ECLI:NL:RBMNE:2014:7383

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2014
Publicatiedatum
13 februari 2015
Zaaknummer
16-661608-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overval met bedreiging en diefstal

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 oktober 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een gewapende overval op 14 februari 2009. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 24 september 2014 heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.J. Lieftink. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend, wat leidde tot een bewijsvoering op basis van de aangifte van het slachtoffer en de bekennende verklaring van de verdachte.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op de genoemde datum, onder bedreiging met een mes, het slachtoffer heeft gedwongen tot het pinnen van een geldbedrag van 250 euro. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en opname in een forensische instelling.

De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding van € 2.250,- gevorderd, welke door de rechtbank volledig werd toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan in het belang van de rechtsgang en ter bescherming van de slachtoffers van geweldsmisdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661608-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 oktober 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Nieuwegein” te Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.J. Lieftink, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 februari 2009 een diefstal met geweld heeft gepleegd op [slachtoffer], dan wel voornoemde [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag;
en/of
op 14 februari 2009 [slachtoffer] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht de ten laste gelegde diefstal met geweld en de wederrechtelijke vrijheidsberoving wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij het geld zelf heeft gepakt, kan afpersing niet bewezen worden verklaard, omdat geen sprake is geweest van afgifte van het geld door het slachtoffer.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in de bewezenverklaring zoals die door de officier van justitie naar voren is gebracht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met geweld en de wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer], d.d. 14 februari 2009; [2]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2014.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 14 februari 2009 te Den Dolder en/of te Zeist, gemeente Zeist,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrag van 250 euro, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte:
- onverhoeds aan de bijrijderszijde van de auto van die [slachtoffer] is ingestapt en
- vervolgens een mes heeft gericht op die [slachtoffer] en een mes op die [slachtoffer] gericht bleef houden en
- naast die [slachtoffer] in de auto is gaan zitten en
- de deur van die auto dicht heeft gedaan en
- toen die [slachtoffer] vervolgens is gaan rijden, een mes op de borstkas van die [slachtoffer] heeft gericht en gericht heeft gehouden en
- daarbij tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: 'ik wil geld, ik wil nu geld' en 'rijden nu rijden' en 'doorrijden, doorrijden' en 'zet hem voor, zet hem voor' en '2000, 2000' en
- op het toetsenbord van de pinautomaat heeft gedrukt tot er geld uit kwam en
- vervolgens het geld dat uit de pinautomaat kwam (een bedrag van 250 euro) heeft gepakt;
en
op 14 februari 2009 te Den Dolder en/of te Zeist, gemeente Zeist,
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/is hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk:
- onverhoeds aan de bijrijderszijde van de auto van die [slachtoffer] ingestapt en
- vervolgens een mes gericht op die [slachtoffer] en een mes op die [slachtoffer] gericht gehouden en
- naast die [slachtoffer] in de auto gaan zitten en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "ik wil geld, ik wil nu geld" en/of 'rijden nu rijden' en 'doorrijden, doorrijden' en
- de deur van die auto dicht gedaan en
- toen die [slachtoffer] vervolgens is gaan rijden, een mes op de borstkas van die [slachtoffer] gericht en gericht gehouden en
- tegen die [slachtoffer] gezegd welke route ze moest volgen en haar daarbij bedreigd met een mes.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd aan voornoemde proeftijd de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: reclasseringstoezicht en opname in FPA Roosenburg of een soortgelijke instelling.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het van groot belang is dat verdachte zo spoedig mogelijk met de klinische behandeling kan starten. De verdediging heeft erop gewezen dat verdachte vanaf 15 oktober 2014 terecht kan bij FPA Roosenburg. Wanneer de rechtbank rekening houdt met een nog openstaande gevangenisstraf van 16 dagen, dan kan worden volstaan met het opleggen van een straf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. Verdachte zou dan meteen na zijn detentie kunnen beginnen met de klinische behandeling. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zoveel mogelijk te beperken en de proeftijd vast te stellen op drie jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is bij een willekeurig persoon in de auto gestapt en heeft deze persoon onder bedreiging van een groot mes naar een pinautomaat laten rijden en 250 euro laten pinnen. Verdachte is vervolgens met dit gepinde geldbedrag weggevlucht.
Het is algemeen bekend dat dit soort strafbare feiten heel veel impact hebben op slachtoffers en het gevoel van veiligheid enorm aantasten. Het slachtoffer heeft in haar eigen auto enige tijd doorgebracht met een persoon die zij niet kende, die onberekenbaar op haar overkwam en haar bedreigde met een groot mes. Op deze momenten heeft het slachtoffer doodsangsten uitgestaan. Dit blijkt niet alleen uit haar aangifte die zij in 2009 heeft gedaan, maar ook uit de slachtofferverklaring die door haar ruim 5 jaar na het incident is opgesteld. Zij geeft daarin aan dat zij haar gevoel voor veiligheid nog steeds niet terug heeft en nog steeds bang is om alleen te reizen. Verdachte is degene die verantwoordelijk moet worden gehouden voor de ingrijpende gevolgen die dit voorval voor het slachtoffer heeft gehad en nog steeds heeft.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 juli 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank gelet op een over verdachte opgemaakt reclasseringsrapport van 1 augustus 2014, waarin wordt geadviseerd aan verdachte als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een klinische behandeling en medewerking aan een schuldhulpverleningstraject op te leggen.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat hij zichzelf bij de politie heeft gemeld en volledige openheid van zaken heeft gegeven over het door hem gepleegde delict. De rechtbank merkt daarbij wel op dat, op het moment dat verdachte zich meldde, het slachtoffer al 5 jaar lang last had van de impact van het voorval op haar dagelijkse leven.
