerde bedragen uit overeenkomst voor magazineproductie

In deze civiele zaak heeft eiser, [bedrijfsnaam], een vordering ingesteld tegen gedaagde, Habivitaal Groep B.V., voor betaling van gefactureerde bedragen die voortvloeien uit een overeenkomst voor de productie van een magazine. De kantonrechter heeft op 28 mei 2014 vonnis gewezen in Lelystad, waarbij de vordering van eiser werd beoordeeld. Eiser vorderde een totaalbedrag van € 12.201,34, bestaande uit hoofdsommen van facturen, wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De procedure omvatte een tussenvonnis van 19 februari 2014 en correspondentie tussen de gemachtigden van beide partijen. Gedaagde is niet verschenen ter comparitie, wat de kantonrechter de mogelijkheid gaf om de niet betwiste stellingen van eiser als vaststaand aan te nemen. De kantonrechter constateerde dat de dagvaarding een foutieve berekening bevatte, maar dat de vordering op andere punten voldoende onderbouwd was. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde de kosten van advertenties verschuldigd was aan eiser, evenals de meerkosten die voortvloeiden uit vertraging en extra correctierondes. Uiteindelijk werd de vordering van eiser toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken door mr. A.W.M. van Hoof en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling civiel recht
kantonrechter
zitting houdend te Lelystad
Zaak- en rolnummer: 2548850 LC EXPL 13-4715
Datum vonnis: 28 mei 2014
Vonnis in de zaak van
[eiser],
(mede) h.o.d.n. [bedrijfsnaam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. G.D. te Biesebeek,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HABIVITAAL GROEP B.V.,
gevestigd te Emmeloord,
gedaagde,
gemachtigde mr. J.M.M. Pater.
Partijen zullen hierna [bedrijfsnaam] en Habivitaal genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 februari 2014
  • de brief van mr. Pater van 29 april 2014 met 1 productie
  • de brief van mr. Te Biesebeek van 6 mei 2014 met producties
  • de brief van mr. Pater van 14 mei 2014 met bericht dat zij zich heeft onttrokken als advocaat van Habivitaal en dat Habivitaal niet ter comparitie zal verschijnen
  • het proces-verbaal van comparitie van 14 mei 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
[bedrijfsnaam] vordert veroordeling van Habivitaal tot betaling van € 12.201,34 (hoofdsommen factuurbedragen van € 10.224,50 en € 605,00, € 389,90 wegens wettelijke handelsrente tot en met 23 oktober 2013 en € 955,03 wegens buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met verdere wettelijke handelsrente en de proceskosten. Aan de vordering legt [bedrijfsnaam] ten grondslag dat hij in opdracht van Habivitaal een magazine heeft geproduceerd. De gefactureerde bedragen is Habivitaal uit hoofde van de daaraan ten grondslag gelegde overeenkomst en nadere afspraken verschuldigd.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter constateert dat in de dagvaarding bedragen niet goed zijn verrekend (€ 12.201,34 moet € 12.174,43 zijn).
3.2.
Hoewel deugdelijk opgeroepen is Habivitaal niet ter comparitie verschenen. Daaruit mag de kantonrechter de gevolgtrekking maken die hij geraden acht (artikel 88, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). In dit geval brengt het niet-verschijnen mee, dat de kantonrechter van de juistheid van (een aantal) niet of onvoldoende betwiste stellingen van [bedrijfsnaam] moet uitgaan.
3.3.
Als onvoldoende weersproken moet als vaststaand worden aangenomen dat partijen zijn overeengekomen dat Habivitaal aan [bedrijfsnaam] de kosten van via haar geregelde dan wel door haar ‘weggegeven’ advertenties aan [bedrijfsnaam] verschuldigd is, omdat [bedrijfsnaam] in die gevallen de advertentietarieven niet in rekening kan brengen bij die adverteerders. Deze afspraak ligt ten grondslag aan de verschuldigdheid van de factuur met nummer 2012298 van 1 juli 2013 (€ 605,00) en aan de advertentiekosten die zijn opgenomen in de factuur met nummer 2012309 van 8 juli 2013 (€ 9.300,00 excl. BTW).
