ECLI:NL:RBMNE:2014:7565

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
C116/303865 / HA ZA 11-597
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake concurrentiebeding en schadevergoeding tussen diverse besloten vennootschappen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben de eiseressen, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen, een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder Agricom Holding B.V. en Interfeed B.V., wegens schending van een concurrentiebeding. De rechtbank heeft op 23 juli 2014 vonnis gewezen in deze civiele procedure, waarin de gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van aanzienlijke boetes en schadevergoeding aan de eiseressen. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde sub 1 boetes verschuldigd is aan eiseres sub 1 wegens overtreding van het concurrentiebeding, en dat er sprake is van toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. De rechtbank heeft de hoogte van de boetes en de schadevergoeding vastgesteld op in totaal € 2.445.000,00, en heeft de gedaagden ook veroordeeld tot betaling van proceskosten en wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseressen, die gezamenlijk als [eisers] zijn aangeduid, toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die zijn afgewezen wegens gebrek aan belang. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagden niet in staat zijn geweest om de door hen gestelde matiging van de boetes te onderbouwen, en heeft de vorderingen van de eiseressen in reconventie afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.W. Frieling.

Uitspraak

VONNIS

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
Handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C116/303865 / HA ZA 11-597
Vonnis van 23 juli 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] HOLDING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2] BEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 3] BEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FEEDIMPEX B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.B.R. Regouw te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AGRICOM HOLDING B.V.,
gevestigd te Breda,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T. Teke te Amsterdam,
de procedure ten aanzien van deze partij is in conventie van rechtswege geschorst in
verband met faillissement,

2 [gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. T. Teke te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERFEED B.V.,
gevestigd te Etten-Leur,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. J. van Oijen te Breda.
Eiseressen in conventie zullen hierna gezamenlijk [eisers] genoemd worden en afzonderlijk [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] Beheer, [eiseres sub 3] Beheer en Feedimpex. Gedaagden in conventie zullen als Agricom, [gedaagde sub 1] en Interfeed worden aangeduid en Agricom en [gedaagde sub 1] gezamenlijk als Agricom c.s.

1.De procedure

in conventie en in reconventie
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 februari 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In het tussenvonnis van I mei 2013 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank vastgesteld dat [gedaagde sub 1] boetes aan [eiseres sub 1] is verschuldigd wegens schending van het
concurrentiebeding. Voorts is geoordeeld dat [gedaagde sub 1] jegens Feedimpex toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst en gehouden is de schade die Feedimpex als gevolg daarvan heeft geleden te vergoeden. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich over deze schade uit te laten. Tot slot heeft de rechtbank [gedaagde sub 1] en Interfeed veroordeeld tot afgifte van (kopieën van) de op 14 april 2011 bij Interfeed in beslag genomen bescheiden. In dat kader is [eisers] in de gelegenheid gesteld bij akte stukken in het geding te brengen.
Bezwaar tegen akte [eisers]
2.2.
In haar akte na tussenvonnis heeft [eisers] zich uitgelaten over de schade van Feedimpex. Ook heeft [eisers] nieuwe stukken in het geding gebracht
afkomstig uit het bewijsbeslag bij Interfeed. Verder is zij nader ingegaan op de verboden
contacten van [gedaagde sub 1] met relaties van Feedimpex, de betrokkenheid van [gedaagde sub 1] bij
Interfeed en de gestelde onrechtmatige daad van Interfeed. [gedaagde sub 1] stelt dat [eisers]
hiermee de instructie van de rechtbank in het tussenvonnis te buiten gaat en maakt
bezwaar tegen de akte.
2.3.
Dit bezwaar wordt verworpen. Zoals hiervoor in 2.1 is overwogen, is [eisers]
in de gelegenheid gesteld om bij akte stukken in het geding te brengen. Het stond haar
vrij om haar eerder ingenomen standpunten met deze stukken nader uit te werken en te
onderbouwen. Bovendien is [gedaagde sub 1] in de gelegenheid gesteld bij antwoordakte te
reageren.
Contacten met relaties
2.4.
In 4.30 van het tussenvonnis is overwogen dat [gedaagde sub 1] een boete van € 5.000,00
verbeurt voor iedere dag dat een overtreding van onderdeel c van het concurrentiebeding
na constatering voortduurt en dat [eisers] dient te stellen op welke data zij de
overtredingen heeft geconstateerd. [eisers] heeft vervolgens bij akte na
tussenvonnis gesteld dat zij in februari 2011 kennis heeft genomen van de in het geding
gebrachte gespecificeerde telefoonrekeningen van [gedaagde sub 1] over de periode november
2010 tot en met februari 2011 (producties 18 tot en met 20). Om discussie over het moment
van constatering te voorkomen, houdt [eisers] de datum van dagvaarding
(10 maart 2011) aan. [eisers] berekent de hiervoor genoemde boete (per relatie)
vanaf dat moment tot aan het laatste in de als producties 62 tot en met 64 overgelegde
telefoonlijsten opgenomen telefoongesprek. [eisers] komt dan op een boete wegens
voortdurende overtreding van onderdeel c van het concurrentiebeding (met betrekking tot de
Feedimpex relaties [A] , [B] , [C] Group, [D] , [E] , [F] & Partners
en [G] ) van € 4.460.000,00.
2.5.
