ECLI:NL:RBMNE:2014:7518

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
2349872 UC EXPL 13-14605k/4081
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op basis van bedrijfseconomische redenen en de toepassing van het afspiegelingsbeginsel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om de opzegging van de arbeidsovereenkomst van de eiseres door [gedaagde sub 1] B.V. wegens bedrijfseconomische redenen. De eiseres, die sinds 1992 in dienst was, werd op non-actief gesteld na een verzoek van de werkgever aan het UWV om toestemming voor ontslag. De eiseres betwistte de opzegging en vorderde een verklaring voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk was. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 30 oktober 2013 een comparitie van partijen gelast, waarna de zaak op 16 april 2014 werd behandeld.

De feiten tonen aan dat de werkgever, [gedaagde sub 1] B.V., op 28 november 2012 toestemming vroeg aan het UWV om de arbeidsovereenkomst met de eiseres op te zeggen. De werkgever stelde dat door een terugval in de omzet de administratieve werkzaamheden geminimaliseerd waren en dat deze door de directeur zelf konden worden uitgevoerd. De eiseres voerde aan dat de reden voor ontslag niet op waarheid berustte, omdat de werkzaamheden door een andere werknemer, mevrouw [gedaagde sub 4], werden overgenomen. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet betwistte dat de bedrijfseconomische situatie een reductie van personeel rechtvaardigde, maar dat de keuze voor ontslag op basis van het afspiegelingsbeginsel niet correct was toegepast.

De kantonrechter heeft [gedaagde sub 1] B.V. toegelaten tot het leveren van tegenbewijs met betrekking tot de werkzaamheden van mevrouw [gedaagde sub 4]. Indien de werkgever in het tegenbewijs faalt, wordt aangenomen dat de opzegging op een valse of voorgewende reden is gebaseerd. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij de kantonrechter heeft aangegeven dat de gevolgen van het ontslag voor de eiseres ook in overweging moeten worden genomen. De beslissing over de vorderingen van de eiseres is aangehouden tot na de bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2349872 UC EXPL 13-14605k/4081
Vonnis van 16 april 2014
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. L.N. Hermes,
tegen:
1. de besloten vennootschap
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] B.V.,
2. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,

3 [gedaagde sub 3] , vennoot van gedaagde sub 2,

wonende te Mijdrecht,
4.
[gedaagde sub 4] , vennoot van gedaagde sub 2,
wonende te Mijdrecht,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. Leijen.

1.De procedure

Bij tussenvonnis van 30 oktober 2013 is een comparitie van partijen gelast.
Voorafgaand aan de comparitie heeft [eiseres] bij brieven van 6 en 14 maart 2014 nog producties in het geding gebracht.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 17 maart 2014. Hiervan is aantekening gehouden.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] , geboren op [1968] , is op 1 juli 1992 bij [gedaagde sub 1] B.V. in dienst getreden. Aanvankelijk werkte zij in de functie van planner/koerier, na enkele jaren is zij de functie van administratief medewerkster gaan vervullen. In die functie was zij laatstelijk werkzaam tegen een salaris van € 2.865,31 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2.
[gedaagde sub 1] B.V. heeft op 28 november 2012 toestemming gevraagd aan het UWV om (alleen) de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. In de aanvraag heeft [gedaagde sub 1] B.V. onder meer geschreven:

Door de terugval in omzet zijn de administratieve werkzaamheden en het plannen van de uit te voeren ritten ook geminimaliseerd en deze kunnen door de directeur zelf uitgevoerd worden.
2.3.
[gedaagde sub 1] B.V. heeft [eiseres] de dag hierna geïnformeerd over het verzoek aan het UWV en [eiseres] direct op non-actief gesteld. Hiertegen heeft [eiseres] geprotesteerd.
2.4.
[eiseres] heeft zich tegen het verlenen van toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst verweerd.
2.5.
Bij brief van 3 december 2012 heeft [gedaagde sub 1] B.V. ter aanvulling van de aanvraag onder meer geschreven aan het UWV:

