In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 24 december 2014, staat de vergoeding van bemoeizorg vanuit een zorgverzekeringsovereenkomst centraal. Eiseres AnderZorg N.V., rechtsopvolger van de onderlinge waarborgmaatschappij AnderZorg U.A., heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon is verschenen. De procedure volgde op een tussenvonnis van 27 augustus 2014, waaruit blijkt dat gedaagde niet meer heeft gereageerd op de akte van AnderZorg.
AnderZorg stelt dat het bindend advies van de Geschillencommissie Zorgverzekeringen niet als vertrekpunt kan dienen voor de beslissing in deze procedure. De kantonrechter oordeelt dat AnderZorg op goede gronden de nota van Stichting GGZ Centraal heeft vergoed ten laste van de zorgverzekeringsovereenkomst met gedaagde. De discussie betreft de vraag of gedaagde eigen risico is verschuldigd voor de verleende zorg. De kantonrechter concludeert dat de verleende hulp kan worden aangemerkt als bemoeizorg, die onder de Zorgverzekeringswet valt.
De kantonrechter wijst erop dat de Regeling Zorgverzekering in 2012 bepaalt dat er geen eigen bijdrage verschuldigd is voor geestelijke gezondheidszorg die onderdeel uitmaakt van bemoeizorg. AnderZorg heeft terecht de kosten van de zorg vergoed en gedaagde is eigen risico verschuldigd. De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 115,44 aan eigen risico toe, samen met de onbetwist gebleven rente. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat deze voldoen aan de eisen van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Uiteindelijk wordt de vordering van AnderZorg integraal toegewezen en wordt gedaagde veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat gedaagde het bedrag onmiddellijk moet betalen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.