De rechtbank volgt deze berekeningswijze niet. Een redelijke uitleg van lid 2 van
het concurrentiebeding brengt mee dat een boete van € 5.000,00 verschuldigd is voor elke
dag waarop [gedaagde sub 1] contact heeft met een relatie van Feedimpex na het moment van de
eerste overtreding. Dat betekent dat per relatie gekeken dient te worden naar het aantal
dagen waarop contact heeft plaatsgevonden na 10 maart 2011 (de door [eisers]
aangehouden datum). Uit de hierboven genoemde telefoonlijsten kan worden afgeleid dat
[gedaagde sub 1] op 7 dagen heeft gesproken met [A] (te weten 14, 19,20,21 en 22 juni en
20 en 21 september 2011), op 4 dagen met [B] (te weten 1, 3, 10 en 20 juni 2011), op
6 dagen met [C] Group (te weten 30 maart, 26 en 27 mei en 8, 10 en 20 juni 2011), op
5 dagen met [D] (te weten 12 en 15 april, 17 juni en 7 en 8 oktober 2011), op 5 dagen
met [E] (31 mei en 3, 8, 10 en 17 juni 2011), en op 6 dagen met [F] & Partners
(te weten 27 en 31 mei en 7, 8 en 15 juni 2011). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de
onbeantwoorde telefoonoproepen - op de telefoonlijsten aangeduid met ''N/A'' - niet zijn
meegerekend. Verder wordt de Skype-conversatie tussen [gedaagde sub 1] en [Y]
(productie 57 van [eisers] ) ook als een contact na 10 maart 2011 met [E]
aangemerkt. [gedaagde sub 1] heeft aldus, naast de in het tussenvonnis vastgestelde boete van €
1.200.000,00, een boete verbeurd van € 170.000,00 (34 x € 5.000,00). De vordering onder
(1 i) is derhalve, behoudens een geslaagd beroep op matiging, toewijsbaar tot een bedrag van
€ 1.370.000,00.
2.6.
[eisers] heeft niet gesteld op welke dagen gelegen na 10 maart 2011
[gedaagde sub 1] contact heeft gehad met de relaties genoemd in de vordering onder (1 ii).
Deze vordering is daarom, gelet op rechtsoverwegingen 4.26 tot en met 4.28 van het
tussenvonnis, in beginsel toewijsbaar tot een bedrag van € 300.000,00.
Betrokkenheid bij Interfeed
2.7.
In onderdeel 4.13 van het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat uit de
door [eisers] overgelegde producties 54a, 55 tot en met 59a en 60 tot en met 64-
anders dan [eisers] meent - niet kan worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] in ieder geval
tot en met 18 oktober 2011 bij Interfeed betrokken is geweest. Gelet op productie 54a heeft
de rechtbank die betrokkenheid vooralsnog wel kunnen vaststellen tot en met 25 januari2011. Bij akte na tussenvonnis heeft [eisers] de rechtbank gevraagd dit standpunt te
herzien. Zij heeft in dat verband gesteld dat genoemde producties wellicht niet allemaal van
een datumstempel zijn voorzien, maar dat de inhoud van die bescheiden wel aanknopingspunten
biedt voor een datering. Zo kan het overzicht van aan- en verkooptransacties van
Interfeed dat betrekking heeft op de periode van 3 januari 2011 tot 17 augustus 2011
(productie 59a) volgens [eisers] niet eerder zijn opgesteld dan op 17 augustus 2011
en heeft [gedaagde sub 1] dit document ook niet eerder dan die datum in zijn bezit kunnen krijgen.
Naar het standpunt van [eisers] heeft [gedaagde sub 1] dan ook de contractuele boete van
€ 5.000,00 per dag wegens betrokkenheid bij een concurrerende onderneming verbeurd tot
en met 17 augustus 2011, hetgeen neerkomt op € 1.385.000,00.
2.8.
Uit de door [gedaagde sub 1] bij antwoordakte overgelegde verklaring (productie 1)
maakt de rechtbank op dat [gedaagde sub 1] dit betwist. [gedaagde sub 1] verklaart daarin, voor zover
thans van belang:
"Gedurende december 2010/januari 2011 toen mij herhaaldelijk duidelijk
was gemaakt dat ik beslist geen deel van Interfeed zou kunnen worden heb ik(. . .)
Interfeed
toch willen helpen in de opzet van het bedrijf(. . .).
E.e.a. heeft geleid tot herhaaldelijke
botsingen met van [X] die dat mijn inmenging niet alleen gevaarlijk maar ook
ongewenst vond omdat hij zich zelf bekwaam genoeg achtte om een zaak op te starten en te
managen, hetgeen zo te zien ook gebleken is. Mijn drang om te "helpen" was groter dan de
weerstand die ik van hen ondervond en omdat de nieuwe firma Interfeed tot zeker midden
januari nog te druk was met opstarten en kantoorinrichting ben ik, op eigen initiatief, vast
commercieel voor hen gaan starten. Er zijn toen een paar contracten met mijn inmenging
afgesloten in januari waarbij ik mij herinner dat van [X] mij bij herhaling gebeld heeft
om daar mee te stoppen en ook tot cancelen wilde overgaan(. . .)
maar dan waren ze een
toekomstige eventuele contractpartner wel kwijt geweest door mijn toedoen.(. . .)
Uiteindelijk heb ik in moeten zien dat deze gang van zaken inderdaad niet kon en dat ik geen
zaken kon doen(. . .).
