ECLI:NL:RBMNE:2014:7385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2014
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
16-661613-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor diefstal van pinpassen door middel van een babbeltruc en het pinnen met deze gestolen passen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2014, is de verdachte beschuldigd van diefstal van pinpassen en het pinnen met deze gestolen passen. De rechtbank heeft op tegenspraak geoordeeld na het onderzoek op de zitting van 8 oktober 2014. De tenlastelegging omvatte diefstal in vereniging van pinpassen van meerdere benadeelden, waarbij de verdachte samen met anderen handelde. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen van bepaalde benadeelden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstallen van enkele benadeelden, maar achtte de diefstallen van de pinpassen van andere benadeelden wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen de pinpassen had gestolen en met deze passen geldbedragen had gepind. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661613-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 22 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. van Rooijen, advocaat te Tilburg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd.
De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen pinpassen heeft gestolen van [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7];
Feit 2: samen met anderen, met behulp van gestolen pinpassen, geldbedragen heeft gepind en kleding heeft gekocht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd feit 1 en 2 bewezen te verklaren, ten aanzien van de aangevers [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4]. Bij deze feiten is sprake van diefstal in vereniging.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de diefstallen, ten laste gelegd onder feit 1 en 2, die betrekking hebben op de aangevers [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7].
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte iets te maken heeft met de diefstal van de pinpas van [benadeelde 1] (hierna: [benadeelde 1]). Het signalement dat door de getuigen wordt gegeven, past niet op het signalement van verdachte. Bovendien wordt door getuige [getuige 1] verklaard dat de man Nederlands sprak, terwijl verdachte geen woord Nederlands spreekt. De verklaring van verdachte dat [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) contact heeft gehad met deze man, wordt bevestigd door de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] die verklaren dat er mogelijk drie personen waren. Niemand wijst verdachte aan als de dader en er is onvoldoende bewijs dat verdachte bij dit feit als medepleger betrokken zou zijn. Verdachte moet daarom van deze diefstal worden vrijgesproken.
Wat betreft de diefstal van de pinpas van [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2]) heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte 1] deze pinpas had en dat hij van de diefstal op de hoogte is, maar niets heeft kunnen doen om deze diefstal te beletten. Ook bij deze diefstal strookt het door de aangever gegeven signalement niet met het uiterlijk van verdachte. Door medeverdachte [medeverdachte 2] wordt verklaard, dat hij heeft gezien dat [medeverdachte 1] de pinpas en een geldbedrag van
€ 1.250,- bij zich had. [medeverdachte 2] dicht verdachte bij dit feit geen enkele rol toe. Uit het dossier blijkt dus niet dat verdachte bij de diefstal van de pinpas en het geld betrokken is, zodat hij ook hiervan moet worden vrijgesproken.
Ook van de feiten waarbij de aangevers [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7] zijn betrokken, moet verdachte worden vrijgesproken. Uit zowel de signalementen als het beeldmateriaal blijkt dat het niet verdachte kan zijn die de diefstallen heeft gepleegd.
De diefstallen waarvan aangifte is gedaan door [benadeelde 3] en [benadeelde 4] zijn door verdachte bekend en kunnen dus bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak ten aanzien van [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7]
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van de pinpassen van [benadeelde 5], [benadeelde 6] en [benadeelde 7] (feit 1). Ook kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met deze gestolen pinpassen geldbedragen heeft gepind en/of kleding heeft gekocht (feit 2).