Extra info inzake de 3 vaste medewerkers:
Dhr [A] , koerier reeds zeer lange tijd in dienst naar volle tevredenheid. Doet elke dag de vaste werkzaamheden waarmee hij een goede toevoeging geeft aan het bedrijf. (…)
Mevr [B] , koerier welke werkzaam is slechts 1 dag in de week. Zij is zwanger en gaat binnenkort met zwangerschapsverlof. (…)
Mevr [gedaagde sub 4] , is mijn vrouw.
2.6.
Het UWV heeft [gedaagde sub 1] B.V. op 2 januari 2013 toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [eiseres] op te zeggen.
2.7.
[gedaagde sub 1] B.V. heeft bij brief van 5 januari 2013 de arbeidsovereenkomst met [eiseres] opgezegd tegen 1 mei 2013.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,:
  • een verklaring voor recht dat het [eiseres] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is;
  • hoofdelijke veroordeling van gedaagden om tegen bewijs van kwijting binnen een week na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te betalen € 32.664,00 bruto en
  • hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten en de kosten die op de tenuitvoerlegging vallen.
3.2.
Gedaagden hebben verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] meent dat het opzeggen van de arbeidsovereenkomst door [gedaagde sub 1] B.V. kennelijk onredelijk is, omdat [gedaagde sub 1] B.V. een valse of voorgewende reden voor die opzegging heeft aangevoerd en omdat de gevolgen van de opzegging voor [eiseres] te ernstig zijn in verhouding tot het belang van [gedaagde sub 1] B.V. bij opzegging.
4.2.
[eiseres] heeft betoogd dat sprake is van een valse of voorgewende reden, omdat [gedaagde sub 1] B.V. in de ontslagaanvraag niet heeft vermeld dat de echtgenote van de directeur, mevrouw [gedaagde sub 4] (gedaagde sub 4), door [eiseres] is ingewerkt en de werkzaamheden van [eiseres] heeft overgenomen. Zij is later in dienst getreden (17 december 2000) dan [eiseres] en zou dan ook bij toepassing van het afspiegelingsbeginsel moeten worden ontslagen in plaats van [eiseres] . Voorts is sprake van een valse of voorgewende reden, omdat [gedaagde sub 1] B.V. het UWV niet heeft geïnformeerd over het feit dat [gedaagde sub 2] (gedaagde sub 2) zou worden opgericht en dat het personeel vanuit [gedaagde sub 1] B.V. zou overgaan naar de VOF. Een ontslag is vanwege de overgang van onderneming niet geoorloofd.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] in deze procedure niet betwist dat de bedrijfseconomische situatie van [gedaagde sub 1] B.V. een reductie van het personeel rechtvaardigde. Zij meent alleen dat niet zij niet voor ontslag in aanmerking had moeten komen, maar mevrouw [gedaagde sub 4] omdat ze hetzelfde werk deden en mevrouw [gedaagde sub 4] later in dienst is getreden en op grond van het afspiegelingsbeginsel derhalve eerder voor ontslag in aanmerking kwam.
4.4.
Partijen verschillen van mening over de werkzaamheden die mevrouw [gedaagde sub 4] verrichtte. [eiseres] heeft betoogd dat mevrouw [gedaagde sub 4] hoofdzakelijk samen met haar de administratieve en planningswerkzaamheden verrichtte aangevuld met enig koerierswerk. [gedaagde sub 1] B.V. heeft betoogd dat mevrouw [gedaagde sub 4] voornamelijk koerierswerkzaamheden verrichtte en slechts bij wege van uitzondering administratieve werkzaamheden. [eiseres] heeft haar stelling onderbouwd met een loonstrook (overgelegd als productie 7 bij conclusie van antwoord) waarop staat vermeld dat mevrouw [gedaagde sub 4] administratief medewerkster is, anders dan bijvoorbeeld de heer [A] en mevrouw [B] waarbij op de loonstrook wel de functie van koerier staat vermeld. Ook is het opmerkelijk dat – zoals [gedaagde sub 1] B.V. ter comparitie heeft erkend – mevrouw [gedaagde sub 4] drie jaar lang door [eiseres] is ingewerkt op de administratieve werkzaamheden wanneer zij die werkzaamheden slechts sporadisch zou verrichten. De kantonrechter acht op grond hiervan voorshands bewezen dat mevrouw [gedaagde sub 4] (voor het ontslag van [eiseres] ) in hoofdzaak administratieve en planningswerkzaamheden verrichtte. [gedaagde sub 1] B.V. zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De kantonrechter merkt hierbij nog op dat het alleen om de werkzaamheden van mevrouw [gedaagde sub 4] voor de aanvraag van de toestemming door [gedaagde sub 1] B.V. bij het UWV omdat het gaat om de vraag of er toen aanleiding was het afspiegelingsbeginsel (anders) toe te passen. Daarvoor zijn de werkzaamheden die mevrouw [gedaagde sub 4] na het ontslag is gaan verrichten niet relevant.
4.5.