Wel heb ik nog voor enkele maanden het contact met [Y](. . .)
aangehouden waarbij ik zijn aanname-
dat ik Interfeed mocht helpen-
niet tegengesproken
heb. Het was mijn manier om nog wat voeling met een mij zo dierbare markt te houden
waarbij ik me bewust was dat Interfeed hier niet achter mocht komen. Van [X] wist
ook niet dat ik van [Z] op enig moment een overzicht van gesloten contracten heb
gekregen. [Z] was zeer trots op het feit dat Interfeed al deze zaken ook zonder mij af kon
doen. Interfeed noch haar directie waren hiervan op de hoogte. Hier kan ik mijn
gezamenlijk met [Y] ondernomen actie om Interfeed aan een kredietfaciliteit te
helpen nog aan toevoegen. Echter gebeurde dit met een geheel nieuwe bank die nooit eerder
contact heeft gehad met Feedimpex. Ook deze poging om Interfeed "een handje te helpen"
werd door de directie aldaar niet op prijs gesteld en mij werd verteld dat ik mijn acties
moest stopzetten. "
2.9.
Ook Interfeed heeft betrokkenheid van [gedaagde sub 1] na 25 januari 2011 betwist. Zij
heeft daartoe het volgende aangevoerd. Medio november 2010 wilde Van [X] Interfeed
oprichten samen met [gedaagde sub 1] . Toen hem echter bleek dat [gedaagde sub 1] een concurrentiebeding
had, waardoor hij niet kon participeren, heeft Van [X] de samenwerking met
[gedaagde sub 1] beëindigd. Desondanks bleef [gedaagde sub 1] zich eenzijdig bemoeien met zaken van
Interfeed. [eisers] heeft dat aangetoond aan de hand van een aantal e-mails waarin
[gedaagde sub 1] zich tot Interfeed wendt met betrekking tot onder meer de financiering. Interfeed
heeft deze e-mails voor kennisgeving aangenomen en daar niet op gereageerd. Interfeed
erkent voorts dat [gedaagde sub 1] - op eigen initiatief - vier transacties voor Interfeed heeft
voorbereid en afgesloten. Interfeed had daar wellicht stelliger afstand van dienen te nemen.
Interfeed was echter als jonge onderneming net begonnen en kon het zich niet permitteren
onmiddellijk als volkomen onbetrouwbaar in de markt bekend te staan. Om die reden heeft
Interfeed de vier transacties contractueel afgesloten. Eén van deze contracten werd door de
eindafnemer geannuleerd, zodat uiteindelijk drie contracten zijn afgewikkeld. Vanaf eind
januari 2011 heeft geen contact met [gedaagde sub 1] meer plaatsgevonden ter zake de
bedrijfsvoering van Interfeed en heeft Interfeed [gedaagde sub 1] op actieve wijze buiten de deur
gehouden. Dit blijkt niet alleen uit de verklaringen van relaties van Interfeed (productie 1 bij
antwoordakte van Interfeed), maar ook uit de door [eisers] zelf in het geding
gebrachte Skype-conversaties tussen [gedaagde sub 1] en [Y] waarin [gedaagde sub 1] schrijft:
"some heavy discussions about things that I do before they are consulted (like the talks
about 10-8
mm) and [voornaam] asked me whether there are 'special reasons 'form y private
meetings with you which I ful!y denied as I told him I only keep on going meeting personal
friends and I want to do"(productie 57a) en waarin [Y] schrijft:
"didi, hope you
haven 't disclose to hin our contact ystdy and tdy ... cause [Z] will be angry with me(. . .) ",
waarop [gedaagde sub 1] antwoordt:
"I will tell [Z] that all info I obtained directly from KS ... tell
[voornaam] that she had a skype chat with me tdy ..... ifsomeone asks"(productie 57c). Dat
[gedaagde sub 1] beschikte over een overzicht van de in- en verkooptransacties over de periode
3 januari tot en met 17 augustus 2011 (productie 59a van [eisers] ) is aangetroffen,
is te verklaren doordat [Z] deze in zijn jeugdige onbezonnenheid - buiten de directie van
Interfeed om - aan [gedaagde sub 1] heeft verstrekt teneinde zijn voormalig leermeester te laten
zien wat hij bij Interfeed had gepresteerd. Indien [gedaagde sub 1] daadwerkelijk actief bij
Interfeed betrokken zou zijn geweest, zoals [eisers] stelt, zou de betreffende
informatie hem met een hogere frequentie hebben bereikt. Ook zouden [gedaagde sub 1] en Van
[X] in dat geval frequenter telefonisch contact hebben gehad dan blijkt uit de door
[eisers] overgelegde telefoonlijsten (producties 62, 63 en 64). Tot slot zijn de door
[eisers] in het geding gebrachte kredietofferte van een Letse bank aan Interfeed
(productie 56) en financiële analyses (producties 60 en 61) Interfeed niet bekend. Indien dit
stukken van [gedaagde sub 1] betreffen, gaat het wederom om een eenzijdige actie van [gedaagde sub 1] ,
aldus nog steeds Interfeed.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat [gedaagde sub 1] beschikte
over het overzicht van aan- en verkooptransacties van Interfeed nog niet meebrengt dat
[gedaagde sub 1] tot en met 17 augustus 2011 bij Interfeed betrokken is geweest, nu [gedaagde sub 1] -
gelijk Interfeed - heeft gesteld dat [Z] dit overzicht aan [gedaagde sub 1] heeft verstrekt teneinde
te laten zien wat hij bij Interfeed had gepresteerd. Die conclusie kan ook niet worden
getrokken indien dit overzicht wordt bezien in samenhang met de overige in 2.7 genoemd
producties. [gedaagde sub 1] heeft (inmiddels) een verklaring gegeven voor zijn Skypeconversaties
met [Y] en zijn betrokkenheid bij de kredietaanvraag bij de Letse bank
(zie 2.8). Deze verklaring stemt overeen met die van [Y] , die verklaart: "(. . .)