4.3.2
Het bewijs ten aanzien van [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde diefstallen met betrekking tot de aangevers [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3] en [benadeelde 4] heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen. [1]
4.3.2.1 Het bewijs ten aanzien van [benadeelde 1]
Op 21 juni 2014 is door [benadeelde 1] aangifte gedaan van diefstal. [benadeelde 1] bevond zich op 21 juni 2014 omstreeks 16.15 uur bij een parkeerautomaat in Utrecht. [benadeelde 1] probeerde te pinnen, maar zag vervolgens dat zijn pasje niet meer uit de gleuf kwam. [2] Hij hoorde dat hij werd aangesproken door een man in een zwart pak, die hem vertelde dat zijn pasje ook was opgegeten. De man zei tegen [benadeelde 1] dat hij zijn pincode in moest voeren, op ‘OK’ moest drukken en daarna op ‘STOP’ moest drukken. [benadeelde 1] keek ondertussen naar het scherm van de parkeerautomaat en hoorde toen iemand roepen: “Meneer, meneer die man gaat er met uw pas vandoor”. [benadeelde 1] heeft vervolgens naar de man geroepen dat hij terug moest komen. Een bekende van [benadeelde 1] is vervolgens achter de man aangerend. [3]
Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3]) heeft verklaard dat hij op 21 juni 2014 omstreeks 16.15 uur in Utrecht was en zag dat een man met een kruk bij de betaalautomaat van de parkeerplaatsen stond. Achter de man stond een man in een donker pak die zich verdacht gedroeg. [getuige 3] had het idee dat deze man over de schouder van de andere man meekeek. [getuige 3] hoorde dat de man met de kruk riep en [getuige 3] zag dat de man in het pak het op een rennen zette. [getuige 3] zag dat de man een mobiele telefoon aan zijn oor hield. [4] [getuige 3] is achter de man aangerend. [getuige 3] zag dat de man naar de Vleutenseweg rende en dat er over de busbaan op de Vleutenseweg een zwarte Mercedes A-klasse aan kwam rijden. [getuige 3] zag vervolgens dat de man in de Mercedes stapte en dat de Mercedes met hoge snelheid wegreed. [5]
Verdachte heeft op 22 juni 2014 verklaard dat hij de dag ervoor naar een parkeerautomaat is gelopen en dat daar een probleem ontstond, omdat de kaart in de parkeerautomaat bleef zitten. Er werd wat geroepen en verdachte heeft vervolgens de benen genomen. Verdachte is vervolgens bij [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) ingestapt. [6] Verdachte heeft verder verklaard dat hij tijdens de achtervolging uit de auto is gestapt en is weggerend. [7]
Door verbalisant [verbalisant] is gerelateerd dat hij op 21 juni 2014 een zwarte Mercedes met kenteken [kenteken] achtervolgde. [8] Bij de bestuurder van de Mercedes werd een rijbewijs aangetroffen met daarop de volgende gegevens: [medeverdachte 2], geboren op [1980] te [land]. [9]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van [benadeelde 1]
Door de raadsman is betoogd dat verdachte op basis van de signalementen en de verklaringen die zijn afgelegd niet de dader kan zijn geweest. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet.
[benadeelde 1] heeft verklaard over één man in een zwart pak, door wie hij is aangesproken. Nadat [benadeelde 1] van een getuige hoorde dat de man er met zijn pas vandoor ging, heeft hij naar de man geroepen. Getuige [getuige 3] hoorde de man bij de betaalautomaat iets roepen en zag dat een man in een donker pak, die zich daarvoor bij de betaalautomaat verdacht had gedragen, het op een rennen zette. Vervolgens is de man door getuige [getuige 3] achtervolgd, totdat de man instapte in een zwarte Mercedes. Door verdachte is verklaard, dat hij contact heeft gehad met een persoon bij de parkeerautomaat en dat hij bij [medeverdachte 2] is ingestapt.
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die de pas van [benadeelde 1] heeft gestolen. Gelet op de afgelegde verklaringen, ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten dat [medeverdachte 1] of een derde de pas van [benadeelde 1] zou hebben afgenomen. De rechtbank wordt in deze overtuiging gesterkt door het feit dat verdachte de hierna te noemen diefstallen ten aanzien van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] heeft bekend en dat deze diefstallen qua modus operandi sterke overeenkomsten vertonen met de diefstal van de pinpas van [benadeelde 1].
