2.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op grond van de navolgende feiten en omstandigheden die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend.
De rechtbank gebruikt als grondslag voor de schatting van de hoogte van dit wederrechtelijk voordeel het onder 1 genoemde rapport.
De handel in softdrugs
[veroordeelde] heeft op 25 juni 2013 bij de politie verklaard dat zij sinds januari 2013 in softdrugs handelt. [veroordeelde] heeft verder verklaard dat de telefoon met het nummer [telefoonnummer] van haar is.
De periode
Door getuigen is verklaard dat zij het nummer [telefoonnummer] belden om wiet te bestellen. Volgens historische printgegevens wordt dit nummer voor het eerst actief op 22 augustus 2012 en is dit nummer vanaf 24 oktober 2012 zeer actief.
Uit de historische printgegevens van voornoemd nummer blijkt dat dit nummer op 24 oktober 2012 voor het eerst contact heeft met het telefoonnummer dat in gebruik is bij [getuige 1].[getuige 1] heeft verklaard dat hij zijn wiet bij [veroordeelde] kocht en dat [veroordeelde] voor Sinterklaas 2012 is begonnen met het verkopen van wiet.
Verder blijkt uit de historische printgegevens dat het nummer [telefoonnummer] op 18 november 2012 voor het eerst contact heeft gehad met het nummer dat in gebruik is bij [getuige 2].[getuige 2] heeft op 30 mei 2013 verklaard dat hij wiet bestelde door telefonisch contact op te nemen met [veroordeelde]. [getuige 2] geeft aan dat het kan kloppen dat hij [veroordeelde] voor het eerst heeft gebeld in november 2012.
Op basis van de historische gegevens van de ‘handelstelefoon’ en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] acht de rechtbank het aannemelijk dat [veroordeelde] op 24 oktober 2012 is begonnen met haar handel in wiet. De rechtbank zal voor de periode van 24 oktober 2012 tot 1 januari 2013 uitgaan van een zogenoemde opbouwfase. De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel in deze periode op 1/3 van het gemiddelde voordeel dat [veroordeelde] in de periode van 1 januari 2013 tot 21 mei 2013 heeft genoten.
De omzet in de periode 1 januari 2013 tot en met 20 mei 2013
De omzet van [veroordeelde] over de periode van 1 januari 2013 tot en met 11 mei 2013 is gebaseerd op het bij [veroordeelde] aangetroffen kasboek. [veroordeelde] heeft verklaard dat dit kasboek haar omzet weergeeft.Daarnaast wordt de betrouwbaarheid van dit kasboek bevestigd door andere bij [veroordeelde] aangetroffen bescheiden.
De rechtbank zal dan ook uitgaan van de omzet die in dit kasboek staat vermeld. Daaruit blijkt het volgende:
Omzet januari 2013: € 8.502,50
Omzet februari 2013: € 8.689,13
Omzet maart 2013: € 10.178,53
Omzet april 2013: € 9.027,70
Omzet mei 2013 (t/m 11 mei 2013): € 4.076,80
Totaal: € 40.474,66
De periode van 1 januari 2013 tot en met 11 mei 2013 beslaat 131 dagen. [veroordeelde] heeft in deze periode een gemiddelde dagomzet gehad van (€ 40.474,66 / 131) € 308,97. Aangezien [veroordeelde] op 21 mei 2013 is aangehouden, zal de rechtbank als einddatum 20 mei 2013 nemen. [veroordeelde] heeft vanaf 1 januari 2013 tot en met 20 mei 2013 (140 dagen) een totale omzet gehad van (140 x € 308,97) € 43.255,80.
De kosten
Uit het kasboek van [veroordeelde] blijkt dat zij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 18 mei 2013 kosten heeft gemaakt ten bedrage van € 19.402,04 (exclusief benzinekosten). De gemiddelde kosten per dag bedragen (€ 19.402,04 / 138 dagen) € 140,59.
Uit de bankafschriften over april 2013 blijkt dat [veroordeelde] in deze maand € 515,81 benzinekosten heeft gehad. Aangezien [veroordeelde] heeft verklaard haar auto ook privé te gebruiken, maar niet heeft willen verklaren wat de afleverkosten voor de wiethandel waren, gaat de rechtbank ervan uit dat de helft van de benzinekosten betrekking had op de handel in wiet. De in deze zaak relevante benzinekosten bedragen dan (€ 515,81 / 2) € 257,91 per maand en (€ 257,91 / 30 dagen) € 8,60 per dag.
Gelet op het voorgaande kunnen de totale kosten per dag worden geschat op (€ 140,59 +
€ 8,60) € 149,19.
De raadsman heeft betoogd dat rekening gehouden dient te worden met de bij [veroordeelde] in beslag genomen handelsvoorraad die een waarde heeft van ongeveer € 15.000,-. De rechtbank kan zich niet met voornoemd standpunt verenigen en is van oordeel dat deze kosten voor eigen rekening van [veroordeelde] dienen te komen nu deze kosten niet zijn gemaakt voor de handel in de periode tot 21 mei 2013.
De winst over de periode 1 januari 2013 tot en met 20 mei 2013
De totale kosten in de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 mei 2013 kunnen worden geschat op (€ 149,19 x 140 dagen) € 20.886,60. De netto winst van [veroordeelde] komt dan neer op (€ 43.255,80 - € 20.886,60) € 22.369,20.
De winst over de periode 24-10-2012 – 1-1-2013
In de periode van 1 januari 2013 tot en met 20 mei 2013 heeft [veroordeelde] een netto winst gehad van (€ 22.369,20 / 140 dagen) € 159,78.
De periode van 24 oktober 2012 tot 1 januari 2013 beslaat 69 dagen. In die periode zou [veroordeelde] gelet op het voorgaande een totale winst kunnen hebben gehad van (€ 159,78 x 69 dagen) € 11.024,82. De rechtbank gaat voor deze periode echter uit van een opbouwfase en schat de winst van [veroordeelde] op 1/3 van de winst die zij in 2013 had. Daarmee komt de geschatte winst over de periode van 24 oktober 2012 tot 1 januari 2013 uit op (€ 11.024,82 / 3) € 3.674,94.
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank schat gelet op de voorgaande berekening het door [veroordeelde] in totaal wederrechtelijk verkregen voordeel in de periode van 24 oktober 2012 tot en met 20 mei 2013 op (€ 22.369,20 + € 3.674,94) € 26.044,14.
De opbrengsten die de veroordeelde heeft verworven met het door haar gepleegde feit komen, gelet op het voorgaande, op een totaalbedrag van € 26.044,14. De rechtbank stelt het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel vast op voornoemd bedrag.
Draagkracht
Uit het onderzoek ter zitting is niet aannemelijk geworden dat de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van de veroordeelde niet toereikend zullen zijn om voormeld bedrag te voldoen. De rechtbank ziet dan ook geen reden het bovengenoemde bedrag te matigen.