I
developed a close friendship with [gedaagde sub 1] and his family during all these years. When
Interfeed started working in January 2011 it was because of his friendship that he vould
convince me that he, though without being involved in the company in any way, wanted to
help Interfeed without them knowing it. For some months we had backstage disussions until
[voornaam] van [X] got a smell of it and questioned me about it. He asked me whether
[gedaagde sub 1] was acting like being authorized bij Interfeed I told him: sometimes yes. Then
van [X] opened my eyes about the whole situation and about the problems this could
give to all involved Looking back on that time I mlrybe should have known bette rand
realized that [gedaagde sub 1] was probably not completely responsible for his doing; he was in my
opinion very stressed and emotionally upset. Also upon [gedaagde sub 1]'s
request I have brought him in contact with Balticums Bank in Riga to obtain a credit fine for Interfeed. He was very
upset about the complete rejection of Interfeed upon the receipt of the e-mail in question
which apparantly came as a surprise. [gedaagde sub 1] and myself gave stopped communication
about Interfeed after these incidents.(. . .)" (productie 1 bij antwoordakte na tussenvonnis
van Interfeed). Hoewel aan [eisers] moet worden toegegeven dat [gedaagde sub 1] en
Interfeed verzuimd hebben van belang zijnde feiten volledig en/of naar waarheid aan te
voeren, ziet de rechtbank daarin - anders dan [eisers] - geen aanleiding om de
stellingen van [gedaagde sub 1] en Interfeed op dit punt zonder meer te passeren bij wijze van
sanctie vanwege schending van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Tot slot heeft [eisers] geen nieuwe stukken in het geding gebracht waaruit kan
worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] na 25 januari 2011 bij de bedrijfsvoering van Interfeed
betrokken is gebleven. De e-mails die zijn overgelegd als producties 70 tot en met 82 en 84
tot en met 86 dateren allemaal van voor die datum. De akte na tussenvonnis van
[eisers] brengt dan ook geen verandering in het in onderdeeI4.l3 van het
tussenvonnis gegeven oordeel dat vooralsnog slechts [gedaagde sub 1] ' betrokkenheid bij Interfeed
tot en met 25 januari 2011 kan worden vastgesteld.
2.11.
De bewijslast inzake de door [eisers] ingenomen stelling dat [gedaagde sub 1]
ook na 25 januari 2011 bij Interfeed betrokken is gebleven, rust in beginsel op [eisers]
, nu zij zich beroept op de daaraan verbonden rechtsgevolgen. [eisers] heeft
terecht opgemerkt dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid onder omstandigheden een
andere verdeling van de bewijslast kan voortvloeien. Een reden om daartoe te beslissen zou
kunnen zijn dat [eisers] voor het bewijs van haar stelling vooral aangewezen is op
bronnen die zich in de invloedssfeer van [gedaagde sub 1] en Interfeed bevinden. De rechtbank
ziet voor een andere verdeling van de bewijslast desondanks geen aanleiding, enerzijds
omdat [eisers] door middel van getuigenverhoren onder meer ook medewerkers en
relaties van Interfeed naar feiten en omstandigheden kan vragen die haar stelling
onderbouwen en anderzijds omdat [gedaagde sub 1] en Interfeed, indien de bewijslast op hen zou
komen te rusten, bewijs van het negatieve zouden moeten leveren. De bewijslast rust aldus
volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eisers] Zoals hiervoor is overwogen
kan het bewijs voor de juistheid van de stelling van [eisers] , gelet op de
gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde sub 1] en Interfeed, niet worden ontleend aan de
tot dusver in het geding gebrachte stukken. [eisers] heeft terzake echter geen
bewijsaanbod gedaan. Voorts heeft [eisers] in haar tweede akte na tussenvonnis
gesteld dat het horen van getuigen zinledig is. De rechtbank zal [eisers] daarom
niet tot bewijslevering toelaten. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [gedaagde sub 1]
tot en met 25 januari 2011, en niet daarna, bij Interfeed betrokken is geweest.
Boetes
2.12.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagde sub 1]
een boete heeft verbeurd van € 475.000,00 wegens betrokkenheid bij een concurrerende
onderneming, een boete van € 300.000,00 wegens zakelijke contacten met werknemers
en een boete van € 1.670.000,00 wegens contacten met relaties, derhalve € 2.445.000,00
in totaal.
2.l3. [gedaagde sub 1] heeft de rechtbank verzocht de boetes te matigen, omdat hij deze
buitensporig acht in verhouding tot de schade, die volgens [gedaagde sub 1] nihil is. [gedaagde sub 1]
heeft verder betoogd dat ook de aard van de aandeelhouders- en vaststellingsovereenkomst, de inhoud en strekking van het boetebeding en de omstandigheden waaronder het beding is
ingeroepen tot matiging van de boetes nopen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
2.14.