4.3.2.2 Het bewijs ten aanzien van [benadeelde 2]
Op 24 juni 2014 wordt door [benadeelde 2] aangifte gedaan van diefstal. [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij zich op 21 juni 2014 omstreeks 15.30 uur in Utrecht bevond. Hij werd aangesproken door een man die hem zei dat hij wilde parkeren, maar dat dit niet lukte. [benadeelde 2] zag dat de man een creditcard bij zich had. De man gaf aan dat de kaart niet in de parkeerautomaat kon. [10] heeft vervolgens zijn betaalpas gepakt en deze in de parkeerautomaat gestopt. Hij zag dat zijn betaalpas niet terug kwam uit de parkeerautomaat. De man liep weg en kwam niet meer terug. [benadeelde 2] probeerde zijn betaalpas terug te krijgen, maar dat lukte niet. Hij kreeg toen door dat de man zijn betaalpas gestolen moest hebben. Op 22 juni heeft [benadeelde 2] contact opgenomen met de bank en hoorde hij dat er een bedrag van € 1.250,- was opgenomen. [11]
Bij de doorzoeking van de Mercedes, kenteken [kenteken], wordt een ING bankpas op naam van [benadeelde 2] aangetroffen. [12]
Bij verdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) is een geldbedrag van € 1.475,00 aangetroffen. [13]
Verdachte heeft verklaard dat de ING bankpas, die in de auto is aangetroffen, ’s middags door [medeverdachte 1] in de auto is gelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat de bankpas van diefstal afkomstig is. [14]
Verdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] in het bezit was van een oranje pinpas. Het geld dat bij [medeverdachte 2] is aangetroffen, heeft [medeverdachte 2] gekregen van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] gaf dat geld aan hem een half uur voor ze werden achtervolgd en het ongeluk plaatsvond. [15]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen de pinpas van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft gestolen en met de pinpas van [benadeelde 2] geld heeft gepind. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger bij beide diefstallen is betrokken geweest. De rechtbank leidt dit af uit het volgende.
Op 21 juni 2014 omstreeks 15.30 uur wordt de pinpas van aangever [benadeelde 2] gestolen. [benadeelde 2] is benaderd door een man die hem vroeg voor hem een betaling te verrichten bij de parkeerautomaat. De pinpas van [benadeelde 2] is aangetroffen in de Mercedes waarin verdachte en [medeverdachte 2] hebben verklaard te hebben gezeten. Beiden verklaren dat [medeverdachte 1] deze pinpas bij zich had. [medeverdachte 2] verklaart bovendien dat [medeverdachte 1] hem, een half uur voor de achtervolging plaatsvond, een geldbedrag van € 1.475,- heeft gegeven.
Binnen een uur na de diefstal van de pinpas van [benadeelde 2], wordt ook aangever [benadeelde 1] van zijn pinpas bestolen. De modus operandi van beide diefstallen komt sterk overeen. Ook [benadeelde 1] wordt aangesproken door een man op het moment dat hij bij een parkeerautomaat pint. Nadat de man zich met de pintransactie heeft bemoeit, blijkt de pinpas van [benadeelde 1] gestolen te zijn.
Nadat verdachte bij het plaats delict is weggerendHd
, wordt hij opgepikt door de Mercedes, die door [medeverdachte 2] wordt bestuurd. [medeverdachte 2] rijdt met hoge snelheid weg en laat, tijdens de achtervolging, maar buiten het zicht van de achtervolgende politieauto, verdachte uit de auto stappen.
Dat [medeverdachte 2] (als chauffeur) niet op de hoogte zou zijn geweest van de diefstallen die zich buiten de auto afspeelden, wordt alleen al weersproken door het feit dat verdachte direct na de diefstal van de pinpas en het gepinde geldbedrag van [benadeelde 2], dit geldbedrag van [medeverdachte 1] overhandigd krijgt. De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat zo’n groot geldbedrag in bewaring wordt gegeven bij iemand die geen enkele wetenschap heeft van de diefstallen.
Op basis van de uiterlijke verschijningsvorm is de rechtbank van oordeel dat de diefstal van de pinpas van [benadeelde 2] en het pinnen van geld door de verdachten [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] in vereniging en met een vooropgezet plan zijn gepleegd. Dat de verdachten bij deze diefstal verschillende rollen hebben gehad en niet alle drie bij de feitelijke uitvoering betrokken zijn geweest, maakt dit niet anders. Hetzelfde geldt voor de diefstal van de pinpas van [benadeelde 1], zij het dat er geen bewijs is voor het medeplegen van dat feit door [medeverdachte 1].