3.4.
Aan de meerkosten wegens uitstel die zijn opgenomen in de factuur met nummer 2012309 (ad € 2.000,00 excl. BTW) heeft [bedrijfsnaam] ten grondslag gelegd dat de planning vertraagd is doordat een directeur van Habivitaal op vakantie ging en de andere directeur teksten te laat had aangeleverd. Vergoeding van deze kosten was afgesproken, aldus [bedrijfsnaam]. Dit is niet voldoende weersproken en moet dus als vaststaand worden aangenomen. De kosten van vertraging, die verder niet zijn betwist, moeten daarom worden toegewezen.
3.5.
Aan de meerkosten wegens extra correctie rondes en te veel opgemaakte pagina’s die zijn opgenomen in de factuur nummer 2012309 (ad € 1.800,00 excl. BTW) heeft [bedrijfsnaam] ten grondslag gelegd dat Habivitaal teksten te laat heeft aangeleverd en te veel pagina’s heeft laten opmaken, alsmede dat ook van deze meerkosten is afgesproken dat Habivitaal die zou voldoen. Ook dit is onvoldoende weersproken en moet dus als vaststaand worden aangenomen.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat de beide factuurbedragen die nog openstaan (samen € 10.829,50), moeten worden toegewezen.
3.7.
Bij te late betaling is op grond van de wet rente verschuldigd. Het als vervallen handelsrente gevorderde bedrag is niet betwist en moet dus worden toegewezen, evenals de verdere rente, waarvan de wettelijke handelsrente over de hoofdsom kan worden toegewezen en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf de dag der dagvaarding.
3.8.
Omdat het verzuim van alle facturen na 1 juli 2012 is ingetreden, geldt voor buitengerechtelijke incassokosten de wettelijke regeling die op 1 juli 2012 in werking is getreden. Omdat partijen zakelijke partners zijn, geldt niet de wel voor consumenten geldende eis van een zogenaamde 14 dagen brief (artikel 6:96, zesde lid, BW). Er is sprake van correspondentie, dus van incassohandelingen. De rechter kan die niet verder toetsen.
3.8.1.
Het bedrag dat ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is, is niet betwist, behoudens met de opmerking dat de eerste factuur (die is meegenomen) is betaald. Dat laatste is niet in geschil, maar [bedrijfsnaam] hanteert een volgens haar overeengekomen betaaltermijn van veertien dagen, Habivitaal heeft in haar emailbericht van 7 juni 2013 betaling per omgaande zonder betalingstermijn in acht te nemen toegezegd, en Habivitaal heeft nadien aangekondigd de factuur pas op 31 juli 2013 te betalen (productie 7 bij antwoord, welke betaaldatum als vaststaand wordt aangenomen nu die niet is betwist), hetgeen zowel na de betaaltermijn van veertien dagen is als na de betaaltermijn, genoemd in artikel 6:119a, tweede lid, BW. Ook ten aanzien van deze factuur was Habivitaal dus in verzuim, zodat dit factuurbedrag mag worden meegenomen bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding.
3.9.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij moet Habivitaal in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt Habivitaal tegen bewijs van kwijting aan [bedrijfsnaam] te betalen een bedrag van € 10.829,50 in hoofdsom, € 389,90 wegens wettelijke handelsrente tot en met 23 oktober 2013 en € 955,03 wegens buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over de hoofdsom vanaf 24 oktober 2013 tot de dag van algehele voldoening en met de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten vanaf 7 november 2013;
4.2.
veroordeelt Habivitaal in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [bedrijfsnaam] vastgesteld op € 600,00 voor salaris gemachtigde, € 81,27 voor kosten van de dagvaarding en € 213,00 voor griffierecht;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2014.