Matiging van een boete door de rechter vindt slechts plaats als de billijkheid dit
klaarblijkelijk eist, met andere woorden: als toepassing van het boetebeding in de gegeven
omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Deze
situatie doet zich hier gelet op het navolgende niet voor. Het boetebeding is opgenomen in
de aandeelhoudersovereenkomst tussen Agricom, [eiseres sub 3] Beheer en [eiseres sub 2] Beheer. In
de nadien gesloten vaststellingsovereenkomst is er uitdrukkelijk voor gekozen om het
concurrentiebeding en bijbehorende boetebeding, alsmede de bepaling waarin [gedaagde sub 1] ,
[eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] zich als hoofdelijk medeschuldenaars verbinden voor de nakoming
door hun personal holdings van (onder meer) deze bedingen, in stand te houden. Zowel de
aandeelhoudersovereenkomst als de vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen
gelijkwaardige partijen die zich bij het opstellen daarvan hebben laten bijstaan door
adviseurs. Duidelijk is dat op schending van het concurrentiebeding een fors boetebedrag
staat. Dat de hoogte van het totaal aan boetes verbeurde bedrag flink is opgelopen, heeft
[gedaagde sub 1] aan zichzelf te wijten. Hoewel hij wist dat hij vanwege het concurrentiebeding
geen deel uit zou kunnen maken van de met Feedimpex concurrerende onderneming
Interfeed, is hij toch bij de oprichting daarvan betrokken geweest, heeft hij de
arbeidsovereenkomsten met [Z] , [K] en [L] doorgenomen (productie 75 van
[eisers] ) en heeft hij door middel van - eveneens verboden - contacten met
Feedimpex relaties een aantal transacties voor Interfeed voorbereid. Uit verschillende
e-mails die door [eisers] in het geding zijn gebracht, alsmede de proceshouding van
[gedaagde sub 1] , blijkt dat [gedaagde sub 1] heeft getracht dit voor [eisers] geheim te houden.
Tot slot heeft Feedimpex door het handelen van [gedaagde sub 1] schade geleden (zie hierna onder
2.24). Weliswaar staat de omvang van de schade nog niet vast, maar ook indien slechts
wordt uitgegaan van het deel van de schade dat wel vaststaat (hierna, 2.24), is de rechtbank
gelet op de terughoudendheid die zij dient te betrachten en de hiervoor genoemde
omstandigheden van oordeel dat voor matiging van de boetes geen plaats is. Hierbij wordt
voorts in aanmerking genomen dat hoewel in deze procedure niet kan worden vastgesteld
dat [gedaagde sub 1] ook na 25 januari 2011 bij Interfeed betrokken is gebleven, hetgeen wat
betreft de vordering van [eisers] tot schadevergoeding, gegeven de op haar rustende
stelplicht en bewijslast voor haar risico komt, deze mogelijkheid - gezien de vastgestelde
verboden contacten met relaties van Feedimpex na deze datum - niet uitgesloten is.
[gedaagde sub 1] heeft onvoldoende gesteld om die verboden betrokkenheid na 25 januari 2011, en
daaruit voortvloeiende schade, positief uit te sluiten. Het boetebeding is juist opgenomen, zo
moet worden aangenomen, met het oog op een dergelijke situatie, waarin verboden contact
kan worden vastgesteld, maar de inhoud en de gevolgen daarvan niet (meer) met zekerheid
kunnen worden vastgesteld. De in rechtsoverweging 2.12 genoemde bedragen zullen
daarom worden toegewezen.
2.15.
De over de boetes gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar (vgl.
rechtbank Utrecht, 9 november 2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:BU4875). In plaats daarvan
zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen. Wettelijke rente
over een verbeurde boete is pas verschuldigd na schriftelijke aanmaning op de voet van
artikel 6:82 BW (zie Hoge Raad 5 september 2008, LJN:BD3127). Aangezien niet gesteld
of gebleken is dat op een eerder moment dan de inleidende dagvaarding een aanmaning
terzake van verbeurde boetes heeft plaatsgevonden, is de wettelijke rente pas toewijsbaar
met ingang van de dag van dagvaarding, zijnde 10 maart 2011.
Schadevergoeding
2.16.
[gedaagde sub 1] heeft zich in zijn akte na het tussenvonnis van 1 mei 20 l3 op het
standpunt gesteld de voorkeur te geven aan de door Interfeed voorgestelde wijze van
schadeberekening, terwijl laatstgenoemde in haar akte na dat tussenvonnis de schade tot een
bedrag van € 165.922,00 niet langer heeft betwist. Tot vergoeding van deze schade zal
[gedaagde sub 1] daarom ook worden veroordeeld, hoofdelijk naast Interfeed (hierna, 4.24). De
rechtbank acht de mogelijkheid dat Feedimpex nog meer schade heeft geleden ten gevolge
van de overtreding van het concurrentiebeding door [gedaagde sub 1] aannemelijk. Voor verdere
schade zal de rechtbank de zaak daarom verwijzen naar de schadestaat om de hierna (2.24)
te vermelden redenen.
Onrechtmatige daad Interfeed
2.17.
Vaststaat dat [gedaagde sub 1] in januari 2011 in strijd met zijn concurrentiebeding vier
handelstransacties met klanten van Feedimpex voor Interfeed heeft voorbereid. Voorts staat
vast dat Interfeed, hoewel van het concurrentiebeding op de hoogte, deze transacties
contractueel heeft afgesloten en daarmee winst heeft gegenereerd. Ook staat vast dat
[gedaagde sub 1] betrokken is geweest, in strijd met zijn concurrentiebeding, met de overstap van
[Z] , [L] en [K] naar Interfeed. Naar het oordeel van de rechtbank is dit profiteren
van de wanprestatie van [gedaagde sub 1] , door Interfeed, onrechtmatig jegens Feedimpex. Daarbij
neemt de rechtbank in aanmerking, wat betreft de handelstransacties, dat [gedaagde sub 1] zich bij
het afsluiten van vorenbedoelde transacties heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van
Interfeed en dat Interfeed tot eind januari 2011 kennelijk onvoldoende heeft gedaan om
[gedaagde sub 1] , in de woorden van Interfeed, "buiten de deur te houden" en zijn "eenzijdige
acties" te voorkomen.
