Matiging van een boete door de rechter vindt slechts plaats als de billijkheid dit
klaarblijkelijk eist, met andere woorden: als toepassing van het boetebeding in de gegeven
omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Deze
situatie doet zich hier gelet op het navolgende niet voor. Het boetebeding is opgenomen in
de aandeelhoudersovereenkomst tussen Agricom, [eiseres sub 3] Beheer en [eiseres sub 2] Beheer. In
de nadien gesloten vaststellingsovereenkomst is er uitdrukkelijk voor gekozen om het
concurrentiebeding en bijbehorende boetebeding, alsmede de bepaling waarin [gedaagde sub 1] ,
[eiseres sub 3] en [eiseres sub 2] zich als hoofdelijk medeschuldenaars verbinden voor de nakoming
door hun personal holdings van (onder meer) deze bedingen, in stand te houden. Zowel de
aandeelhoudersovereenkomst als de vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen
gelijkwaardige partijen die zich bij het opstellen daarvan hebben laten bijstaan door
adviseurs. Duidelijk is dat op schending van het concurrentiebeding een fors boetebedrag
staat. Dat de hoogte van het totaal aan boetes verbeurde bedrag flink is opgelopen, heeft
[gedaagde sub 1] aan zichzelf te wijten. Hoewel hij wist dat hij vanwege het concurrentiebeding
geen deel uit zou kunnen maken van de met Feedimpex concurrerende onderneming
Interfeed, is hij toch bij de oprichting daarvan betrokken geweest, heeft hij de
arbeidsovereenkomsten met [Z] , [K] en [L] doorgenomen (productie 75 van
[eisers] ) en heeft hij door middel van - eveneens verboden - contacten met
Feedimpex relaties een aantal transacties voor Interfeed voorbereid. Uit verschillende
e-mails die door [eisers] in het geding zijn gebracht, alsmede de proceshouding van
[gedaagde sub 1] , blijkt dat [gedaagde sub 1] heeft getracht dit voor [eisers] geheim te houden.
Tot slot heeft Feedimpex door het handelen van [gedaagde sub 1] schade geleden (zie hierna onder
2.24). Weliswaar staat de omvang van de schade nog niet vast, maar ook indien slechts
wordt uitgegaan van het deel van de schade dat wel vaststaat (hierna, 2.24), is de rechtbank
gelet op de terughoudendheid die zij dient te betrachten en de hiervoor genoemde
omstandigheden van oordeel dat voor matiging van de boetes geen plaats is. Hierbij wordt
voorts in aanmerking genomen dat hoewel in deze procedure niet kan worden vastgesteld
dat [gedaagde sub 1] ook na 25 januari 2011 bij Interfeed betrokken is gebleven, hetgeen wat
betreft de vordering van [eisers] tot schadevergoeding, gegeven de op haar rustende
stelplicht en bewijslast voor haar risico komt, deze mogelijkheid - gezien de vastgestelde
verboden contacten met relaties van Feedimpex na deze datum - niet uitgesloten is.
[gedaagde sub 1] heeft onvoldoende gesteld om die verboden betrokkenheid na 25 januari 2011, en
daaruit voortvloeiende schade, positief uit te sluiten. Het boetebeding is juist opgenomen, zo
moet worden aangenomen, met het oog op een dergelijke situatie, waarin verboden contact
kan worden vastgesteld, maar de inhoud en de gevolgen daarvan niet (meer) met zekerheid
kunnen worden vastgesteld. De in rechtsoverweging 2.12 genoemde bedragen zullen
daarom worden toegewezen.