In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 17 september 2014 een tussenbeschikking gewezen in een incident dat volgde op een verstekvonnis van 9 juli 2014. In dat verstekvonnis was de Gemeente Hilversum veroordeeld tot betaling van een geldsom aan de eiser, die stelde dat de gemeente ongerechtvaardigd was verrijkt door herstelwerkzaamheden aan een gehuurd pand. De Gemeente Hilversum heeft tegen dit verstekvonnis verzet ingesteld en verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van het vonnis, alsook om zekerheidstelling voor de executie van het vonnis.
De kantonrechter overwoog dat het verstekvonnis uitvoerbaar bij voorraad was verklaard en dat het verzet de tenuitvoerlegging niet schorste. De rechter benadrukte dat de procedure in verzet een andere toetsing kent dan bij vonnissen op tegenspraak, en dat de belangen van partijen zorgvuldig moesten worden afgewogen. De kantonrechter concludeerde dat de Gemeente Hilversum niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een noodtoestand of een restitutierisico dat schorsing van de tenuitvoerlegging rechtvaardigde.
Wel werd de vordering tot zekerheidstelling toegewezen, waarbij de kantonrechter het bedrag van de zekerheidstelling beperkte tot € 75.000. De Gemeente Hilversum had onvoldoende onderbouwd waarom een hogere bankgarantie van € 91.080,42 nodig was. De rechter wees ook de vordering tot zekerheidstelling voor advocatenkosten af, omdat dit in strijd was met het Rechtsvorderingsverdrag 1954. De proceskosten werden gecompenseerd, en de zaak werd opnieuw op de rol gezet voor 15 oktober 2014 voor verdere behandeling.