4.3.2.3 Het bewijs ten aanzien van [benadeelde 3]
Op 31 maart 2014 is door [benadeelde 3] aangifte gedaan van diefstal van zijn pinpas. Op 29 maart 2014 omstreeks 10.40 uur wilde [benadeelde 3] pinnen in Soest. Dicht achter [benadeelde 3] stond een man die vroeg of hij kon helpen. Nadat de man verschillende gebaren en bewegingen had gemaakt, liep hij weg. [benadeelde 3] kwam er toen achter dat zijn pinpas gestolen was. Van een getuige die achter de man aan liep, hoorde [benadeelde 3] dat de man samen met een ander persoon wegliep. [16]
In aanvulling op zijn aangifte heeft [benadeelde 3] op 7 april 2014 verklaard, dat met zijn pinpas door onbekenden twee keer geld is opgenomen. Op 29 maart 2014 zijn de volgende bedragen opgenomen: € 1.150,- en € 1.750,-. [17]
Door een verbalisant worden de camerabeelden bekeken van de Rabobank in Soest, op 29 maart 2014 te 10.32 uur en verder. Door de verbalisant wordt het volgende gerelateerd. Het slachtoffer staat voor de pinautomaat. [18] Op de achtergrond is een donkerkleurige Mercedes zichtbaar met een witte kentekenplaat. [19] Verdachte 1 bemoeit zich met de handelingen van het slachtoffer. Verdachte 1 loopt weg in de richting van de Mercedes. [20] Later verschijnt verdachte 1 bij de bank, gevolgd door een 2e verdachte. Beide verdachten staan voor de pinautomaat. [21] De automaat geeft aan dat er € 1.750,- is opgenomen. [22]
Verdachte heeft op 3 juli 2014 verklaard dat hij in Soest een pinpas heeft gestolen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij van die rekening geld heeft gepind. Verdachte was daar samen met [medeverdachte 1]. [23]
4.3.2.4 Het bewijs ten aanzien van [benadeelde 4]
heeft in zijn aangifte verklaard, dat hij op 29 maart 2014 omstreeks 11.30 uur ging pinnen in Bussum. [benadeelde 4] deed zijn pinpas in de sleuf en toetste zijn pincode in. Toen hij zijn pas eruit wilde halen, zag hij dat deze niet meer zichtbaar was. Een vrouw die achter [benadeelde 4] stond, vertelde hem dat ze bij de automaat twee verdachte personen had gezien. [24] hoorde van een medewerker van de bank, dat er om 11.34 uur € 1.000,- en om 11.36 uur € 250,- met zijn pinpas was gepind. [25]
Verdachte heeft op 3 juli 2014 over de diefstal in Bussum verklaard, dat hij het pasje uit de automaat heeft gepakt. Verdachte heeft verklaard dat hij dit pasje heeft gestolen en ook een geldbedrag heeft gepind. Verdachte was bij de diefstal van de pinpas samen met [medeverdachte 1]. [26]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen, in de periode van 29 maart 2014 tot en met 21 juni 2014 te Utrecht en Soest en Bussum, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen pinpassen, toebehorende aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4];
2.
op tijdstippen in de periode van 29 maart 2014 tot en met 21 juni 2014 te Utrecht en Soest en Bussum telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit pinautomaten heeft weggenomen geldbedragen (meermalen van 1250 euro en 2900 euro) toebehorende aan [benadeelde 2]
en [benadeelde 3] en [benadeelde 4], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten door middel van gestolen pinpassen (op naam van voornoemde [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4]).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat een gevangenisstraf van 2 maanden per feit meer dan passend is. Gelet op het feit dat de richtlijnen eigenlijk een werkstraf voorschrijven, zou van die gevangenisstraf een deel voorwaardelijk moeten worden opgelegd. Er bestaat in elk geval geen aanleiding om een gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest te boven gaat.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan vier diefstallen van pinpassen. Daarnaast heeft verdachte met drie van deze gestolen passen grote geldbedragen opgenomen. De slachtoffers zijn door verdachte of zijn mededader(s) aangesproken alsof zij de slachtoffers wilden helpen bij hun, al dan niet op verzoek van verdachte of zijn mededader(s) gedane, pintransacties. Verdachte en zijn mededader(s) hebben de pinpassen van de slachtoffers vervolgens op slinkse wijze afhandig gemaakt.
De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij op deze geslepen manier verschillende mensen van hun pinpas en geld heeft bestolen. Extra kwalijk is, dat verdachte kennelijk bewust vooral oudere mensen heeft uitgekozen. Dit soort feiten tast het gevoel van veiligheid aan en kan er bij deze kwetsbare groep toe leiden dat zij niet meer zelfstandig durven pinnen en wantrouwend worden naar mensen die zich behulpzaam voordoen. Hierdoor worden zij beperkt in hun dagelijks functioneren. Verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven, maar zich kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van de verdachte gelet op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld. Wel is verdachte in 2010 in Frankrijk veroordeeld ter zake van vermogensfeiten.
