ECLI:NL:RBMNE:2014:7651

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
29 juli 2016
Zaaknummer
C/16/364874 / HA RK 14-50
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking verzoekschrift tot machtiging woning te gelde te maken

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 15 oktober 2014, wordt een verzoek behandeld dat strekt tot machtiging om een woning te gelde te maken of de overdeelde helft over te nemen voor de geschatte waarde. De zaak betreft een verzoekschrift ex artikel 3:174 BW, waarbij de rechtbank verwijst naar een eerdere beschikking van 18 juli 2014. De partijen, aangeduid als verzoeker en verweerster, hebben overeenstemming bereikt over de benoeming van een deskundige, de heer P. Dijkstra, verbonden aan Dijkstra Makelaars Taxateurs te Utrecht, die zal worden belast met het vaststellen van de actuele vrije verkoopwaarde van de woning en de huidige situatie op de woningmarkt in het hogere segment in Utrecht.

De rechtbank heeft in deze beschikking de procedure verder vormgegeven en de deskundige verzocht om een gemotiveerd antwoord te geven op verschillende vragen, waaronder de actuele verkoopwaarde van de woning en de redenen waarom er geen biedingen zijn ontvangen sinds de woning te koop is aangeboden. De rechtbank heeft ook bepaald dat de kosten van het deskundigenonderzoek door beide partijen voor de helft zullen worden gedragen. De deskundige dient binnen drie weken na de beschikking een begroting van zijn kosten op te geven, waarna partijen de gelegenheid hebben om bezwaar te maken tegen deze begroting.

De rechtbank heeft de deskundige verder opgedragen om partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en hen een concept van het rapport toe te zenden, zodat zij hun feedback kunnen geven. De termijn voor het indienen van het deskundigenrapport is vastgesteld op drie maanden na de datum van de beschikking. Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat partijen de rechtbank moeten informeren over de voortgang van het mediationtraject en het gewenste procesverloop na afronding van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/364874 / HA RK 14-50
Beschikking van 15 oktober 2014
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. F.C. Schirmeister te Amsterdam,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
advocaat mr. W.M.E. Oerlemans te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en [verweerster] worden genoemd.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank verwijst naar de door deze rechtbank gewezen beschikking van
18 juli 2014.
1.2.
Nadien is de volgende correspondentie ingekomen ter griffie van deze rechtbank:
  • een faxbericht van 12 augustus 2014 van mr. Shirmeister (welke op zijn verzoek als niet geschreven dan wel als ingetrokken dient te worden beschouwd);
  • een faxbericht van mr. Shirmeister en van mr. Oerlemans, beiden van
  • een faxbericht met bijlagen van mr. Oerlemans van 18 augustus 2014;
  • een faxbericht met bijlagen van mr. Shirmeister van 20 augustus 2014;
  • een faxbericht van mr. Oerlemans van 21 augustus 2014;
  • twee faxberichten van mr. Shirmeister en één van mr. Oerlemans, allen van
  • een faxbericht van mr. Oerlemans van 26 augustus 2014.
1.3.
Bij brief van 27 augustus 2014 heeft de rechtbank partijen het – praktisch ingestoken – voorstel voorgehouden om, los van het door partijen gestarte mediationtraject, alvast het te gelasten deskundigenonderzoek te laten plaatsvinden, dit mede gelet op de tussen partijen bereikte overeenstemming omtrent de persoon van de te benoemen deskundige en de kosten van te gelasten deskundigenonderzoek, maar ook vanwege de tijd die het deskundigenonderzoek in beslag zal nemen.
1.4.
Zowel mr. Shirmeister als mr. Oerlemans hebben bij faxberichten van
27 augustus 2014 respectievelijk 28 augustus 2014 de rechtbank bericht dat zij met voornoemd voorstel kunnen instemmen.
1.5.
Ten slotte is de uitspraak bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
In navolging van de in rechtsoverweging 5.4. van de op 18 juli 2014 gewezen beschikking geformuleerde opdracht hebben partijen als volgt gereageerd. Zij hebben overeenstemming bereikt over de persoon van de te benoemen deskundige en over de kosten van het deskundigenonderzoek, in die zin dat zij gezamenlijk daarvan de kosten zullen dragen. Over de in rechtsoverweging 5.3. van voornoemde beschikking voorgestelde vraagstelling heeft [verzoeker] een tweetal wijzigingen voorgesteld, waar [verweerster] op haar beurt zich niet mee kan verenigen. Verder heeft [verweerster] verzocht om ook de vrije verkoopwaarde van de woning tegen de volgens [verweerster] tussen partijen geldende peildatum van 4 april 2007 door de te benoemen deskundige vast te laten stellen.
2.2.
De door partijen voorgestelde deskundige, de heer P. Dijkstra, verbonden aan Dijkstra Makelaars Taxateurs te Utrecht, heeft zich na benadering door de rechtbank desgevraagd bereid verklaard om zijn benoeming tot deskundige te aanvaarden. Derhalve zal de rechtbank hem benoemen en beslissen als na te melden.
2.3.
Ten aanzien van de in rechtsoverweging 5.3. van de beschikking van 18 juli 2014 voorgestelde vraagstelling beslist de rechtbank als volgt. In het kader van onderhavige procedure heeft de rechtbank reeds overwogen (eveneens in rechtsoverweging 5.3. van voornoemde beschikking) dat het noodzakelijk is, dat eerst de
actuelevrije verkoopwaarde van de woning inzichtelijk wordt gemaakt, alvorens te kunnen beslissen over de vraag of de verzochte machtiging aan [verzoeker] zal worden verleend, al dan niet onder de daaraan door [verweerster] gestelde voorwaarde. Daarvoor is van belang dat de huidige situatie in het hogere segment op de woningmarkt in de regio Utrecht door de te benoemen deskundige in kaart zal worden gebracht, zodat de huidige vrije verkoopwaarde van de woning kan worden vastgesteld en om vervolgens in te kunnen schatten of er op korte termijn een bod van een potentiële koper te verwachten valt. De waarde van de woning op de peildatum van
4 april 2007 die volgens [verweerster] tussen partijen geldend is – te weten € 1.450.000,00 –, is onder de toen geldende marktomstandigheden vastgesteld. Gelet op het feit dat de huidige door partijen gehanteerde vraagprijs van € 1.295.000,00 bedraagt – wat een lager gelegen waarde is – en gelet op de schrijnende situatie dat partijen (in de afgelopen zeven jaar) geen bod van een potentiële koper hebben mogen ontvangen – ongeacht de door partijen gehanteerde (lagere) vraagprijs –, ziet de rechtbank geen aanleiding om de door [verweerster] voorgestelde vraag ter zake van de verkoopwaarde op 4 april 2007 aan de voor te leggen vraagstelling toe te voegen. De rechtbank zal voor het overige, voor zover nodig, de voorgestelde vraagstelling herformuleren en daarbij de reacties van partijen in ogenschouw nemen.
2.4.
De hierna te benoemen deskundige wordt verzocht een gemotiveerd antwoord te geven op de navolgende vragen:
Wat is de actuele vrije verkoopwaarde van de woning aan de [adres] ?
Wat is de huidige situatie op de woningmarkt in Utrecht in het hogere segment?
Sinds het moment dat de woning te koop is aangeboden, is er geen bod ontvangen. Kunt u naar uw inschatting aangeven wat daar de reden van is?
Kunt u een inschatting geven van een verkoopprijs welke in redelijkheid tot een bod en verkoop binnen afzienbare tijd zal – kunnen – leiden?
Kunt u aangeven binnen welke termijn de woningmarkt in Utrecht in het hogere segment naar uw verwachting zal aantrekken en in concreto de gevolgen daarvan voor de verkoopwaarde van de woning zullen?
Heeft u verder nog opmerkingen die relevant kunnen zijn?
2.5.
Beide partijen dienen de deskundige te voorzien van de processtukken. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de deskundige inzage zullen geven in alle bescheiden die hij voor de uitvoering van zijn opdracht van belang acht. Indien een partij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, verstrekt zij daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij.
2.6.
De deskundige wordt verzocht om de
Leidraad voor deskundigen in civiele zakenop www.rechtspraak.nl te raadplegen;
2.7.
Nu uit de onder 1.2. genoemde correspondentie blijkt dat partijen overeengekomen zijn dat de kosten van het deskundigenonderzoek voorshands door ieder van partijen voor de helft zal worden gedragen, zal de rechtbank overeenkomstig beslissen.
2.8.
Na toezending van het definitieve deskundigenrapport aan de rechtbank en partijen, worden partijen verzocht om de rechtbank te berichten omtrent de stand van zaken in het mediationtraject en over het door hen gewenste procesverloop van deze procedure.

