ECLI:NL:RBMNE:2014:7343
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing vordering uitstel voorwaardelijke invrijheidstelling na onttrekking aan detentie
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 november 2014 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1963 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, had zich onttrokken aan zijn detentie. De rechtbank heeft gelet op verschillende stukken, waaronder een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en een V.I. advies van de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, waaruit blijkt dat de veroordeelde op 7 augustus 2014 niet op zijn werk is verschenen en sindsdien geen contact meer heeft gehad met de autoriteiten.
Tijdens de zitting op 24 oktober 2014 zijn de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde in een open kamp zat en dat hij een verkeerde keuze had gemaakt door zich aan zijn detentie te onttrekken. De rechtbank oordeelde echter dat de vordering van het openbaar ministerie ontvankelijk was en dat de veroordeelde zich op verschillende momenten had onttrokken aan zijn detentie, waaronder bij een verkeerscontrole op 11 september 2014.
De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde er alles aan had gedaan om uit handen van de politie te blijven en dat hij niet van plan was zich te melden. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen voor een periode van 120 dagen, zonder dat een exact tijdstip voor de vrijlating kon worden vastgesteld. De beslissing is genomen op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.