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet met een andere straf worden volstaan dan met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal de eis van de officier van justitie volgen en aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De inhoud van de vorderingen
[benadeelde 1]
De vordering van [benadeelde 1] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 205,10, waarvan € 150,00 ter zake van immateriële schade en € 55,10 ter zake materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
[benadeelde 7]
De vordering van[benadeelde 7] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 2.129,60 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
9.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van [benadeelde 1] toe te wijzen tot € 150,- aan immateriële schade. De benadeelde partij [benadeelde 1] dient voor het materiële deel niet-ontvankelijk te worden verklaard nu dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde 7] niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien voor dat feit vrijspraak is geëist.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de feiten niet kunnen worden bewezen. Subsidiair heeft de verdediging aangegeven zich te kunnen vinden in het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot de benadeelde partij [benadeelde 1].
9.4
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 1]
De behandeling van de vordering van [benadeelde 1], levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 205,10 (tweehonderdvijf euro en tien eurocent), te weten
€ 150,00 aan immateriële schade en € 55,10 aan materiële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
[benadeelde 7]
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, is [benadeelde 7] in de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 7 maanden;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- beveelt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
Benadeelde partijen
-
vordering [benadeelde 1] (feit 1)
 veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 205,10, waarvan € 150,00 ter zake van immateriële schade en
€ 55,10 ter zake materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 21 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
 veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], € 205,10 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf het ontstaan van de schade, te weten 21 juni 2014;
 bepaalt dat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen, vervalt. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald;
-
vordering[benadeelde 7] (feit 2)
 verklaart de benadeelde partij[benadeelde 7] niet-ontvankelijk in haar vordering;
 bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 oktober 2014.
Mr. Bos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd (
na wijziging ter terechtzitting) dat
1.
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 22 februari 2014
tot en met 21 juni 2014 te Utrecht en/of Soest en/of Barneveld
en/of Bussum, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (telkens) heeft weggenomen
een (pin)pas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4]
en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 22 februari 2014
tot en met 21 juni 2014 te Utrecht en/of Soest en/of Barneveld en/of
Hoevelaken
en/of Bussum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in
Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een
pinautoma(a)t(en) en/of een winkel heeft weggenomen (een) geldbedrag(en)
(meermalen van 1250 euro en/of 2900 euro) en/of een of meer kledingstuk(ken),
in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2]
en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5]
en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen geldbedrag(en)
en/of de kleding (telkens) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van een valse sleutel (te weten door middel van (een) gestolen en/of
verduisterde (pin)pas(sen) (op naam van voornoemde [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3]
en/of Van [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7]);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal, nummer PL0900-2014165717Z en A, B, C en D, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 358). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1], d.d. 21 juni 2014, p. 23.
3.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 1], d.d. 21 juni 2014, p. 24.
4.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], d.d. 22 juni 2014, p. 29.
5.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], d.d. 22 juni 2014, p. 30.
6.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], d.d. 22 juni 2014, p. 73.
7.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], d.d. 22 juni 2014, p. 74 en 75.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juni 2014, p. 31.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 21 juni 2014, p. 33.
10.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 2], d.d. 24 juni 2014, p. 123.
11.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 2], d.d. 24 juni 2014, p. 124.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 23 juni 2014, p. 8.
13.Het proces-verbaal van relaas, d.d. 25 augustus 2014, p. 325.
14.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], d.d. 25 juni 2014, p. 117.
15.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], d.d. 4 juli 2014, p. 242.
16.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 3], d.d. 31 maart 2014, p. 136.
17.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 3], d.d. 7 april 2014, p. 146.
18.Het proces-verbaal, d.d. 25 juni 2014, p. 128.
19.Het proces-verbaal, d.d. 25 juni 2014, p. 130.
20.Het proces-verbaal, d.d. 25 juni 2014, p. 131.
21.Het proces-verbaal, d.d. 25 juni 2014, p. 132.
22.Het proces-verbaal, d.d. 25 juni 2014, p. 133.
23.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], d.d. 3 juli 2014, p. 235.
24.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 4], d.d. 29 maart 2014, p. 170.
25.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [benadeelde 4], d.d. 29 maart 2014, p. 171.
26.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], d.d. 3 juli 2014, p. 234.