De rechtbank neemt in het voordeel van verdachte ook mee dat hij probleeminzicht heeft en zich gemotiveerd toont aan zijn problemen te willen werken.
Gelet op de ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank echter met geen andere straf worden volstaan dan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van deze gevangenisstraf neemt de rechtbank nadrukkelijk in aanmerking dat verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden voor de duur van maximaal een jaar klinisch kan worden opgenomen.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie, de duur van de proeftijd vaststellen op 3 jaren. Gelet op de intensieve en langdurige behandeling die verdachte zal krijgen, is het van belang dat na deze behandeling voldoende tijd rest om te zien wat het effect ervan is geweest.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De inhoud van de vorderingen
De vordering van [slachtoffer] strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 2.250,-, waarvan € 250,- aan materiële en € 2.000 aan immateriële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
9.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, met toewijzing van de executiekosten en de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat verdachte bereid is het gevorderde bedrag aan de benadeelde te voldoen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van [slachtoffer] levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.250,- (tweeduizendtweehonderdvijftig euro), te weten € 2.000,- aan immateriële schade en € 250,- aan materiële schade. De vordering kan dan ook in haar geheel worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 55, 63, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd (een van) de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich, binnen twee werkdagen volgend op de datum van zijn invrijheidstelling, meldt bij Reclassering Victas (A.B.C.-straat 5, 3512 PX Utrecht) en zich hierna meldt zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich zal laten opnemen bij FPA Roosenburg of een soortgelijke instelling en zal meewerken aan een klinische behandeling (mede gericht op drugsgebruik) gedurende maximaal één jaar, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
* dat verdachte zal meewerken aan een schuldhulpverleningstraject;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 2.250,- (tweeduizendtweehonderdvijftig euro), bestaande uit € 2.000,- (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade en € 250,- (tweehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] € 2.250,- (tweeduizendtweehonderdvijftig euro) te betalen, bij niet betaling te vervangen door 32 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 14 februari 2009;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. J. Ebbens en G.A. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 oktober 2014.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 14 februari 2009 te Den Dolder en/of te Zeist, gemeente Zeist,
althans in het arrondissement Utrecht
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bedrag
van 250 euro, althans een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van een bedrag van 250 euro, althans een geldbedrag, geheel of tele
toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij
verdachte:
-onverhoeds aan de bijrijderszijde van de auto van die [slachtoffer] is ingestapt en/of
-(vervolgens) (daarbij) een mes heeft gericht op die [slachtoffer] en/of een mes op die
[slachtoffer] gericht bleef houden en/of
-naast die [slachtoffer] in de auto is gaan zitten en/of
-(vervolgens) de deur van die auto dicht heeft gedaan en/of
-toen die [slachtoffer] vervolgens is gaan rijden, een mes op (de borstkas van) die
[slachtoffer] heeft gericht en/of gericht heeft gehouden en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: 'ik wil geld, ik wil nu geld' en/of
'rijden nu rijden' en/of 'doorrijden, doorrijden' en/of 'zet hem voor, zet hem
voor' en/of '2000, 2000' althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-toen die [slachtoffer] ging pinnen, een mes onder zijn jas heeft gehouden en heeft
gericht op die [slachtoffer], althans een beweging heeft gemaakt in de richting van die
[slachtoffer] alsof hij het mes bij zich had en/of
-op het toestenbord van de pinautomaat heeft gedrukt tot er geld uit kwam en/of
-(vervolgens) het geld dat uit de pinautomaat kwam (een bedrag van 250 euro)
heeft gepakt;
en/of
hij op of omstreeks 14 februari 2009 te Den Dolder en/of te Zeist, gemeente Zeist,
althans in het arrondissement Utrecht
opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden, immers heeft/is hij, verdachte, toen daar opzettelijk
wederrechtelijk:
-onverhoeds aan de bijrijderszijde van de auto van die [slachtoffer] ingestapt en/of
-(vervolgens) (daarbij) een mes gericht op die [slachtoffer] en/of een mes op die [slachtoffer]
gericht houden en/of
-naast die [slachtoffer] in de auto gaan zitten en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "ik wil geld, ik wil nu geld" en/of 'rijden nu
rijden'en/of 'doorrijden, doorrijden' althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of
-(vervolgens) de deur van die auto dicht gedaan en/of
-toen die [slachtoffer] vervolgens is gaan rijden, een mes op (de borstkas van) die
[slachtoffer] gericht en/of gericht gehouden en/of
-tegen die [slachtoffer] gezegd welke route ze moest volgen en/of haar (daarbij)
bedreigd met een mes;
art 317 Wetboek van Strafrecht
art 282 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal (onderzoek 092Dolder), nummer 2014162902 en 2014162902B, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 80). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 48 tot en met 52.