3.Beslissing

De rechtbank:
deskundigenonderzoek
3.1.
beveelt dat een onderzoek door de deskundige zal worden verricht naar de in nummer 2.4. van deze beschikking geformuleerde vragen;
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer P. Dijkstra, verbonden aan Dijkstra Makelaars Taxateurs,
Adriaen van Ostadelaan 16
3583 AJ Utrecht
tel. 030-2895530;
kosten
3.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot terzake van de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beschikking een begroting van zijn kosten op te geven aan de civiele griffie, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
  • de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;
  • partijen kunnen binnen twee weken daarna bij mr. L. Jongen schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
  • indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt wordt het voorschot terzake van de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag;
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt zal de begroting worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing.
3.4.
bepaalt dat ieder van partijen de helft van het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de civiele griffie hebben ontvangen;
werkwijze van de deskundige
3.5.
draagt de deskundige op een schriftelijk, ondertekend en met redenen omkleed bericht in te leveren ter griffie van deze rechtbank (t.a.v. dhr. R.P.P. Roestenburg, H1-61). Bij dit rapport dient een gespecificeerde einddeclaratie te zijn toegevoegd;
3.6.
bepaalt de termijn waarbinnen het deskundigenbericht ter griffie moet worden ingeleverd op drie maanden na de datum van deze beschikking, met dien verstande dat de deskundige niet met zijn werkzaamheden behoeft te beginnen voordat hij van de griffie van de rechtbank bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd;
3.7.
schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
3.8.
bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport aan partijen zal toezenden en hen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken, bepaalt dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan terwijl in het rapport tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoekt de deskundige om in het rapport te reageren op de opmerkingen van partijen over het concept;
3.9.
bepaalt dat de deskundige partijen in de gelegenheid zal stellen aanwezig te zijn bij het onderzoek ter plaatse;
overige beslissingen
3.10.
draagt aan de griffier op een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de deskundige en bepaalt dat de overige processtukken door partijen binnen één week na de datum van deze beschikking zelf aan de deskundige worden toegezonden;
3.11.
draagt partijen op om na afronding van het deskundigenonderzoek de rechtbank te berichten omtrent de stand van zaken in het mediationtraject en over het door hen gewenste procesverloop van deze procedure;
3.12.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Jongen en in het openbaar uitgesproken op
15 oktober 2014. [1]

Voetnoten

1.WL/4193