2.18.
[eisers] verwijt Interfeed voorts dat zij onrechtmatige gedragingen van
[Z] , [L] en [K] heeft uitgelokt en gefaciliteerd en daarvan heeft geprofiteerd. In dat
verband heeft [eisers] gesteld dat [Z] tijdens zijn dienstverband met Feedimpex
een groot aantal vertrouwelijke en concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens heeft verduisterd
met het vooropgezette plan deze aan (de toen nog op te richten onderneming) Interfeed ter
beschikking te stellen. Volgens [eisers] heeft Interfeed direct na oprichting met
gebruikmaking van die gegevens een wervende e-mail gezonden aan alle bestaande relaties
van Feedimpex (zie rechtsoverweging 2.18 van het tussenvonnis). Wat daarvan ook zij, het
enkele verzenden van een e-mail aan de klanten van Feedimpex waarin wordt bericht over
de oprichting van Interfeed is, mede gelet op de onweersproken stelling van Interfeed dat de
markt waarop zij en Feedimpex opereren een "ons kent ons" markt is, niet onrechtmatig.
[eisers] heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat Interfeed met behulp van
de door [Z] gekopieerde gegevens van Feedimpex duurzame relaties van Feedimpex heeft
benaderd op een wijze die stelselmatig en substantieel afbreuk doet aan het bedrijfsdebiet
van Feedimpex. [eisers] heeft voorts niet onderbouwd waaruit het vermeende
onrechtmatige handelen van [L] en [K] bestaat. Het enkele feit dat zij bij Interfeed in
dienst zijn getreden is daartoe niet voldoende, te meer nu zij niet aan een concurrentiebeding
zijn gebonden. Van het uitlokken, faciliteren en/of profiteren van onrechtmatige
gedragingen van [Z] , [L] en [K] , door Interfeed, kan dan ook geen sprake zijn.
2.19.
De vordering onder (16) zal reeds worden afgewezen vanwege gebrek aan belang,
nu de datum van 12 november 2013 reeds verstreken is.
De vorderingen van [eiseres sub 3] Beheer en [eiseres sub 2] Beheer (het ontbreken daarvan ten
aanzien van [gedaagde sub 1] en Interfeed)
2.20.
[eisers] heeft geen vorderingen tegen [gedaagde sub 1] en/of Interfeed ingesteld
die strekken tot het verrichten van een prestatie aan of het vaststellen van een rechtstoestand
ten aanzien van [eiseres sub 3] Beheer en/of [eiseres sub 2] Beheer. Voor zover de vorderingen tegen
[gedaagde sub 1] en Interfeed zijn ingesteld door [eiseres sub 3] Beheer en [eiseres sub 2] Beheer, zijn
laatstgenoemden hierin wegens gebrek aan belang niet ontvankelijk. Deze vorderingen
zullen aldus worden afgewezen.
Verklaringen voor recht
2.21.
De onder (2) en (14) gevorderde verklaringen voor recht zullen worden afgewezen,
nu [eiseres sub 1] en Feedimpex daarbij geen belang hebben.
Schade
2.22.
In het tussenvonnis is overwogen dat de schade die Feedimpex heeft geleden als
gevolg van de schendingen van het concurrentiebeding door [gedaagde sub 1] kan worden
vastgesteld door, kort gezegd, begroting van de (extra) winst die Feedimpex had kunnen
realiseren indien deze schendingen achterwege waren gebleven dan wel begroting op de
door Interfeed door middel van de schendingen gerealiseerde winst. Partijen hebben zich
vervolgens over de schade mogen uitlaten. [eisers] heeft betoogd dat de gederfde
winst van Feedimpex gelijk moet worden gesteld aan de handelsmarge die Interfeed
daadwerkelijk heeft behaald met de transacties vermeld in het onder 2.9 genoemde overzicht
en de na augustus 2011 met relaties van Feedimpex gesloten transacties. Teneinde de schade
te kunnen begroten vraagt [eisers] opgave van alle inkoop- en verkooptransacties
met de partijen genoemd in dit overzicht en in haar vordering onder (16) vanaf oktober 2010
tot de dag van opgave. Als alternatief stelt [eisers] voor om de schade te begroten
op driemaal de winst die Interfeed heeft gerealiseerd met de in het hiervoor genoemde
overzicht transacties, die in de optiek van [eisers] - uitgaande van een omzet van
178.020 ton, een handelsmarge van € 8,47 per ton en bedrijfskosten van maximaal
€ 100.000,00 - € 1.455.895,00 bedraagt. [eisers] komt dan op een schadebedrag
van € 4.367.685,00.
2.23.
De rechtbank volgt de berekeningswijzen van [eisers] niet. Zoals in het
tussenvonnis is overwogen, gaat het bij de schadebegroting om de winst die Feedimpex
heeft gederfd (en wellicht nog zal derven) doordat Interfeed van de schendingen van het
concurrentiebeding heeft geprofiteerd (en wellicht nog zal profiteren), dan wel de winst die
Interfeed ten gevolge van deze schendingen heeft gerealiseerd. Hiervoor is vastgesteld dat
Interfeed vier transacties die door [gedaagde sub 1] in strijd met het concurrentiebeding zijn
gesloten, contractueel heeft afgesloten. Bij de vaststelling van de schade dienen deze
transacties dan ook als uitgangspunt te worden genomen.