Indien [gedaagde sub 1] B.V. het tegenbewijs (mede) wenst te leveren door schriftelijke stukken of andere gegevens, dient zij deze afzonderlijk bij akte in het geding te brengen. Indien [gedaagde sub 1] B.V. het tegenbewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dient zij dit in de akte te vermelden en de verhinderdata op te geven van alle partijen en van de op te roepen getuigen. De kantonrechter zal dan vervolgens een dag en uur voor een getuigenverhoor bepalen. De kantonrechter verwacht dat het verhoor per getuige 60 minuten zal duren. Als [gedaagde sub 1] B.V. verwacht dat het verhoor van een getuige langer zal duren dan de hiervoor vermelde duur, kan dat in de te nemen akte worden vermeld.
4.6.
Als [gedaagde sub 1] B.V. in de bewijslevering faalt dan moet worden aangenomen dat niet [eiseres] voor ontslag had moeten worden voorgedragen maar mevrouw [gedaagde sub 4] . Niet ter discussie staat immers dat mevrouw [gedaagde sub 4] korter in dienst is dan [eiseres] en derhalve wanneer ze dezelfde functie verrichtten op grond van het afspiegelingsbeginsel voor ontslag had moeten worden voorgedragen. Bij toepassing van het afspiegelingsbeginsel is immers irrelevant de vraag of iemand in een familierechtelijke betrekking tot de directeur staat. Het afspiegelingsbeginsel is juist bedoeld om op objectieve gronden te bepalen welke werknemer moet worden ontslagen. In dat geval heeft te gelden dat de arbeidsovereenkomst met [eiseres] is opgezegd op basis van een valse of voorgewende reden.
4.7.
Als [gedaagde sub 1] B.V. slaagt in het leveren van tegenbewijs dan dient de kantonrechter te beoordelen of desalniettemin sprake is van een valse of voorgewende reden voor ontslag omdat er sprake is van overgang van onderneming van [gedaagde sub 1] B.V. naar [gedaagde sub 2] . [eiseres] heeft betoogd dat er sprake is van overgang van onderneming omdat het personeel van [gedaagde sub 1] B.V. is overgegaan naar [gedaagde sub 2] , hetgeen ook blijkt uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel. [gedaagde sub 1] B.V. heeft dit ontkend.
De kantonrechter vermag niet in te zien dat wanneer wordt aangenomen dat sprake is van overgang van onderneming dit leidt tot de conclusie dat sprake is van een valse of voorgewende reden. Weliswaar bepaalt artikel 7:670 lid 8 BW dat een arbeidsovereenkomst niet kan worden opgezegd wegens een overgang van onderneming. Dat [gedaagde sub 1] B.V. de opzegging nastreefde wegens die overgang is gesteld noch gebleken. Hierbij betrekt de kantonrechter dat [gedaagde sub 2] pas is opgericht na verlening van de ontslagvergunning en zelf geen werknemers in dienst had.
Voor zover [eiseres] heeft bedoeld te stellen dat de overgang van onderneming van belang is voor de vraag welke gedaagde(n) eventueel moeten worden veroordeeld tot betaling van enige vorm van schadevergoeding, oordeelt de kantonrechter dat [eiseres] met de verwijzing naar het uittreksel van de Kamer van Koophandel de gestelde overgang van onderneming onvoldoende heeft onderbouwd. Dit betekent dat de vorderingen tegen [gedaagde sub 2] en haar vennoten zal worden afgewezen.
4.8.
Als [gedaagde sub 1] B.V. dus slaagt in het leveren van het tegenbewijs dan is er gelet op het voorgaande geen sprake van een valse of voorgewende reden, maar zal de kantonrechter moeten beoordelen of het gegeven ontslag desalniettemin kennelijk onredelijk is omdat de gevolgen daarvan voor [eiseres] te ernstig zijn.
4.9.
In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
laat [gedaagde sub 1] B.V. toe tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewijzen geachte feit dat mevrouw [gedaagde sub 4] (voor het ontslag van [eiseres] ) in hoofdzaak administratieve en planningswerkzaamheden verrichtte;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 14 mei 2014teneinde [gedaagde sub 1] B.V. in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs wil leveren;
bepaalt dat, indien [gedaagde sub 1] B.V. (mede) bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, zij die stukken op die rolzitting in het geding moet brengen;
bepaalt dat, indien [gedaagde sub 1] B.V. bewijs wil leveren door middel van het horen van getuigen, zij op die rolzitting:
- de namen en woonplaatsen van de getuigen dient op te geven;
- moet opgeven op welke dagen alle partijen, hun (eventuele) advocaten/gemachtigden en de getuigen
in de drie maanden nadienverhinderd zijn; zij dient bij die opgave ten minste vijftien dagdelen vrij te laten waarop het getuigenverhoor zou kunnen plaatsvinden;
bepaalt dat:
- voor het opgeven van verhinderdata geen uitstel zal worden verleend
;
- indien partijen geen gebruik maakt van de mogelijkheid om verhinderdata op te geven de rechter eenzijdig een datum zal bepalen waarvan dan in beginsel geen wijziging meer mogelijk is;
- het getuigenverhoor zal kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien bij de opgave minder dan het hiervoor verzochte aantal dagdelen zijn vrijgelaten;
bepaalt dat de datum van het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden gewijzigd nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2014.