ECLI:NL:RBMNE:2014:7564

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2014
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
C/16/379034 / KG RK 14-977
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het leggen van conservatoir beslag onder werkgever

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Brilservice B.V. op 16 oktober 2014 een verzoekschrift ingediend tot het leggen van conservatoir derdenbeslag en beslag op effecten die geen aandelen zijn. De voorzieningenrechter heeft het verzoek grotendeels toegestaan, met uitzondering van het beslag onder de werkgever van de verweerder, waarvoor partijen werden opgeroepen om te worden gehoord. De dagvaarding in de hoofdzaak diende binnen twee weken na de eerste beslaglegging te worden uitgebracht. De vordering van Brilservice, inclusief rente en kosten, is begroot op € 143.666,00.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2014 is de verweerder gehoord over het verzoek tot beslag onder zijn werkgever. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek tot beslag op het loon van de verweerder betrekking heeft op een vordering tot periodieke betaling in de zin van artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De verweerder heeft verweer gevoerd en betwist dat de vordering van Brilservice terecht is, met name voor zover deze betrekking heeft op de franchisevergoeding. Hij heeft aangevoerd dat Brilservice hem onvoldoende heeft begeleid en dat de franchisevergoeding is gebaseerd op onrealistische omzetprognoses.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen sprake is van ondeugdelijkheid van de vordering van Brilservice. De weigering van het verzochte verlof zou alleen aan de orde zijn als een belangenafweging daartoe aanleiding geeft. De voorzieningenrechter concludeert dat Brilservice voldoende belang heeft bij het verzochte verlof, aangezien de verweerder slechts een deel van de vordering heeft betwist en het overige heeft erkend. Daarom is het verzoek tot het leggen van beslag onder de werkgever van de verweerder toegestaan.

De beschikking is gegeven door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2014.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/379034 / KG RK 14-977
Beschikking van de voorzieningenrechter van 24 november 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRILSERVICE B.V.,
gevestigd te Heemskerk,
verzoekster,
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
advocaat mr. T.B.M. Kersten te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna Brilservice en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op 16 oktober 2014 heeft Brilservice een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir derdenbeslag alsmede beslag op effecten op naam die geen aandelen zijn ingediend.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegestaan als verzocht, behoudens voor wat betreft het beslag onder de werkgever, waarvoor partijen zouden worden opgeroepen om te worden gehoord. Daarbij is bepaald dat de dagvaarding in de hoofdzaak binnen twee weken na de eerste beslaglegging diende te worden uitgebracht. De vordering is, inclusief rente en kosten, begroot op € 143.666,00.
1.3.
Partijen zijn tijdens een mondelinge behandeling op 20 november 2014, waarvan aantekening is gehouden, gehoord over het verzochte beslag onder de werkgever van [verweerder] , [bedrijf] , gevestigd aan de [adres] te ( [postcode] ) [vestigingsplaats] .

2.De beoordeling

2.1.
Het thans aan de orde zijnde resterende verzoek strekt tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van beslag op het loon van [verweerder] . Het verzochte verlof heeft betrekking op conservatoir beslag op een vordering tot periodieke betaling in de zin van artikel 475c Rv.
2.2.
[verweerder] is overeenkomstig het bepaalde in artikel 720 Rv gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid verweer gevoerd. Kort gezegd weerspreekt [verweerder] de vordering ter verzekering van de betaling waarvan Brilservice beslag wenst te leggen – en al heeft gelegd onder Aegon, ING Bank, ABN AMRO Bank, SNS Bank en Avero Achmea. Deze beslagen hebben in totaal circa € 20.000,00 getroffen. [verweerder] betwist de vordering van Brilservice voor zover de onderliggende facturen zien op de franchisevergoeding. Die vergoeding is volgens [verweerder] namelijk, in strijd met de op Brilservice rustende zorgplicht, bepaald aan de hand van niet-realistische omzetprognoses. Ook heeft Brilservice hem, in strijd met genoemde zorgplicht, onvoldoende begeleid en bijgestuurd. Verder heeft [verweerder] aangevoerd dat hij een gezin heeft met twee jonge kinderen, en dat hij de lasten van twee woningen moet dragen, te weten een door hem en zijn gezin bewoonde huurwoning in Doorn en een (niet kostendekkend verhuurde) woning in Valkenswaard, die zijn eigendom is. Die woning staat te koop, maar heeft geen overwaarde. [verweerder] heeft geen recht meer op hypotheekrenteaftrek en komt nu al, nu er nog geen beslag is gelegd op zijn loon, maandelijks geld tekort. Het (inmiddels beslagen) tegoed op de ING-rekening was gereserveerd ter betaling van een belastingaanslag, die hij nu niet kan voldoen, aldus [verweerder] . Verder heeft [verweerder] erop gewezen dat hem naar alle waarschijnlijkheid geen toevoeging zal worden verleend, zodat hij een hoog griffierecht verschuldigd zal zijn, als hij verweer wil voeren in de bodemzaak, die al is aangebracht. Dat griffierecht kan hij, vanwege de reeds gelegde beslagen, echter niet opbrengen.
2.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat niet reeds na summier onderzoek is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van Brilservice. Weigering van het verzochte verlof is daarom alleen aan de orde als een afweging van de belangen van Brilservice enerzijds en [verweerder] anderzijds daar aanleiding toe geeft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat in deze zaak echter niet het geval. Daartoe is van belang dat [verweerder] slechts een deel van de vordering, namelijk voor zover die ziet op de franchisevergoeding, heeft betwist, waarbij de omvang van dit deel van de vordering gesteld noch aannemelijk geworden is. Voor het overige heeft [verweerder] vordering erkend. Gelet op de gestelde omvang van de vordering in verhouding tot het met de reeds gelegde beslagen getroffen bedrag, heeft Brilservice voldoende belang bij het verzochte verlof om beslag te mogen leggen ten laste van [verweerder] . Dit zal daarom worden toegestaan als verzocht.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
staat Brilservice, in aanvulling op hetgeen reeds is beslist, toe ter verzekering van het verhaal van haar vordering ten laste van [verweerder] conservatoir beslag te doen leggen onder de werkgever van [verweerder] , op alle gelden en/of geldswaarden welke deze verschuldigd is en/of zal worden aan [verweerder] .
Deze beschikking is gegeven door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2014. [1]

Voetnoten

1.type: SH/4214