2.24.
Interfeed betwist de door [eisers] gevorderde schade tot een bedrag van
€ 165.922,00 niet langer. Tot dat bedrag is de schade zonder meer toewijsbaar. Voor het
vaststellen van eventuele verdere schade is nadere bewijslevering nodig. [eisers]
heeft de rechtbank verzocht om geen verder partij debat toe te staan over de omvang van de
schade van Feedimpex omdat [gedaagde sub 1] en Interfeed, naar het zich laat aanzien, geen
volledig verhaal zullen bieden voor de schade die zij hebben veroorzaakt. De rechtbank
heeft een nadere vaststelling of schatting van de schade in het huidige stadium van de
procedure niet (meer) nodig om te kunnen oordelen over het door [gedaagde sub 1] gevoerde
matigingsverweer met betrekking tot de boetes (hiervoor, 2.14). De rechtbank zal de zaak
daarom (toch) naar de schadestaat verwijzen voor begroting van de verdere schade. De
wettelijke rente over het reeds bij dit vonnis toegekende schadebedrag zal, bij gebreke aan
toereikend verweer, worden toegewezen als gevorderd.
Kosten ter vaststelling aansprakelijkheid
2.25.
[eisers] vordert onder (1 v) een bedrag van € 48.899,25 aan kosten ter
vaststelling van aansprakelijkheid. Dit betreft de factuur van Holland Integrity Group
Special Services B.V. aan [eiseres sub 1] met betrekking tot het technisch onderzoek in het
computersysteem van Feedimpex (productie 33 van [eisers] ). In tegenstelling tot
[gedaagde sub 1] is de rechtbank van oordeel dat [eiseres sub 1] deze kosten in redelijkheid heeft
gemaakt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen staat vast dat [gedaagde sub 1] het concurrentiebeding
heeft overtreden. Het technisch onderzoek was nodig om deze wanprestatie boven
water te krijgen, aangezien [Z] - naar [eisers] onweersproken heeft gesteld - op
instructie van [gedaagde sub 1] alle belastende informatie van de computer van Feedimpex had
verwijderd. Gelet op de aard en omvang van het onderzoek acht de rechtbank ook de hoogte
van de gemaakte kosten redelijk. De algemene betwisting daarvan door [gedaagde sub 1] is
onvoldoende om tot een andere conclusie te kunnen komen. Het gevorderde bedrag zal dan
ook worden toegewezen.
2.26.
De wettelijke rente over de onderzoekskosten zal worden toegewezen als
gevorderd, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
Kosten juridische bijstand
2.27.
[eisers] vordert vergoeding van kosten van juridische bijstand in verband
met de schending van de garanties van artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst, zoals
gespecificeerd in productie 35. [eisers] baseert deze vordering op lid 2 van dit
artikel. Op grond van dit artikellid is uitsluitend Agricom jegens [eiseres sub 3] Beheer en
[eiseres sub 2] Beheer voor hun schade aansprakelijk. De tegen [gedaagde sub 1] onder (1 vii) ingestelde
vordering wordt daarom afgewezen.
Deurwaarderskosten en beslagkosten
2.28.
[eisers] vordert onder (1 vi) veroordeling van [gedaagde sub 1] in de
deurwaarderskosten van € 9.382,48. Ter onderbouwing van deze kosten heeft [eisers]
verwezen naar productie 34. Dit betreffen facturen van de deurwaarder in de periode
15 februari tot en met 25 februari 2011 en zien kennelijk op de gelegde conservatoire
verhaalsbeslagen. Deze kosten zijn gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar.
[gedaagde sub 1] heeft aangevoerd dat artikel 240 Rv jo. Besluit liquidatietarief rechtbanken en
gerechtshoven bij de bepaling van de hoogte van te vergoeden deurwaarderskosten als
forfaitaire basis dienen. Voor zover [gedaagde sub 1] hiermee stelt dat de facturen van de
deurwaarder niet voldoen aan de tarieven van het Besluit tarieven ambtshandelingen
gerechtsdeurwaarders, gaat de rechtbank daaraan voorbij nu [gedaagde sub 1] dit in het geheel niet
heeft onderbouwd. Aangezien [gedaagde sub 1] de omvang van de gevorderde kosten verder niet
heeft weersproken, zal het bedrag van € 9.382,48 worden toegewezen.
2.29.
Daarnaast vordert [eisers] onder (6) en (19) [gedaagde sub 1] en Interfeed
hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. De rechtbank begrijpt dat deze
vordering ziet op de kosten van het op 14 februari 2011 ten laste van [gedaagde sub 1] en
Interfeed gelegde conservatoire bewijsbeslag (productie 32 van [eisers] ). Ook deze
kosten zijn gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden
begroot op € 2.210,97 voor verschotten en € 452,00 voor salaris advocaat.
2.30.
De gevorderde wettelijke rente over de beslagkosten zal worden toegewezen met
inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
Proceskosten
2.31.
[gedaagde sub 1] en Interfeed zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen
hoofdelijk in de proceskosten van [eiseres sub 1] en Feedimpex worden veroordeeld.
2.32.
De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] en Feedimpex worden ten aanzien van
[gedaagde sub 1] begroot op:
- dagvaarding
- griffierecht
- salaris advocaat
Totaal
€ 76,31
€ 3.537,00
€ 11.238,50
€ 14.851,81
(inclusief beslag)
(3,5 punten x tarief € 3.211,00 )
2.33.
De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] en Feedimpex worden ten aanzien van
Interfeed begroot op:
- dagvaarding
- griffierecht
- salaris advocaat
Totaal
€ 76,31
€ 3.537,00
€ 8.000,00
€ 11.613,31
(inclusief beslag)
(4 punten x tarief € 2.000,00)
2.34.
In het licht van het bovenstaande zullen [gedaagde sub 1] en Interfeed hoofdelijk worden
veroordeeld tot een bedrag van € 11.613,31, te voldoen aan [eiseres sub 1] en Feedimpex.
Daarnaast dient [gedaagde sub 1] nog een bedrag van € 3.238,50 aan [eiseres sub 1] en Feedimpex te
voldoen.
2.35.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met
inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
2.36.
[eiseres sub 3] Beheer en [eiseres sub 2] Beheer zullen worden veroordeeld in de
proceskosten van_ [gedaagde sub 1] en Interfeed. De rechtbank begroot deze op nihil.
in reconventie
2.37.
Een conservatoir verhaalsbeslag kan onder meer worden opgeheven indien
summierlijk blijkt dat de vordering ter verzekering waarvan het is gelegd ondeugdelijk is.
Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat daarvan geen sprake is, voor zover de
beslagen zijn gelegd door [eiseres sub 1] en Feedimpex. Ook overigens is niet gebleken van
feiten of omstandigheden die maken dat de door hen gelegde beslagen moeten worden
opgeheven. Voor zover de beslagen zijn gelegd door [eiseres sub 3] Beheer en [eiseres sub 2] Beheer,
zullen deze worden opgeheven. De door Agricom c.s. in reconventie ingestelde vorderingen
worden daarom afgewezen ten aanzien van [eiseres sub 1] en Feedimpex, en toegewezen ten
aanzien van [eiseres sub 3] Beheer en [eiseres sub 2] Beheer.
2.38.
Agricom c.s. zal als de ten aanzien van [eiseres sub 1] en Feedimpex in het ongelijk
gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten van [eiseres sub 1] en Feedimpex worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres sub 1] en Feedimpex worden begroot op
€ 678,00 (3 punten x 0,5 x tarief € 452,00) aan salaris advocaat. [eiseres sub 3] Beheer en
[eiseres sub 2] Beheer zullen als de ten aanzien van Agricom c.s. in het ongelijk gestelde partijen in
de proceskosten van Agricom c.s. worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten
op nihil.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres sub 1] te betalen:
- terzake overtreding van onderdeel a van het concurrentiebeding een bedrag van
€ 475.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf
10 maart 2011 tot aan de dag van volledige betaling;
- terzake overtreding van onderdeel b van het concurrentiebeding een bedrag van
€ 300.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6: 119 BW vanaf
10 maart 2011 tot de dag van volledige betaling;
- terzake overtreding van onderdeel c van het concurrentiebeding een bedrag van
€ 1.670.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6: 119 BW vanaf
10 maart 2011 tot de dag van volledige betaling;
- terzake van kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid € 48.899,25, vermeerderd met de
wettelijke rente als bedoeld in artikel 6: 119 BW vanaf 10 maart 2011 tot de dag van
volledige betaling;
- terzake van deurwaarderskosten € 9.382,48, vermeerderd met de wettelijke rente als
bedoeld in artikel 6: 119 BW vanaf 10 maart 2011 tot aan de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en Interfeed hoofdelijk, des dat de één betalende de ander
zal zijn bevrijd, om aan Feedimpex te betalen € 165.922,00 ten titel van schadevergoeding
die voortvloeit uit (het onrechtmatig profiteren van) [gedaagde sub 1] ' overtredingen van het
concurrentiebeding tot en met 25 januari 2011, vermeerderd met de wettelijke rente als
bedoeld in artikel 6: 119 BW vanaf 10 maart 2011 tot aan de dag van volledige betaling, en
veroordeelt beide tot vergoeding van verdere schade die voortvloeit uit (het onrechtmatig
profiteren van) [gedaagde sub 1] ' overtredingen van het concurrentiebeding tot en met 25 januari
2011, tot het gezamenlijk beloop: hoofdelijk, op te maken bij staat,
3.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en Interfeed hoofdelijk, des dat de één betalende de ander
zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 2.662,97, te voldoen binnen
14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt
vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit
vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en Interfeed hoofdelijk, des dat de één betalende de ander
zal zijn bevrijd, in de proceskosten aan de zijde van [eisers] tot een bedrag van
€ 11.613,31, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan
voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende
dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] daarnaast in de proceskosten aan de zijde van [eisers]
tot een bedrag van € 3.238,50, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis,
bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met
ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt [eiseres sub 3] Beheer en [eiseres sub 2] Beheer in de proceskosten van
[gedaagde sub 1] en Interfeed, tot op heden begroot op nihil,
3.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.9.
heft de ten laste van Agricom c.s. gelegde conservatoire verhaalsbeslagen op, voor
zover deze zijn gelegd door [eiseres sub 3] Beheer en [eiseres sub 2] Beheer,
3.10.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten van [eiseres sub 1] en Feedimpex, tot op
heden begroot op € 678,00,
3.11.
veroordeelt [eiseres sub 3] Beheer en [eiseres sub 2] Beheer in de proceskosten van Agricom
c.s., tot op heden begroot op nihil,
3.12.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft onderdeel
3.1
en 3.11 uitvoerbaar
bij voorraad,
3.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Frieling en in het openbaar uitgesproken p 23 juli
2014.